ECLI:NL:RBROT:2023:4694

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
10343844 CV EXPL 23-5242
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstek in huurachterstand en aansprakelijkheid van hoofdhuurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen EREIP (NL) PROPCO B.V. en twee gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02]. De eiseres, EREIP (NL) PROPCO B.V., had een huurovereenkomst gesloten met de gedaagden voor een bedrijfsruimte, maar de gedaagden zijn in gebreke gebleven met hun huurbetalingen. De huurovereenkomst was aangegaan voor een periode van twee jaar, met een aanvangshuurprijs van € 3.146,00 per maand. De gedaagden zijn niet verschenen op de zitting, waardoor verstek is verleend tegen [gedaagde01]. De eiseres vorderde een totaalbedrag van € 23.378,22, bestaande uit huurachterstand, contractuele rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de huurachterstand, en heeft de vordering van de eiseres toegewezen, met uitzondering van de gevorderde contractuele rente, die werd afgewezen omdat de huurovereenkomst per 30 juni 2022 was beëindigd. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 22.044,08 aan huurachterstand, rente en buitengerechtelijke kosten, en hen hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10343844 \ CV EXPL 23-5342
datum uitspraak: 19 mei 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
EREIP (NL) PROPCO B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer namens Karreman Gerechtsdeurwaarders en Juristen te Apeldoorn,
tegen

1..[gedaagde01] , die handelt onder de naam [handelsnaam01] ,

woonplaats: [woonplaats01] ,
die niet is verschenen,
2. [gedaagde02], die handelt onder de naam [handelsnaam02] ,
woonplaats: [woonplaats02] ,
gemachtigde: mr. P. Deul te Amsterdam,
gedaagden.
Partijen worden hierna ‘Propco’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 24 maart 2023, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de brief van 4 april 2023 van mr. Deul;
  • de rolbeslissing van 14 april 2023;
  • de brief van 21 april 2023 van mr. Hamer, met aanvullende bijlagen.
1.2.
Op 2 mei 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens eiseres [naam01] , asset manager bij Propco, bijgestaan door mr. Hamer, en [gedaagde02] , bijgestaan door mr. Deul. [gedaagde01] is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen, terwijl van hem (of zijn gemachtigde) ook geen bericht van verhindering is ontvangen.

2..De feiten

2.1.
Propco als verhuurster en [gedaagde01] en [gedaagde02] als huurders zijn met ingang van 1 juli 2020 een huurovereenkomst met betrekking tot de bedrijfsruimte aan de [adres01] te [plaats01] overeengekomen voor de duur van twee jaar en tegen een aanvangshuurprijs van € 3.146,00 per maand inclusief omzetbelasting.
2.2.
De huurovereenkomst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
1 HET GEHUURDE, BESTEMMING
(…)
1.2
Het Gehuurde zal door of vanwege Huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte ten behoeve van het geven van personal training op het gebied van fitness. (…)

3..DUUR, VERLENGING EN OPZEGGING

3.1
Deze huurovereenkomst gaat in op 1 juli 2020 (hierna te noemen 'Ingangsdatum') en is aangegaan voor een periode van 2 (twee) jaar en loopt tot en met 30 juni 2022.
3.2
Na het verstrijken van de in artikel 3.1 genoemde periode wordt deze huurovereenkomst behoudens beëindiging van deze huurovereenkomst door opzegging door één der partijen in overeenstemming met artikelen 3.3 en 3.4 voortgezet voor een aansluitende periode van 3 (drie) jaar, derhalve tot en met 30 juni 2025.
Deze huurovereenkomst wordt vervolgens voortgezet voor aansluitende perioden van telkens 5 (vijf) jaar.
(…)
11 BIJZONDERE BEPALINGEN
(…)
Betalingen
11.51
Het in artikel 23.2 van de Algemene bepalingen genoemde minimumbedrag komt te vervallen. In de plaats daarvan geldt een minimum bedrag van € 500,00 per maand. De laatste zin van artikel 23.2 van de Algemene bepalingen is niet van toepassing.
(…)
Facturatie
11.63
Verhuurder zal zowel [handelsnaam02] en [handelsnaam01] voor 50% van het gehuurde factureren.
[handelsnaam02] en [handelsnaam01] zullen ieder hoofdelijk aansprakelijk zijn voor nakoming van de
verbintenissen die voortvloeien uit deze Huurovereenkomst (inclusief maar niet gelimiteerd tot de betalingsverplichting
(…)
Bestemming
11.65
Huurder is zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van eventueel de benodigde Toestemmingen en/of eventuele vergunningen vanuit overheidswege ten behoeve van het door huurder beoogde gebruik. Het niet verkrijgen van de benodigde toestemming en/of vergunningen zal niet leiden tot ontbinding van onderhavige huurovereenkomst.
(…)”
2.3.
Op grond van de huurovereenkomst zijn [gedaagde01] en [gedaagde02] een maandelijkse huur bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.4.
De op de huurovereenkomst van toepassing zijnde algemene bepalingen luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
(Overheids)voorschriften en vergunningen
4.1
Zowel op als na ingangsdatum als bedoeld in artikel 3.1 van de huurovereenkomst is Verhuurder verantwoordelijk voor het verkrijgen en behouden van de vereiste vergunningen, ontheffingen en toestemmingen die benodigd zijn voor het gebruik van het gehuurde zoals genoemd in artikel 1.1 van de huurovereenkomst, onverminderd het bepaalde in artikel 4.4 en 4.5.
(…)
4.3
Zowel bij als na het aangaan van de huurovereenkomst is Huurder verantwoordelijk voor het verkrijgen en het behouden van alle overige vereiste, niet onder artikel 4.1 vallende vergunningen, ontheffingen en toestemmingen die benodigd zijn voor het gebruik van het gehuurde in overeenstemming met de in artikel 1.2 van de huurovereenkomst overeengekomen bestemming die Huurder daaraan moet geven. (…)
4.4
Weigering of intrekking van een vergunning, ontheffing of toestemming als bedoeld in artikel 4.3 levert geen gebrek op, tenzij voornoemde weigering of intrekking het gevolg is van een doen of nalaten van Verhuurder.
(…)
Betalingen
(…)
23.2
Telkens indien een uit hoofde van de huurovereenkomst door Huurder verschuldigd bedrag niet prompt op de vervaldag is voldaan, verbeurt Huurder aan Verhuurder van rechtswege per kalendermaand vanaf de vervaldag van dat bedrag een direct opeisbare boete van 1% van het verschuldigde per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300 per maand. De hiervoor bedoelde boete(rente) is niet verschuldigd indien Huurder voor de in artikel 23.1 genoemde vervaldatum per aangetekende brief een gemotiveerde vordering bij Verhuurder heeft ingediend en Verhuurder binnen 4 weken na ontvangst van deze brief inhoudelijk daarop niet heeft gereageerd.
(…)
Hoofdelijkheid
25.1
Indien verscheidene (natuurlijke of rechts-)personen zich als Huurder hebben verbonden, zijn deze steeds hoofdelijk en ieder voor het geheel jegens Verhuurder aansprakelijk voor alle uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen.
(…)”
2.5.
Op 5 juli 2022 hebben partijen een beëindigingsovereenkomst c.q. vaststellings-overeenkomst gesloten die, voor zover hier van belang, als volgt luidt:

NEMEN HET VOLGENDE IN AANMERKING
(…)
B. Gemeente Rotterdam heeft Verhuurder een last onder dwangsom opgelegd. Een kopie van de brief d.d. 22 april 2022 Is als bijiage2 bijgevoegd. Volgens de Gemeente Rotterdam gebruikt Huurder het Gehuurde In Strijd met het vigerende bestemmingsplan;
C. Op grond van de Huurovereenkomst, waaronder artikel 11.65, is Huurder verantwoordelijk voor het verkrijgen van eventuele benodigde toestemmingen en /of vergunningen van overheidswege ten behoeve van het door Huurder beoogde gebruik;
D. Op grond van art. 25.1 van de op de Huurovereenkomst van toepassing verklaarde algemene bepalingen zijn [gedaagde02] en [gedaagde01] hoofdelijk aansprakelijk jegens Verhuurder;
E. Als gevolg van het bovenstaande, ter beëindiging van het strijdige gebruik door Huurder, vermijding van het opeisbaar worden van dwangsommen door de Gemeente Rotterdam, vermijding van verdere acties door de Gemeente Rotterdam jegens Verhuurder en Huurder, alsmede ter voorkoming van juridische actie(s) door Verhuurder jegens Huurder, zijn Partijen in onderhandeling getreden om op een minnelijke wijze tot een beëindiging van de Huurovereenkomst te komen;
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT
Artikel 1 – Beëindiging huurovereenkomst
1.1
De Huurovereenkomst eindigt met wederzijds goedvinden op 30 juni 2022 (hierna: de "Einddatum").
(…)
Artikel 3 – Huurachterstand
3.1
Verhuurder heeft opeisbaar een bedrag van Huurder te vorderen uit hoofde van de Huurovereenkomst van in hoofdsom € 29,856,94 (stand 31 mei 2022) (hierna. De "Betalingsachterstand "). Huurder erkent dat zij de Betalingsachterstand is verschuldigd aan Verhuurder. Huurder voldoet de Betalingsachterstand uiterlijk op de Einddatum aan Verhuurder.
De Verhuurder en de Huurder hebben hun paraaf gezet onder deze bepaling.
(…)
Artikel 5 – Finale kwijting en servicekosten
5.1
Na correcte en, tijdige uitvoering van deze Overeenkomst en de Huurovereenkomst verlenen Partijen elkaar, behoudens de in 5.2 genoemde afrekening servicekosten, algehele en finale kwijting ten aanzien van de verplichtingen voortvloeiende uit de Huurovereenkomst en deze Overeenkomst.
(…)”
[gedaagde01] en [gedaagde02] hebben ieder afzonderlijk getekend op 30 juni 2022, waarbij [gedaagde02] de volgende opmerking heeft toegevoegd: ‘
onder dwang getekend, mijn gedeelte van de huur is betaald’. De (voormalig) gemachtigde van Propco heeft getekend op 5 juli 2022.
2.6.
Op 11 juli 2022 heeft [gedaagde02] per e-mail de (voormalig) gemachtigde van Propco verzocht hem te vrijwaren en finale kwijting te verlenen en om [gedaagde01] als hoofdschuldenaar voor de gehele openstaande schuld aan te merken.
2.7.
In reactie op het in 2.6 genoemde verzoek heeft de (voormalig) gemachtigde van Propco [gedaagde02] per e-mail van 12 juli 2022 bericht niet wordt voldaan aan zijn verzoek.
2.8.
Per brieven van 17 november 2022 en van 23 januari 2023 heeft de gemachtigde van Propco [gedaagde01] en [gedaagde02] afzonderlijk gesommeerd tot betaling van een totaalbedrag van € 23.639,14 respectievelijk € 23.727,24 aan huurachterstand, inclusief kosten en contractuele rente.
2.9.
In de periode van 22 november 2022 tot en met 26 januari 2023 heeft [gedaagde01] met de gemachtigde van Propco gecorrespondeerd over een betalingsregeling.
2.10.
Per brief van 3 januari 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagde02] aan Propco te kennen gegeven tussen Propco en [gedaagde01] een afspraak is gemaakt dat [gedaagde01] het openstaande verschuldigde bedrag in zijn geheel zou voldoen en dat [gedaagde02] aan zijn betalingsverplichtingen jegens Propco heeft voldaan. Verzocht is om [gedaagde02] uit het systeem te verwijderen en verdere correspondentie met [gedaagde01] te laten plaatsvinden.
2.11.
Per brief van 12 januari 2023 heeft de gemachtigde van Propco aan de gemachtigde van [gedaagde02] te kennen gegeven dat tussen Propco en [gedaagde01] geen afspraken zijn gemaakt die [gedaagde02] vrijwaren. Volgens Propco zijn zowel [gedaagde02] als [gedaagde01] hoofdelijk aansprakelijk voor de vordering op grond van de huurovereenkomst.
2.12.
Per brief van 1 maart 2023 heeft de gemachtigde van Propco aan [gedaagde01] de tussen hen gemaakte betalingsregeling vermeld. De betalingsachterstand bedraagt op dat moment € 24.021,46, te verhogen met eventuele rente en kosten. Er is een betalingsregeling van € 500,00 per maand overeengekomen met ingang van 5 maart 2023 en voor de duur van drie maanden.

3..Het geschil

3.1.
Propco eist samengevat:
  • [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk te veroordelen aan haar te betalen € 23.378,22 met contractuele rente van € 500,00 per maand vanaf 30 januari 2023 tot de dag van algehele voldoening;
  • [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 17.854,00, rente van € 3.000,00 (berekend tot januari 2023) en buitengerechtelijke kosten van € 2.524,22.
3.2.
Propco baseert haar eis op het volgende. [gedaagde01] en [gedaagde02] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun betalingsverplichtingen uit hoofde van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst. Op grond van artikel 11.63 onder D van de huurovereenkomst en artikel 25.1 van de algemene bepalingen zijn [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk aansprakelijk. De huurachterstand bedraagt in totaal € 17.854,00. Omdat betaling ondanks sommatie daartoe is uitgebleven, heeft Propco haar vordering ter incasso uit handen moeten geven en zijn buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. De daaraan verbonden kosten van € 2.524,22 inclusief btw komen op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b en c jo. lid 5 BW voor rekening van [gedaagde01] en [gedaagde02] . Daarnaast dienen [gedaagde01] en [gedaagde02] een bedrag van € 3.000,00 aan contractuele rente te betalen, berekend tot januari 2023, en vanaf januari 2023 € 500,00 per maand. Ten slotte zijn [gedaagde01] en [gedaagde02] de proceskosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde02] is het niet eens met de eis en concludeert i) tot afwijzing van de vorderingen en/of tot wijziging daarvan, in die zin dat [gedaagde01] wordt aangemerkt als schuldenaar en veroordeeld tot betaling van de huurachterstand van (thans) € 24.021,46, ii) tot correctie van de contractuele rente, en iii) tot veroordeling van [gedaagde01] in de proceskosten.
3.4.
[gedaagde02] voert daartoe het volgende aan. [gedaagde01] en [gedaagde02] zijn vanaf het begin overeengekomen dat zij ieder de helft van de huurtermijnen direct aan Propco zouden voldoen. [gedaagde02] heeft zich gedurende de gehele huurperiode gehouden aan zijn betalingsverplichtingen jegens Propco. Hij heeft zich dan ook gedragen als van een goed huurder mag worden verwacht (artikel 7:213 BW). Volgens [gedaagde02] had Propco hem in een eerdere fase op de hoogte moeten stellen van de ontstane huurachterstand en niet pas bij de beëindiging van de huurovereenkomst. Wellicht was het bij een eerdere kennisgeving mogelijk geweest om de huurachterstand in te lopen of [gedaagde01] te bewegen om tot algehele betaling over te gaan. De handelwijze van [gedaagde02] heeft aan de zijde van [gedaagde02] financiële schade veroorzaakt. Verder dient de contractuele rente van € 3.000,00 gecorrigeerd en/of verwijderd te worden omdat deze aanzienlijk minder hoog was geweest en/of nul zou bedragen als Propco [gedaagde02] bijtijds op de hoogte had gesteld van de ontstane en/of oplopende huurbetalingsachterstand, aldus [gedaagde02] . Daarnaast voert [gedaagde02] aan dat naar maatstaven van redelijkheid en zorgvuldigheid ervan uit mag worden gegaan dat Propco onderzoek heeft laten verrichten naar de vaststaande bestemming van het gehuurde en/of heeft zorggedragen voor de mogelijke vereiste vergunningen. Hoewel [gedaagde02] zich ervan bewust is dat hij samen met [gedaagde01] huurder is, acht hij het gelet op de gedragingen van [gedaagde01] en Propco niet rechtvaardig dat hij aansprakelijk wordt gesteld voor de door toedoen van [gedaagde01] ontstane huurachterstand.

4..De beoordeling

verstek tegen [gedaagde01]
4.1.
Bij rolbeslissing van 14 april 2023 is tegen [gedaagde01] verstek verleend. In die rolbeslissing staat vermeld dat [gedaagde01] dit verstek, zolang geen eindvonnis is gewezen, kan zuiveren door (op de zitting van 2 mei 2023) alsnog in het geding te verschijnen.
4.2.
Vast staat dat [gedaagde01] niet op de zitting van 2 mei 2023 is verschenen en dat hij niet op de eis heeft gereageerd, zodat het verstek tegen [gedaagde01] (nog) niet gezuiverd is. Op grond van artikel 140 lid 3 RV wordt daarom nu tussen alle partijen één vonnis gewezen dat als vonnis op tegenspraak wordt beschouwd.
4.3.
De vordering ten aanzien van [gedaagde01] komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor en wordt dan ook toegewezen, met inachtneming van het volgende.
4.4.
Propco maakt aanspraak op buitengerechtelijke kosten van € 2.524,22. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat Propco voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassokosten zijn verricht. Hierbij wordt opgemerkt dat de sommatiebrief van 23 januari 2023 van de gemachtigde van Propco aan het juiste adres van [gedaagde01] is geadresseerd. Het gevorderde bedrag van € 2.524,22 aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten een bedrag van € 1.190,08.
4.5.
De mede over de hoofdsom, rente en buitengerechtelijke incassokosten gevorderde contractuele rente van € 500,00 per maand vanaf 30 januari 2023 wordt afgewezen. De huurovereenkomst is per 30 juni 2022 beëindigd, zodat geen grondslag meer bestaat voor deze gevorderde contractuele rente.
4.6.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde01] veroordeeld wordt tot betaling aan Propco van een totaalbedrag van € 22.044,08 (€ 17.854,00 aan huurachterstand + € 3.000,00 aan contractuele rente + € 1.190,08 aan buitengerechtelijke incassokosten).
de vordering tegen [gedaagde02]
4.7.
Met betrekking tot de vordering ten aanzien van [gedaagde02] wordt als volgt overwogen.
huurachterstand
4.8.
Propco heeft bij de bij brief van 21 april 2023 aanvullende bijlage 9 een actuele specificatie van de huurachterstand berekend tot en met juni 2022 in het geding gebracht. De huurachterstand van € 17.854,00 heeft [gedaagde02] niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van deze huurachterstand.
4.9.
De vraag die beantwoord moet worden is of [gedaagde02] gehouden is tot hoofdelijke betaling van de huurachterstand. De kantonrechter beantwoord die vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende. Vast staat dat de huurovereenkomst is aangegaan door zowel [gedaagde02] als [gedaagde01] . Met ondertekening van de huurovereenkomst heeft [gedaagde02] (en [gedaagde01] ) zich als huurder tegenover Propco hoofdelijk (ieder voor het geheel) verbonden om de betalingsverplichtingen uit hoofde van die overeenkomst tijdig en volledig na te komen (artikel 11.63 van de huurovereenkomst en artikel 25.1 van de algemene bepalingen (zie 2.2 en 2.4)). Dat [gedaagde02] zijn deel van de huurtermijnen, zoals hij dat met [gedaagde01] heeft afgesproken, aan Propco heeft voldaan, maakt niet dat hij tegenover Propco volledig aan zijn (hoofdelijke) betalingsverplichting heeft voldaan. Ook het standpunt van [gedaagde02] dat hij niet wist dat [gedaagde01] zijn deel van de huur niet betaalde, maakt niet dat hij niet (ook) hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling van de gehele huur aan Propco. De vordering tot veroordeling van [gedaagde02] tot betaling van € 17.854,00 aan huurachterstand wordt daarom toegewezen. Hierbij wordt opgemerkt dat [gedaagde02] op grond van de door hem gestelde afspraken tussen hem en [gedaagde01] het deel van de huur dat [gedaagde01] zou betalen eventueel op hem kan verhalen (artikel 6:10 BW).
contractuele rente
4.10.
Vast staat dat [gedaagde02] (en [gedaagde01] ) in december 2021 tot en met april 2022 en juni 2022 de huurtermijnen niet tijdig heeft voldaan, zodat de gevorderde contractuele rente van € 3.000,00 (€ 500,00 per maand) toewijsbaar is op grond van artikel 11.51 van de huurovereenkomst en artikel 23.2 van de algemene bepalingen.
buitengerechtelijke incassokosten
4.11.
Propco maakt ook aanspraak op buitengerechtelijke kosten van € 2.524,22. Datgene wat in 4.4 is overwogen over de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten geldt ook ten aanzien van [gedaagde02] . Hierbij wordt ook opgemerkt dat de sommatiebrief van 23 januari 2023 van de gemachtigde van Propco aan het juiste adres van [gedaagde02] is voldaan, zodat in deze Business to Business-situatie is voldaan aan de voorwaarde van het versturen van een kosteloze aanmaning. Het voorgaande betekent dat de buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen tot een bedrag van € 1.190,08.
contractuele rente over hoofdsom, rente en kosten
4.12.
De mede over de hoofdsom en rente gevorderde contractuele rente van € 500,00 per maand vanaf 30 januari 2023 wordt eveneens afgewezen, omdat de huurovereenkomst per 30 juni 2022 is beëindigd en geen grondslag meer bestaat voor deze gevorderde contractuele rente.
conclusie
4.13.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde02] een totaalbedrag van € 22.044,08 aan Propco verschuldigd is (€ 17.854,00 aan hoofdsom + € 3.000,00 aan contractuele rente + € 1.190,08 aan buitengerechtelijke incassokosten). [gedaagde02] zal daartoe hoofdelijk veroordeeld worden, zoals in de beslissing vermeld.
proceskosten
4.14.
[gedaagde01] en [gedaagde02] krijgen voor het grootste deel ongelijk. Zij moeten daarom hoofdelijk de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). Het wel en niet verschijnen van [gedaagde01] en [gedaagde02] vertaalt zich als volgt in de proceskostenveroordeling.
4.15.
[gedaagde01] en [gedaagde02] worden hoofdelijk veroordeeld in € 222,24 aan dagvaardings-kosten, € 1.384,00 aan griffierecht en € 529,00 aan het salaris voor de gemachtigde ten aanzien van de dagvaarding. Dit is totaal € 2.135,24.
4.16.
[gedaagde02] wordt daarnaast veroordeeld in de proceskosten van Propco die het gevolg zijn van het feit dat [gedaagde02] in rechte is verschenen. Dit bedrag wordt begroot op € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde ten aanzien van de mondelinge behandeling (1 punt x € 529,00).
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.17.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk om aan Propco te betalen € 22.044,08;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk in de proceskosten die aan de kant van Propco tot vandaag worden vastgesteld op € 2.135,24;
5.3.
veroordeelt [gedaagde02] in de proceskosten die aan de kant van Propco tot vandaag worden vastgesteld op € 529,00;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
[46009]