ECLI:NL:RBROT:2023:4697

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
ROT 22/3618
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam eiseres], vertegenwoordigd door mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven, en het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne, vertegenwoordigd door mr. N.J.H.M. Slaats. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen de weigering van een omgevingsvergunning die was aangevraagd door [persoon A]. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen direct belang had bij de aanvraag, omdat de aanvraag op naam van [persoon A] was ingediend en eiseres niet de directeur of enig aandeelhouder van de betrokken B.V. was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van vereenzelviging van belangen tussen eiseres en [persoon A]. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in een zakelijk of fundamenteel recht is geraakt door het besluit van het college. De rechtbank heeft de uitspraak onmiddellijk na de zitting gedaan, waarbij eiseres en haar gemachtigde zich hadden afgemeld. De rechtbank heeft de mogelijkheid van hoger beroep vermeld, waarbij partijen binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal een hogerberoepschrift kunnen indienen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/3618
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [vestigingsplaats]

(gemachtigde: mr. M.C.H. van de Sande-van de Ven),
en
het college van burgemeester en wethouders van Westvoorne, thans de gemeente Voorne aan Zee
(gemachtigde: mr. N.J.H.M. Slaats).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van het college van 23 juni 2022 op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het college. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op de zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Inleiding

1. Het college heeft met het besluit van 9 februari 2022 de aanvraag om omgevingsvergunning van [persoon A] geweigerd (primaire besluit). De aanvraag ziet op het plaatsen van een tijdelijke woonunit voor een periode van drie jaar op het perceel [adres] in [plaats] . Met het bestreden besluit van 23 juni 2022 op het bezwaar van [naam eiseres] heeft het college het bezwaar van [naam eiseres] tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar van [naam eiseres] . De rechtbank beoordeelt niet de inhoudelijke beroepsgronden die [naam eiseres] heeft aangevoerd over de weigering van de omgevingsvergunning.
Heeft [naam eiseres] nog procesbelang?
3. Met het besluit van 26 september 2022 is aan [persoon A] een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een tijdelijke woning op het perceel [adres] in [plaats] . Het college voert aan dat [naam eiseres] geen procesbelang heeft.
3.1.
Gelet op de omstandigheid dat [naam eiseres] wegens het niet verschijnen op de zitting niet kan reageren op dit betoog, kan de rechtbank, hoewel ze daarover grote twijfels heeft, niet goed beoordelen of [naam eiseres] belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. De rechtbank laat een oordeel hierover daarom achterwege, mede omdat duidelijk is wat het hierna volgende oordeel is over de ontvankelijkheid van het bezwaar van [naam eiseres] en de rechtbank daarmee ten gronde op het beroep zal beslissen.
Heeft het college [naam eiseres] terecht niet als belanghebbende aangemerkt?
4. [naam eiseres] betoogt dat zij belanghebbende is bij het primaire besluit. Het perceel aan de [adres] is gezamenlijk eigendom van de broers [persoon A] en [persoon B] . [naam eiseres] exploiteert het perceel. De omgevingsvergunning is weliswaar formeel op naam van [persoon A] aangevraagd, maar in de aanvraag is het e-mailadres van [naam eiseres] vermeld en het adres [vestigingsadres 1] , [postcode] in [vestigingsplaats] gehanteerd. Dit is zowel het adres van [persoon A] als dat van [naam eiseres] . Uit de uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) en de akte van oprichting volgt dat de broers samen sinds 2009 (onder meer) [naam eiseres] exploiteren. De aangevraagde tijdelijke woning is ook door [naam eiseres] aangeschaft. Het college legt in het primaire besluit ook het verband tussen [naam eiseres] en de broers.
4.1.
Het college betoogt dat [naam eiseres] geen belanghebbende is. [persoon A] heeft de aanvraag ingediend. In de aanvraag is aangegeven dat hij eigenaar is van het perceel waar de aanvraag op ziet. Ook is aangegeven dat de woning de functie 'eigen bewoning' krijgt, dat er sprake is van particulier opdrachtgeverschap en dat [persoon A] na voltooiing van de werkzaamheden bewoner wordt van het bouwwerk. Het primaire besluit is ook verzonden aan [persoon A] . Bij het primaire besluit is in beginsel alleen het belang van de aanvrager rechtstreeks betrokken. [naam eiseres] heeft volgens het college onvoldoende gemotiveerd in welk zakelijk of ander eigen, rechtstreeks belang zij is geraakt. Ook heeft [naam eiseres] tijdens de hoorzitting in bezwaar aangegeven geen direct belang te hebben bij de woning.
4.2.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De rechtbank merkt op dat hier juridisch twee zaken zijn die uit elkaar moeten worden gehouden. Enerzijds de vertegenwoordigingsrelatie in de zin van directeur/enig aandeelhouder en de B.V., waarbij een bezwaar door de één kan worden toegerekend aan de ander. Er is dan sprake van één belanghebbende (vereenzelviging van belangen). Anderzijds de situatie dat men stelt beiden op zichzelf belanghebbende te zijn.
Kan het belang van [naam eiseres] vereenzelvigd worden met het belang van [persoon A] ?
4.3.
Voorop staat dat er geen rechtsregel is waaruit volgt dat wanneer een aandeelhouder en/of bestuurder van een rechtspersoon op eigen naam een aanvraag indient of een rechtsmiddel aanwendt, deze aanvraag of dit rechtsmiddel van rechtswege moet worden geacht mede door die rechtspersoon te zijn ingediend of aangewend.
4.3.1.
In het geval dat de directeur/enig aandeelhouder wel binnen de daarvoor geldende termijn bezwaar of beroep indient, maar de eenmans-b.v. niet, is er ruimte voor het toerekenen van het bezwaar- of beroepschrift van de directeur/enig aandeelhouder aan de eenmans-b.v., indien de eenmans-b.v. en haar directeur/enig aandeelhouder met elkaar vereenzelvigd kunnen worden. Hiervan is alleen sprake wanneer vast staat dat de belangen van de één identiek zijn aan de belangen van de ander en daarover voor andere betrokkenen in het rechtsverkeer geen enkele onduidelijkheid of onzekerheid kan hebben bestaan.
4.3.2.
Uit de uittreksels van de KvK volgt dat [persoon A] niet de directeur/enig aandeelhouder is van [naam eiseres] . Uit het uittreksel van [naam eiseres] volgt dat ‘ [bedrijf A] .’ directeur/enig aandeelhouder is van deze vennootschap. Daarvan zijn ‘ [bedrijf B] .’ en ‘ [bedrijf C] .’ beide directeur. Van [bedrijf B] . is directeur/enig aandeelhouder [persoon A] en van [bedrijf C] . is dat [persoon B] .
[naam eiseres] heeft als doelstelling het exploiteren van een groothandel in bloemen en planten en verhuren van huisvesting aan werknemers van derden. [bedrijf A] . heeft als doelstelling onder andere het beheren van registergoederen en beheer- en holdingactiviteiten. [bedrijf B] . en [bedrijf C] . hebben als doelstelling het beheren van beheer- en holdingactiviteiten. [naam eiseres] , [bedrijf A] . en [bedrijf B] . zijn gevestigd aan de [vestigingsadres 1] in [vestigingsplaats] . [bedrijf C] . is gevestigd aan de [vestigingsadres 2] in Brielle.
4.3.3.
Gelet hierop moet er vanuit gegaan worden dat [persoon A] de aanvraag op eigen naam heeft ingediend. Dat [naam eiseres] bezwaar heeft gemaakt, maakt dus niet dat de aanvraag mede namens [naam eiseres] is ingediend. Dat het e-mailadres van [naam eiseres] en het adres [vestigingsadres 1] , [postcode] in [vestigingsplaats] in de aanvraag is genoemd, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders. Uit de eigendomsinformatie van het Kadaster blijkt namelijk dat het adres ook het woonadres is van [persoon A] .
4.3.4.
[persoon A] is via een constructie bestuurder van [naam eiseres] . De vraag is of [persoon A] te vereenzelvigen is met [naam eiseres] . Naar het oordeel van de rechtbank is het voor derden niet evident dat de belangen van [naam eiseres] identiek zijn aan de belangen van [persoon A] . Het perceel [adres] in [plaats] is eigendom van [persoon A] . en zijn broer [persoon B] . Volgens het uittreksel van de KvK is het vestigingsadres van [naam eiseres] [vestigingsadres 1] in [plaats] . Dat de feitelijke exploitatie van [naam eiseres] plaatsvindt op het perceel [adres] volgt niet uit de openbare registers die voor derden zijn in te zien.
Verder zijn het beheer van het vermogen van de bestuurder en de exploitatie van het bedrijf gescheiden. De exploitatie van het bedrijf is belegd bij [naam eiseres] . Het beheer van het vermogen is belegd bij de [bedrijf A] . en de dochtermaatschappijen [bedrijf B] . en [bedrijf C] . Naar het oordeel van de rechtbank zijn de belangen van [naam eiseres] en [persoon A] niet te vereenzelvigen. Daarmee kan het ingediende bezwaar van [naam eiseres] dus niet worden toegerekend aan [persoon A] .
Is [naam eiseres] , naast [persoon A] , ook belanghebbende?
4.4.
Voorop staat dat bij een besluit tot weigering van een omgevingsvergunning in beginsel alleen het belang van de aanvrager rechtstreeks is betrokken. In haar hoedanigheid van exploitant van het perceel heeft [naam eiseres] dan ook niet een rechtstreeks, maar een afgeleid belang bij het besluit. Zij kan daarom niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb worden aangemerkt. Dit is slechts anders als het gaat om een tegengesteld belang. Het belang van [naam eiseres] is niet tegengesteld aan het belang van [persoon A] . Beiden willen immers dat de omgevingsvergunning verleend wordt. Bij een niet tegengesteld afgeleid belang, kan er toch sprake zijn van belanghebbendheid als die (rechts)persoon in een zakelijk of fundamenteel recht is getroffen.
4.4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [naam eiseres] niet aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van het primaire besluit in een zakelijk of een fundamenteel recht wordt geraakt. [naam eiseres] is geen eigenaar van het perceel. Dat zijn de broers. Dat [naam eiseres] het perceel feitelijk exploiteert is naar het oordeel van de rechtbank geen zakelijk recht in de zin van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek. [naam eiseres] is dus geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

5. Het college heeft [naam eiseres] terecht als niet belanghebbende aangemerkt. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. [naam eiseres] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2023 door mr. V. van Dorst, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Regenboog, griffier.
De griffier en de rechter zijn verhinderd het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.