ECLI:NL:RBROT:2023:4842

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
C/10/656889 / KG ZA 23-358
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning in kort geding met betrekking tot de zorg voor minderjarige kinderen

In deze zaak, die op 5 juni 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man die van 2001 tot april 2023 een affectieve relatie hebben gehad en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft het ouderlijk gezag over de kinderen en beide partijen zijn voor de helft eigenaar van de gezamenlijke woning. Na een aangifte van eenvoudige mishandeling door de vrouw tegen de man, heeft de burgemeester een huisverbod opgelegd aan de man, wat heeft geleid tot een verzoek van de vrouw om het exclusieve gebruik van de woning. De man heeft ingestemd met het verzoek onder bepaalde voorwaarden, maar partijen hebben geen overeenstemming bereikt.

De vrouw vordert in dit kort geding het uitsluitend gebruik van de woning tot het moment dat zij vervangende woonruimte heeft gevonden, terwijl de man in reconventie vordert dat het gebruik van de woning aan de vrouw wordt beperkt en dat zij de eigenaarslasten betaalt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van beide partijen, vooral gezien het belang van de minderjarige kinderen. De rechter heeft besloten dat de vrouw tot en met 31 augustus 2023 het uitsluitend gebruik van de woning krijgt, terwijl het de man verboden is de woning te betreden. De man is veroordeeld tot betaling van een dwangsom bij overtreding van dit verbod.

In reconventie is de vordering van de man om het gebruik van de woning te beperken afgewezen, maar de vrouw is wel veroordeeld om de eigenaarslasten over juli en augustus 2023 te voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. de Bruin.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/656889 / KG ZA 23-358
Vonnis in kort geding van 5 juni 2023
in de zaak van
[vrouw01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.P. Kloppenburg te Rotterdam,
tegen
[man01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. K. Beumer te Middelharnis.
Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 mei 2023, met 9 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende (voorwaardelijke) eis in reconventie, met 15 producties;
  • de mondelinge behandeling op 22 mei 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van begin 2001 tot 7 april 2023 een affectieve relatie gehad en hebben samen twee (nu nog minderjarige) kinderen. De vrouw heeft het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
Partijen zijn, ieder voor de helft, eigenaar van de woning gelegen aan de [adres01] te [woonplaats01] , gemeente [gemeente01] (hierna: de woning).
2.3.
Op 7 april 2023 heeft de vrouw bij de politie tegen de man aangifte gedaan van eenvoudige mishandeling. De burgemeester van de gemeente [gemeente01] heeft op
8 april 2023 aan de man een huisverbod opgelegd tot 18 april 2023, dat is verlengd tot 6 mei 2023. Op 4 juli 2023 dient de strafzaak, naar aanleiding van de aangifte, voor de rechter. Op 29 april 2023 heeft de officier van justitie met een gedragsaanwijzing in de zin van artikel 509hh Sv de man een gebiedsverbod (verbod om zich op te houden in/op de [locatie01] te [woonplaats01] ) en een contactverbod (met de vrouw) opgelegd voor de periode tot en met 27 juli 2023 tenzij binnen die termijn een onherroepelijke afdoening heeft plaatsgevonden van de strafzaak.
2.4.
Bij brief van 21 april 2023 heeft de advocaat van de vrouw aan de man onder meer verzocht ermee in te stemmen dat de vrouw en de kinderen voorlopig, althans totdat zij vervangende woonruimte hebben gevonden, het exclusieve gebruik van de woning hebben.
Bij antwoordmail van 28 april 2023 heeft de advocaat van de man meegedeeld dat de man kan instemmen met het voorlopige uitsluitend gebruik van de woning door de vrouw, onder bepaalde voorwaarden. Partijen hebben daarover geen overeenstemming bereikt.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat vanaf de datum van het vonnis in deze zaak tot aan het moment dat de vrouw de woning heeft verlaten of de woning notarieel is verdeeld of geleverd, zij met uitsluiting van de man gerechtigd zal zijn tot het voorlopig gebruik van de woning en het de man verboden is de woning nog te betreden, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per overtreding per dag, met een maximum van € 10.000,00.
3.2.
Het verweer van de man strekt ertoe de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering althans haar deze te ontzeggen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
De man vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. indien en voor zover het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning wordt toegekend aan de vrouw, het uitsluitend gebruik te beperken tot en met 31 augustus 2023;
II. indien en voor zover het uitsluitend gebruik van de gezamenlijke woning wordt toegekend aan de vrouw, de vrouw te veroordelen de eigenaarslasten van de woning te voldoen middels overmaking aan de man telkens op de eerste van de maand, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat de vrouw zulks nalaat, met een maximum van € 10.000,00;
III. aan de man het uitsluitend gebruik van de woning toe te kennen voor één weekend per drie weken, voor het eerst van 26 mei 2023 vanaf 20:00 uur t/m 28 mei 2023 20:00 uur en zo verder, tot en met 31 augustus 2023;
IV. de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding.
4.2.
Het verweer van de vrouw strekt tot afwijzing van de vorderingen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

5.1.
De gedragsaanwijzing van de officier van justitie heeft in feite als gevolg dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning heeft tot 27 juli 2023, maar de vrouw vordert in dit kort geding tevens het uitsluitend gebruik voor de periode daarna. Zij heeft er een spoedeisend belang bij om op dat punt duidelijkheid te verkrijgen. Hetzelfde geldt overigens voor de man, zodat het spoedeisend belang bij de vorderingen zowel in conventie als in (voorwaardelijke) reconventie – welke vorderingen zich lenen voor gezamenlijke beoordeling – is gegeven.
5.2.
Bij de beoordeling in dit kort geding komt het aan op een belangenafweging. Nu er minderjarige kinderen in het spel zijn, komt aan het belang van de kinderen in deze groot gewicht toe.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de vrouw het uitsluitend gebruik vordert tot aan het moment dat zij de woning verlaat of de woning is verdeeld c.q. geleverd. Uit randnummer 11 van de dagvaarding volgt echter dat zij een voorlopige voorziening wenst tot het moment dat zij vervangende woonruimte heeft gevonden en dat zij daarvoor tot uiterlijk 1 september 2023 nodig heeft. Daarbij heeft de vrouw zich bereid verklaard om in ieder geval vanaf juli 2023 de volledige hypotheek- en gebruikerslasten te dragen.
5.4.
De man heeft te kennen gegeven onder de voorwaarden als verwoord in zijn (voorwaardelijk reconventionele) vorderingen I, II en III, te kunnen instemmen met het uitsluitend gebruik van de woning door de vrouw.
5.5.
Ten aanzien van de eigenaarslasten van de woning heeft de vrouw zich ter zitting op het standpunt gesteld dat die lasten over de maanden mei en juni 2023 voor rekening van de man moeten blijven, omdat de man door zijn eigen (onrechtmatige) toedoen de woning heeft moeten verlaten – en dus geen recht heeft op gebruik – en de vrouw daar niet de dupe van mag worden. In die situatie moet de man de helft van de kosten dragen, aldus de vrouw. De voorzieningenrechter overweegt dat dit geschilpunt – de eventuele verdeling van de eigenaarslasten over mei en juni 2023 – in de bodemprocedure in het kader van de verdeling (en eventuele verrekening) van de gemeenschap moet worden behandeld. Een spoedeisend belang om dat in dit kort geding te doen, ontbreekt.
Wat betreft de rechtstreekse betaling aan de man, heeft de man gemotiveerd en onderbouwd gesteld dat de vrouw in het verleden regelmatig schulden heeft gemaakt. De man heeft er om die reden geen vertrouwen in dat de vrouw de volledige eigenaarslasten zal voldoen en wenst de betaling van de vrouw te ontvangen, waarna hij zal zorgdragen voor tijdige (door)betaling aan derden. De vrouw heeft de stelling van de man niet bestreden, zodat niet onbegrijpelijk is dat de man de betaling van de eigenaarslasten in eigen hand wil houden. De vrouw stelt ook niet dat deze wijze van betaling onredelijk bezwarend is voor haar.
5.6.
Ten aanzien van de voorwaarde om het uitsluitend gebruik van de woning periodiek aan hem toe te kennen, voert de man aan dat hij sinds 7 april 2023 niet in de woning is geweest en een zwervend bestaan leidt. Hij wenst één weekend in de drie weken tot rust te komen in de woning en gebruik te maken van zijn kantoor thuis. Dit belang van de man weegt naar het oordeel van de voorzieningenrechter, ook gelet op de relatief korte periode tot 1 september 2023 en in aanmerking nemende dat niet aannemelijk is dat de man alleen in de woning tot rust kan komen, niet op tegen het belang van de vrouw en die van de kinderen om zonder onderbreking te verblijven in de woning. De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder. De vader heeft op dit moment geen contact met de kinderen. Partijen zijn op dit moment, onder begeleiding en regie van Veilig Thuis, in gesprek over de wijze waarop de omgang tussen de kinderen en de man vorm zal krijgen. Gelet daarop hebben de kinderen een zwaarwegend belang bij rust, zonder dat zij de woning periodiek dienen te verlaten ten behoeve van de man. Voor zover de man kantoor- of privéspullen nodig heeft, heeft de vrouw ter zitting toegezegd dat zij, indien de man een lijst van spullen doorgeeft, die spullen zal klaarzetten en dat een familielid of collega van de man de spullen kan komen ophalen bij de woning. Ter zitting heeft de man nog verzocht aan de vrouw om post, gericht aan de man, aan hem door te sturen dan wel hem in de gelegenheid te stellen de post op te halen. Nu dit geen onderdeel van de vorderingen is, kan de voorzieningenrechter daar niet over beslissen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat partijen ook op dit punt tot een praktische oplossing kunnen komen.
5.7.
Voorgaande overwegingen leiden tot de volgende beslissingen.
5.8.
In conventie wordt tot en met 31 augustus 2023 aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning toegekend en wordt het de man verboden om de woning te betreden.
De gevorderde dwangsom wordt, in aangepaste vorm, toegewezen.
5.9.
In reconventie hoeft vordering I. niet te worden toegewezen, aangezien het uitsluitend gebruik van de woning door de vrouw in conventie al is beperkt tot en met 31 augustus 2023.
De vrouw wordt veroordeeld om de eigenaarslasten van de woning over de maanden juli en augustus 2023 te voldoen middels overmaking aan de man, telkens op de 1e van de maand. Hoewel geen bedrag is genoemd – en de vordering in die zin onbepaalbaar is – gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de vrouw weet om welk bedrag het gaat en dat dit niet hoeft te leiden tot een executiegeschil. De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. Een dwangsom kan immers niet worden opgelegd in geval van een veroordeling tot betaling van een geldsom (artikel 611a lid 1 Rv).
De vordering onder III. wordt afgewezen.
5.10.
In de situatie dat partijen een affectieve relatie hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter gelegenheid om de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
6.1.
kent tot en met 31 augustus 2023 aan de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning toe;
6.2.
verbiedt de man om tot en met 31 augustus 2023 de woning te betreden;
6.3.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere keer dat hij na betekening van dit vonnis niet aan de in 6.2. uitgesproken veroordeling voldoet, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
6.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
6.7.
veroordeelt de vrouw om de eigenaarslasten van de woning over maanden juli en augustus 2023 te voldoen middels overmaking van de daarmee gemoeide bedragen aan de man, telkens op de 1e van de maand;
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2023.
2091 / 2009