In deze zaak heeft eiser, [eiser01], [gedaagde01] gevraagd om werkzaamheden te verrichten in zijn nieuwbouwwoning, waaronder het realiseren van drie badkamers en een toilet voor een totaalprijs van € 15.539,43. [gedaagde01] heeft een deel van deze werkzaamheden uitgevoerd en [eiser01] heeft een bedrag van € 5.179,80 betaald. Er ontstond een geschil over de beëindiging van de aanneemovereenkomst en de vraag of er nog bedragen verschuldigd zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de aanneemovereenkomst op 18 mei 2022 met wederzijds goedvinden is beëindigd. Dit betekent dat er geen sprake was van verzuim aan de zijde van [gedaagde01], en dat er geen grondslag was voor de door [eiser01] gevorderde schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde01] geen aanspraak kon maken op het door [eiser01] betaalde bedrag van € 10.360,10, omdat de overeenkomst met wederzijds goedvinden was beëindigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [eiser01] geen recht heeft op terugbetaling van de eerste termijn van € 5.179,80, omdat de waarde van de uitgevoerde werkzaamheden hoger was dan het betaalde bedrag. Uiteindelijk zijn alle vorderingen van beide partijen afgewezen en zijn de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.