ECLI:NL:RBROT:2023:508

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
ROT 21/6060 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak hebben opposanten verzet ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 november 2022, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om van hun beroep kennis te nemen. De rechtbank oordeelde dat opposanten geen beroep hadden ingesteld tegen een besluit van een bestuursorgaan, zoals vereist onder de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposanten voerden aan dat zij geen uitnodiging voor de zitting hadden ontvangen en dat er sprake was van ambtelijke willekeur en oneerlijke behandeling door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat hen de gevraagde standplaatsvergunningen had geweigerd.

De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De rechtbank had in de eerdere uitspraak overwogen dat de brief van opposanten, waarin zij om toestemming vroegen voor een vaste horecakiosk, niet als beroepschrift kon worden aangemerkt omdat deze niet gericht was tegen een Awb-besluit. De verzetrechter concludeerde dat er geen twijfel was over de eerdere uitspraak en dat de rechtbank terecht onbevoegd was verklaard. Het verzet van de opposanten werd ongegrond verklaard, en de buiten-zittinguitspraak bleef in stand. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en vond plaats op 30 januari 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/6060 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2023 op het verzet van

[naam opposant 1] en [naam opposant 2] , uit [plaats] , opposanten.

Inleiding

Opposanten hebben verzet ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 4 november 2022. In deze uitspraak heeft de rechtbank zich onbevoegd geacht om van het beroep kennis te nemen, omdat opposanten geen beroep zouden hebben ingesteld tegen een Awb [1] -besluit.

De buiten-zittinguitspraak van 4 november 2022

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht. De rechtbank heeft overwogen dat opposanten op 5 december 2021 hebben verzocht om toestemming voor een vaste horecakiosk en daarmee een aanvraag voor een omgevingsvergunning hebben ingediend. Deze brief is aan een groot aantal geadresseerden verstuurd, waaronder de rechtbank en aan geopposeerde (het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam).
Deze brief is aangemerkt als beroepschrift. Omdat opposanten geen beroep hebben ingesteld tegen een Awb-besluit, heeft de rechtbank geconcludeerd onbevoegd te zijn om het beroep te behandelen.

Het verzet van opposanten

2. In verzet voeren opposanten aan geen uitnodiging voor de zitting in de beroepszaak te hebben ontvangen. Opposanten betogen verder dat geopposeerde veel schade aan hen heeft toegebracht, doordat de gevraagde standplaatsvergunningen niet zijn verleend. Sprake is van een oneerlijke behandeling en ambtelijke willekeur. Opposanten zijn het niet eens met de buiten-zittinguitspraak van 4 november 2022 en met de uitspraak van diezelfde dag van het verzet met zaaknummer ROT 21/5749.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposanten bij de uitspraak van 4 november 2022 terecht zonder zitting is afgedaan, omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposanten op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook nog hadden kunnen worden aangevoerd als wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
4. Voor zover opposanten gronden hebben aangevoerd tegen de uitspraak van de verzetrechter van 4 november 2022 (met zaaknummer ROT 21/5749) overweegt de verzetrechter dat die gronden in deze procedure niet kunnen worden besproken, omdat dit verzet is gericht tegen een buiten-zittinguitspraak van die datum (met zaaknummer ROT 21/6060).
5. De verzetrechter overweegt dat het juist is dat opposanten geen uitnodiging voor de zitting in beroep hebben ontvangen, omdat op 4 november 2022 uitspraak is gedaan zonder zitting.
6. De verzetrechter overweegt verder dat geen twijfel is ontstaan over de buiten-zittinguitspraak van 4 november 2022. De brief van opposanten van 5 december 2021 is onder andere aan de rechtbank verstuurd en is aangemerkt als beroepschrift. De rechtbank mag echter alleen van een beroepschrift kennisnemen als deze is gericht tegen een Awb-besluit. Dat is geregeld in de artikelen 1:3, eerste lid, 7:1, eerste lid en onder a, en 8:1 van de Awb. Opposanten hebben in verzet geen redenen aangevoerd waarom de rechtbank in dit geval wel bevoegd zou moeten zijn om van het beroep kennis te nemen.

Conclusie en gevolgen

7. In wat opposanten hebben aangevoerd, is geen twijfel ontstaan over de buiten-zittinguitspraak van 4 november 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: voor het beroep relevante wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 1:3

1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
4. Onder beleidsregel wordt verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.
Artikel 7:1
1. Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken, tenzij:
a. het besluit in bezwaar of in administratief beroep is genomen,
(…)
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Artikel 8:54
1. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:
a. de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is,
(…)

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht