ECLI:NL:RBROT:2023:5128

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
10536817
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning in kort geding tussen hospitaverhuurder en huurder

In deze zaak, die op 15 juni 2023 door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser01], en de hospitaverhuurder, aangeduid als [gedaagde01]. [eiser01] heeft in maart 2021 een kamer gehuurd van [gedaagde01] voor € 400,- per maand. De huurovereenkomst is ontstaan toen [eiser01] op zoek was naar een tijdelijke woonruimte. In december 2022 heeft [gedaagde01] [eiser01] meegedeeld dat hij binnen drie maanden de woning moest verlaten vanwege spanningen tussen hen. [eiser01] weigerde te vertrekken en heeft zich ingeschreven op het adres van de woning om zijn uitkering te behouden. In de tussentijd heeft [gedaagde01] de toegang tot de badkamer en elektriciteit voor [eiser01] afgesloten.

In het kort geding vorderde [eiser01] dat [gedaagde01] de toegang tot de woning, inclusief de badkamer en elektriciteit, herstelt. [gedaagde01] vorderde op zijn beurt dat [eiser01] de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis zou ontruimen. De kantonrechter oordeelde dat er voldoende aanwijzingen zijn voor een huurovereenkomst en dat [gedaagde01] als verhuurder verplicht is om huurgenot te verschaffen aan [eiser01] totdat deze de woning heeft verlaten. De kantonrechter heeft [gedaagde01] veroordeeld om de badkamer en elektriciteit weer toegankelijk te maken voor [eiser01]. Tegelijkertijd werd [eiser01] veroordeeld om de woning binnen drie dagen te ontruimen, gezien de onhoudbare situatie tussen de partijen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat inhoudt dat het onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10536817 VV EXPL 23-263
datum uitspraak: 15 juni 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. J.J.A. Bosch,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. S.A. van Leeuwen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 juni 2023, met bijlagen;
  • de e-mail van 7 juni 2023 namens [eiser01] , met bijlage;
  • de pleitnota van mr. Van Leeuwen met eis in reconventie (tegeneis), met bijlagen;
  • de pleitnota van mr. Bosch.
1.2.
Op 9 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen en hun gemachtigden besproken.

2.Waar gaat dit kort geding over?

2.1.
[eiser01] heeft begin maart 2021 aan [gedaagde01] gevraagd of hij nog iemand kende waar [eiser01] kon wonen, omdat hij op korte termijn zijn huis uit moest. [gedaagde01] heeft daarop geantwoord dat [eiser01] voor € 400,- per maand weer bij mij hem kon wonen. Vervolgens is [eiser01] op 19 maart 2021 in het appartement van [gedaagde01] aan de [adres01] te Schiedam (hierna: de woning) getrokken. In de woning van 45 vierkante meter heeft [eiser01] een eigen kamer met balkon en maakt hij gebruik van de keuken, badkamer en wc. Naast [eiser01] en [gedaagde01] woont ook de heer [naam01] in de woning.
2.2.
Eind december 2022 heeft [gedaagde01] voor het eerst tegen [eiser01] gezegd dat hij uit de woning moest vertrekken binnen een termijn van drie maanden vanwege de (hoog) opgelopen spanningen tussen partijen. [eiser01] heeft geweigerd om te vertrekken, ook nadat [gedaagde01] hem een alternatieve kamer had aangeboden, en heeft zich in januari 2023 ingeschreven op het adres van de woning om zijn uitkering te behouden. Op enig moment heeft [gedaagde01] de deuren van de badkamer, keuken en wc afgesloten voor [eiser01] , net als de elektriciteit in de kamer van [eiser01] . Ook heeft [gedaagde01] ervoor gezorgd dat [eiser01] de woning niet meer via de voordeur kan betreden.

3.Wat eisen partijen?

3.1.
In deze procedure eist [eiser01] - samengevat - dat [gedaagde01] de woning en de daarin gelegen keuken, douche, wc en kamer van [eiser01] blijvend voor hem openstelt met aansluiting van de elektriciteit, op straffe van een dwangsom. [gedaagde01] vindt dat [eiser01] niet kan terugkeren of blijven in de woning. Daarom eist [gedaagde01] zelf - samengevat - dat [eiser01] de woning ontruimt binnen drie dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Wat oordeelt de kantonrechter?

4.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat een ordemaatregel is vereist en die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat de eisende partij heeft bij toewijzing worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor de gedaagde partij als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
4.2.
De kantonrechter is samengevat van oordeel dat [eiser01] moet vertrekken uit de woning. Tot die tijd moet hij wel de toegang daartoe krijgen en houden, inclusief het gebruik van de badkamer en met aansluiting van de elektriciteit. Dit oordeel licht de kantonrechter hierna toe.
Er is (voorshands) sprake van een huurovereenkomst tussen partijen
4.3.
Vooruitlopend op een oordeel in een bodemprocedure, vindt de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat tussen partijen sprake is van een huurovereenkomst. [gedaagde01] heeft namelijk op verzoek van [eiser01] een kamer (met gebruik van de wc, badkamer en keuken) in zijn woning ter beschikking gesteld aan [eiser01] , waarbij is afgesproken dat [eiser01] daarvoor maandelijks € 400,- betaalt aan [gedaagde01] (welk bedrag [gedaagde01] overigens sinds begin dit jaar consequent terugstort). Daarmee is voldaan aan de essentialia van een huurovereenkomst (artikel 7:201 BW). Meer in het bijzonder is sprake van “hospitahuur”, omdat [gedaagde01] eigenaar is van de woning en hij daar ook zijn hoofdverblijf heeft.
[gedaagde01] moet de badkamer openstellen en de elektriciteit weer aansluiten
4.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [eiser01] weer in zijn kamer verblijft, maar dat de badkamer en de elektriciteit in zijn kamer nog afgesloten voor hem zijn. Alleen al daarom heeft [eiser01] een spoedeisend belang bij zijn eis. Het uitgangspunt is dat [gedaagde01] als verhuurder huurgenot moet verschaffen aan [eiser01] totdat hij de woning heeft verlaten. Dat betekent onder andere dat [gedaagde01] ervoor moet zorgen dat [eiser01] weer toegang krijgt tot de badkamer en bovendien houdt. [gedaagde01] moet ook de elektriciteit in de kamer van [eiser01] weer aansluiten en aangesloten houden. De eis van [eiser01] wordt dan ook toegewezen, zoals hierna onder de beslissing vermeld.
4.5.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de veroordeling een dwangsom of een machtiging voor inschakeling van de politie te koppelen, omdat [gedaagde01] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard vrijwillig aan de veroordeling te zullen voldoen. Dit gedeelte van de eis wijst de kantonrechter dan ook af.
[eiser01] moet de woning verlaten
4.6.
Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling om te bespreken of er misschien toch een gezamenlijke oplossing mogelijk is, gaf de gemachtigde van [eiser01] aan dat hij geen regeling over zijn vertrek kan aangaan omdat [eiser01] in dat geval (anders dan met een ontruimingsvonnis) niet welkom is bij Centraal Onthaal. Volgens [eiser01] kan [gedaagde01] tot september bij zijn vader verblijven in de kamer die [gedaagde01] hem als alternatief verblijf voor vijf maanden heeft aangeboden, maar wat [eiser01] om diverse redenen heeft geweigerd. Naar eigen zeggen is [gedaagde01] ten einde raad en vreest hij voor een verdere escalatie als [eiser01] nog langer in de woning mag blijven.
4.7.
Het staat als een paal boven water dat de (eerst vriendschappelijke) verhouding tussen partijen ernstig is verstoord. Het lukt partijen niet om op een normale manier met elkaar samen te wonen in de kleine woning van [gedaagde01] , waar ook nog een derde persoon woont. Een langer verblijf van [eiser01] in de woning behoort niet tot de mogelijkheden. Er zijn structurele ergernissen en ruzies die (dagelijks) zo hoog oplopen dat daarbij ook geregeld de politie is ingeschakeld. In deze spoedeisende, onhoudbare en explosieve omstandigheden is de ontruiming als ordemaatregel op zijn plaats. De kantonrechter vindt het voldoende aannemelijk dat in een te starten beëindigingsprocedure wordt geoordeeld dat de belangen van [gedaagde01] bij de beëindiging van de huur zwaarder wegen dan de belangen van [eiser01] bij voortzetting daarvan (artikel 7:274 lid 1 sub f BW). De kantonrechter beslist dan ook dat [eiser01] binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning moet ontruimen.
4.8.
De geëiste dwangsom wordt afgewezen. [gedaagde01] kan met deze uitspraak namelijk zelf een gedwongen ontruiming laten uitvoeren. Er zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld die het nodig maken dat er daarnaast een extra prikkel voor [eiser01] moet zijn om de woning te ontruimen. [eiser01] wordt ook niet veroordeeld tot betaling van de ontruimingskosten. Die eis is te onbepaald. Het staat nog niet vast of er kosten gemaakt worden voor een ontruiming door een deurwaarder en zo ja, hoe hoog die kosten zijn.
De proceskosten worden gecompenseerd
4.9.
Gelet op de uitkomst van de procedure ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie en reconventie te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
4.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). Gelet op de onderbouwing van de beslissing (zowel voor de eis van [eiser01] als van [gedaagde01] ) kan van hen niet worden gevergd dat een eventueel hoger beroep tegen dit vonnis afgewacht moet worden totdat daadwerkelijk tot uitvoering van dit vonnis overgegaan kan worden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om de badkamer in de woning aan de [adres01] te Schiedam open te stellen voor [eiser01] en de woning en de daarin gelegen keuken, badkamer, wc en de door [eiser01] gehuurde kamer open te houden voor [eiser01] , alsmede de elektriciteit in de door [eiser01] gehuurde kamer aan te sluiten en aangesloten te houden tot de ontruimingsdatum;
in reconventie
5.2.
veroordeelt [eiser01] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] te Schiedam te ontruimen en met alle sleutels ter beschikking van [gedaagde01] te stellen;
in conventie en in reconventie
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
49039