Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure in zaak 22-115, de hoofdzaak
- de dagvaarding van 13 oktober 2021, met producties 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord van Interstream;
- de conclusie van antwoord van Staatsman, met producties 1 en 2;
- de oproep van 5 juli 2022 voor de mondelinge behandeling;
- de zittingsagenda van 11 oktober 2022;
- de akte houdende overlegging aanvullende producties van Totsa c.s., met producties 5 tot en met 10;
- de producties 1 en 2 van Interstream;
- de mondelinge behandeling gehouden op 9 november 2022;
- de pleitnota van Totsa c.s.;
- de pleitnota van Interstream;
- de pleitnota van Staatsman;
- de akte uitlaten producties van Totsa c.s.;
- de akte van Staatsman.
2..De procedure in zaak 22-127, de vrijwaringszaak
- de dagvaarding van 5 januari 2022, met producties 1 tot en met 3;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 3;
- de oproep van 5 juli 2022 voor de mondelinge behandeling;
- de zittingsagenda van 11 oktober 2022;
- de mondelinge behandeling gehouden op 9 november 2022;
- de pleitnota van Interstream;
- de pleitnota van Staatsman c.s.
3..De feiten in beide zaken
Clear, bright and visually free from solid matter and un-dissolved water at ambient fuel temperature”.
€ 205.200,-- in rekening gebracht bij Totsa als ‘floating storage'. Totsa heeft dit overliggeld aan Interstream betaald.
- i) Voorafgaand aan de belading waren weliswaar de meeste van de twaalf ladingtanks van de Staatsman met FAME gecontamineerd maar niet alle, waaronder ladingtank 10.
- ii) De onderzoeksresultaten die zijn vermeld in het hierboven in 3.9 genoemde ‘Certificate of Analysis’ van 15 oktober 2020 van Inspectorate waren niet gebaseerd op een samengesteld monster van alle afgenomen eerstevoetmonsters maar slechts op een monster dat was afgenomen van de eerste voet lading in ladingtank 10.
4..Het geschil in de hoofdzaak
- iii) Interstream en Staatsman hoofdelijk dan wel Interstream dan wel Staatsman veroordeelt tot betaling aan Allianz van USD 40.135,67 dan wel het equivalent daarvan in euro’s op de dag van betaling, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over het toegewezen bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
- iv) Interstream en Staatsman hoofdelijk dan wel Interstream dan wel Staatsman veroordeelt tot betaling aan Allianz van USD 242.915,76 dan wel het equivalent daarvan in euro’s op de dag van betaling, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over het toegewezen bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
- v) Interstream en Staatsman hoofdelijk dan wel Interstream dan wel Staatsman veroordeelt tot betaling aan Totsa van USD 20.000,-- dan wel het equivalent daarvan in euro’s op de dag van betaling, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente over het toegewezen bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
- vi) Interstream en Staatsman in de proceskosten en de nakosten veroordeelt.
- Door de contaminatie van de lading aan boord van de Staatsman heeft Totsa schade geleden en kosten gemaakt;
- Allianz heeft deze schade en kosten, met aftrek van het eigen risico, vergoed aan Totsa;
- Interstream is op grond van artikel 16 CMNI aansprakelijk voor schade door beschadiging van de goederen die is ontstaan tussen het ogenblik van de inontvangstneming van de goederen ten vervoer en het ogenblik van hun aflevering. Op grond van artikel 19 CMNI is Interstream derhalve aansprakelijk voor de waardevermindering van de lading;
- Op grond van artikel 10.5 GCC komen zowel de beschadiging van de lading als de beredderingskosten (i.c. onderzoekskosten en overliggelden) voor vergoeding in aanmerking;
- Staatsman is, met inachtneming van de relevante bepalingen van het CMNI-verdrag, jegens Totsa c.s. aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. Zij heeft een schip ter beschikking gesteld waarvan de scheepstanks al anderhalf jaar niet gereinigd waren en heeft daarmee bewust het gevaar in het leven geroepen dat de scheepstanks schade zouden veroorzaken aan de daarmee vervoerde lading, welk gevaar zich ook heeft verwezenlijkt;
- Allianz is gesubrogeerd in de rechten van haar verzekerde Totsa; zij heeft de schade en kosten van Totsa als volgt vergoed aan Totsa:
- Het waardeverlies van de lading ad 137.582,27 USD is berekend door de normale marktwaarde van de lading te verminderen met de daadwerkelijke opbrengst;
- Het eigen risico van Totsa op grond van haar verzekeringsovereenkomst met Allianz bedraagt USD. 20.000,--.
5..Het geschil in de vrijwaringszaak
- voor recht verklaart dat Staatsman c.s. Interstream moeten vrijwaren en schadeloos stellen voor de vorderingen die Totsa c.s. in de hoofdzaak tegen Interstream hebben ingesteld;
- Staatsman en Tremella hoofdelijk veroordeelt, des dat de een betalende de ander zal
- Staatsman en Tremella hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding aan Interstream van alle schade die zij lijdt omdat zij door Totsa c.s. in de hoofdzaak tot schadevergoeding wordt aangesproken, de schade op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- Staatsman en Tremella in de proceskosten veroordeelt.
6..De beoordeling in de hoofdzaak
Bevoegdheid en toepasselijk recht
Aansprakelijkheid van Interstream jegens Totsa?
Schade ontstaan tussen inontvangstneming en aflevering? Overmacht?
off specwas. Verder is niet in geschil dat de hoeveelheid FAME die gedurende het vervoer terecht is gekomen in de lading zich al in de ladingtanks van de Staatsman bevond voordat de lading in die tanks werd geplaatst. Dat betekent dat Interstream in beginsel aansprakelijk is, tenzij het door haar gedane beroep op overmacht slaagt. Interstream stelt daartoe – kort gezegd – dat volgens Belgische jurisprudentie geldt dat, indien de ladingtanks voor belading in opdracht van de afzender zijn gekeurd en in orde bevonden, een zorgvuldig handelend vervoerder een contaminatie met een voorgaande lading niet heeft kunnen vermijden.
Eigen schuld van Totsa ten opzichte van Interstream?
cleanliness certificatevan 13 oktober 2020 blijkt dat Inspectorate de Staatsman (voorwaardelijk) heeft goedgekeurd voor belading onder voorbehoud van de resultaten van de analyse van de monsters van alle in de ladingtanks gezette eerste voeten lading. Vaststaat dat Totsa de schade had kunnen beperken door i) van al die eerste voeten lading een monster te nemen, ii) die eerstevoetmonsters direct te analyseren op voor Totsa relevante factoren, waaronder in ieder geval het gehalte FAME en iii) de belading te stoppen indien uit de analyse van die eerstevoetmonster was gebleken dat die monsters niet
on specwaren. Niet is gebleken dat die maatregelen niet in redelijkheid van Totsa konden worden gevergd, zodat het niet nemen van die maatregelen een omstandigheid is die aan Totsa kan worden toegerekend. Sterker nog, de bedoeling van het door Inspectorate, dat was ingeschakeld door Totsa, op 15 oktober 2020 afgegeven
Certificate of Analysiswas nu juist om verslag uit te brengen van het onderzoek naar de samenstelling van
alleeerste voeten lading die waren gezet in de ladingtanks van de Staatsman. Dit volgt uit de aanhef van dit analysecertificaat: “Composite of all first foot samples during loading”. Inspectorate heeft met het afgeven van dit certificaat dus ten onrechte de indruk gewekt dat hierin verslag werd gedaan van het onderzoek naar de samenstelling van
alleeerste voeten lading, terwijl dit certificaat in werkelijkheid slechts het onderzoek betrof naar de samenstelling van de eerste voet lading in ladingtank 10, waarin zich, als gezegd, geen FAME bevond.
Certificate of Analysisbetreffende) het onderzoek door Inspectorate dat zich heeft beperkt tot een analyse van de eerste voet lading in ladingtank 10 en anderzijds de hervatting van de belading van de Staatsman op 15 oktober 2020. Het uitblijven van een analyse van de eerste voeten lading in de andere ladingtanks van de Staatsman komt volledig voor rekening van Inspectorate en dus ook voor rekening van Totsa. Daarom slaagt het beroep van Interstream op eigen schuld van Totsa naar het daarop toepasselijke Belgische recht.
De waarde van de ladingschade waarvoor Interstream aansprakelijk is
marktprijsper mt van de lading op de plaats en op de dag van ‘aflevering’ van de lading als bedoeld in artikel 19 CMNI. Kennelijk is een
beursprijsvan de lading niet aan de orde.
De aansprakelijkheid van de vervoerder voor schade door verlies of door beschadiging van de goederen die ontstaat vóór het ogenblik van laden in het schip of na het ogenblik van lossing, wordt geregeld door het op de vervoerovereenkomst toepasselijke recht van een Staat.) er niet aan in de weg dat in een voorliggend geval het moment van ‘aflevering’ in de zin van de CMNI al bij de losgereedmelding ligt.
USD 343,00 per mt, zo is niet in geschil. In geschil is ook niet dat de ‘gezonde’ marktprijs van de lading op 16 oktober 2020 overeenkwam met een CIF-waarde van USD 342,75 per mt en op 10 november 2020 met een CIF-waarde van USD 363,75. Wanneer uitgegaan moet worden van 16 oktober 2020 als de dag van aflevering, is Interstream derhalve geen enkel bedrag aan ladingschade verschuldigd, terwijl dat bedrag uitkomt op (het euro-equivalent van) USD 14.857,-- (716 x USD 20,75 (USD 363,75 minus USD 343,00)) wanneer 10 november 2020 als dag van aflevering heeft te gelden. Van welke dag de rechtbank moet uitgaan als de dag van aflevering maakt dus een wezenlijk financieel verschil uit voor partijen.
7. LOADING AND UNLOADING
demurrage, hetgeen Interstream betwist, is die bepaling nietig op grond van artikel 25 lid 1 CMNI.
demurrage) geregeld. Het bepaalde in artikel 19 CMNI staat hier dus niet aan in de weg.
S&S2021/106) volgt
pro rataterugbetaling van het betaalde overliggeld, namelijk in de verhouding tussen enerzijds het aantal metrieke ton (mt) van de eerste voeten lading en anderzijds het aantal metrieke ton van de totale lading. Dat betekent dat Interstream gehouden is tot terugbetaling van (het euro-equivalent van) USD 26.600,45 (= 0,11032816 (= 716:6.489,73) x USD 242.915,76). De tegen Interstream ingestelde vordering (iv) zal in zoverre worden toegewezen.
USD 26.600,45 zal ter zake van het gevorderde eigen risico-bedrag (het euro-equivalent van) het resterende gedeelte van USD 5.143,-- (USD 20.000,-- minus USD 14.857,--) worden toegewezen en ter zake van het als vordering (iv) gevorderde overliggeldbedrag het resterende gedeelte van (het euro-equivalent van) USD 21.457,45.
NJ2002/143 (
Casuele/De Toekomst) volgt dat sprake is van schuld van een schip, indien de schade het gevolg is van:
Casuele/De Toekomstvoldaan, dus ook niet aan het criterium onder c, anders dan Totsa c.s. van mening zijn. Niet in geschil is in deze zaak, de hoofdzaak, dat Staatsman, de eigenaar van de Staatsman, voldaan heeft aan al haar contractuele verplichtingen jegens Interstream in de bevrachtingsovereenkomst. Zonder nadere toelichting van Totsa c.s., die ontbreekt, kan dan ook niet gezegd worden dat de Staatsman niet voldeed aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan dat schip mocht stellen.
NJ1966/136) maatgevend. Deze houden in dat in het licht van de omstandigheden van het geval moet worden beoordeeld in hoeverre iemand die een situatie in het leven roept die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, rekening dient te houden met de mogelijkheid dat die oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zullen worden genomen en met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen dient te treffen. Bij die beoordeling dient met name in aanmerking te worden genomen (i) in hoeverre niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk is, (ii) hoe groot de kans is dat daaruit ongevallen ontstaan, (iii) hoe ernstig de gevolgen kunnen zijn, en (iv) in hoeverre het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk is.
7..De beoordeling in de vrijwaringszaak
USD 41.457,45.