In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over de koopprijs van geleverde goederen. De partijen hebben medio juni 2022 een overeenkomst gesloten waarbij [eiseres01] goederen aan [gedaagde01] heeft geleverd. [eiseres01] stelt dat de afgesproken koopprijs € 11.881,96 inclusief btw bedraagt, terwijl [gedaagde01] slechts € 10.501,59 heeft betaald en van mening is dat de koopprijs lager is. [gedaagde01] vordert in reconventie een bedrag van € 1.000,00 terug, dat zij als onverschuldigd betaald beschouwt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 mei 2023 zijn er verschillende processtukken besproken, waaronder WhatsApp-correspondentie tussen de partijen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is geleverd door [eiseres01] om aan te nemen dat de koopprijs € 11.881,96 inclusief btw is, maar heeft [gedaagde01] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs. De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor verdere bewijslevering en heeft een rolzitting gepland op 19 juli 2023, waar [gedaagde01] zich kan uitlaten over de bewijslevering.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat [gedaagde01] de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren voor haar stelling dat de koopprijs lager was en dat zij recht heeft op terugbetaling van het bedrag dat zij als teveel betaald beschouwt. De verdere procedure zal zich richten op het verzamelen van bewijs en het horen van getuigen, indien nodig. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot de rolzitting.