ECLI:NL:RBROT:2023:5355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
FT EA 23/141 en FT EA 23/142
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van een schuldregeling met schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoeker, die kampt met financiële problemen en psychische beperkingen. Verzoeker heeft op 8 februari 2023 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een betaling van 10,10% aan de preferente schuldeisers en 5,05% aan de concurrente schuldeisers heeft voorgesteld. Tien van de elf schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar één schuldeiser, [schuldeiser 2], heeft geweigerd in te stemmen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [schuldeiser 2] slechts 1,8% van de totale schuldenlast bedraagt en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat verzoeker al geruime tijd niet in staat is om betaald werk te verrichten en dat hij onder beschermingsbewind staat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn financiële en psychische situatie.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker toegewezen en [schuldeiser 2] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is [schuldeiser 2] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 2 juni 2023
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 8 februari 2023, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • [schuldeiser 1];
  • [schuldeiser 2] (hierna: [schuldeiser 2]);
die weigeren mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
[schuldeiser 1] heeft voorafgaand aan de zitting, bij bericht van 22 mei 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
Ter zitting van 26 mei 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer E. Fransen, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw C.A. van den Broek, werkzaam bij Zonder Zorgen Advies en Bewindvoering B.V. (hierna: beschermingsbewindvoerder),
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De beschermingsbewindvoerder heeft, namens verzoeker, ter zitting aanvullende stukken aan de rechtbank overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift elf schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en tien concurrente schuldeisers met elf vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 31.953,12 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 12 september 2022 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 10,10% aan de preferente schuldeisers en 5,05% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn Participatiewet-uitkering. Verzoeker is ontheven van de sollicitatieverplichting. Verzoeker heeft ter zitting verklaard al geruime tijd niet te kunnen werken. Hij heeft in het verleden wel als fabrieksarbeider gewerkt, maar is daar op dit moment niet toe in staat. Daarnaast is Antes betrokken voor ondersteuning. Verzoeker heeft ter zitting verklaard nog steeds ondersteuning vanuit Antes te krijgen in verband met langdurige psychische belemmeringen.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan. Verzoeker staat sinds 17 februari 2022 onder beschermingsbewind, zodat het ontstaan van nieuwe schulden niet in de rede ligt.
Tien schuldeisers, met elf vorderingen, stemmen met de aangeboden schuldregeling in.
[schuldeiser 2] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 573,90 op verzoeker, welke 1,8% van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

[schuldeiser 2] heeft in haar contacten met schuldhulpverlening geen reden voor weigering van de aangeboden regeling kenbaar gemaakt. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [schuldeiser 2] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [schuldeiser 2] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [schuldeiser 2] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [schuldeiser 2] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 1,8%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk tien van de elf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te wetende Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank voldoende goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker al langere tijd niet beschikt over betaald werk en een Participatiewet-uitkering ontvangt. Verzoeker ondervindt al geruime tijd psychische beperkingen, welke nog steeds aanwezig zijn. Uit het ter zitting overgelegde rapport van Indigo van 14 april 2023 blijkt dat bij verzoeker sprake is van langdurige psychische belemmeringen voor arbeidsontwikkeling. Verzoeker is niet belastbaar voor het verrichten van betaald werk, heeft blijvende beperkingen en zal in ieder geval de komende twee jaar geen betaald werk kunnen doen, aldus het advies van Indigo. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan zijn huidige inkomen en er geen toename zal zijn in de afloscapaciteit.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [schuldeiser 2], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [schuldeiser 2] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[schuldeiser 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [schuldeiser 2] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [schuldeiser 2] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.G.E. Prenger, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.