In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door verzoeker, die kampt met financiële problemen en psychische beperkingen. Verzoeker heeft op 8 februari 2023 een verzoek ingediend om een schuldregeling aan te bieden aan zijn schuldeisers, waarbij hij een betaling van 10,10% aan de preferente schuldeisers en 5,05% aan de concurrente schuldeisers heeft voorgesteld. Tien van de elf schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar één schuldeiser, [schuldeiser 2], heeft geweigerd in te stemmen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [schuldeiser 2] slechts 1,8% van de totale schuldenlast bedraagt en dat de meerderheid van de schuldeisers akkoord is gegaan met de regeling. De rechtbank heeft ook overwogen dat verzoeker al geruime tijd niet in staat is om betaald werk te verrichten en dat hij onder beschermingsbewind staat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de aangeboden regeling het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn financiële en psychische situatie.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van verzoeker toegewezen en [schuldeiser 2] bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is [schuldeiser 2] veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil, aangezien verzoeker niet door een advocaat is bijgestaan. De rechtbank heeft bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en heeft het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.