Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
FIDINDA GROEP B.V.,
1..De procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 6 oktober 2022, met producties;
- het e-mailbericht van mr. Bos van 2 januari 2023.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van een testamentair bewind. Verzoekster, die erfgenaam is van de overleden [naam02], verzocht om de opheffing van het testamentair bewind dat was ingesteld in haar belang. Dit bewind was ingesteld na het overlijden van [naam02] op 16 augustus 2017, en verzoekster stelde dat zij in staat was om haar onder bewind staande goederen, met name haar woning, op verantwoorde wijze te beheren. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift dat op 6 oktober 2022 was ingediend.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 april 2023 waren zowel verzoekster als haar advocaat aanwezig, evenals de bewindvoerder van de belanghebbende, Fidinda Groep B.V. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoekster stelde dat zij al geruime tijd haar eigen inkomen beheert en de kosten van haar woning zelf betaalt, terwijl de bewindvoerder van Fidinda aangaf dat het bewind noodzakelijk was ter bescherming van verzoekster.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de eerste voorwaarde voor opheffing van het bewind, namelijk dat er vijf jaren zijn verstreken sinds het overlijden van de erflater, is voldaan. Echter, de rechtbank oordeelde dat niet aannemelijk was dat verzoekster in staat zou zijn om op verantwoorde wijze met haar erfdeel om te gaan. De rechtbank concludeerde dat het testamentair bewind nog steeds noodzakelijk was en heeft het verzoek tot opheffing afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.