ECLI:NL:RBROT:2023:5424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
C/10/656749 / KG ZA 23-349
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over nakoming koopovereenkomst en winstrecht met afwijzing van vorderingen tot teruglevering assurantieportefeuille

In deze zaak, die op 21 juni 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding waarin eiser, handelend onder de naam '[handelsnaam01]', vorderingen heeft ingesteld tegen gedaagden, waaronder '[gedaagde01]', met betrekking tot de nakoming van een koopovereenkomst en de uitbetaling van een winstrecht. De koopovereenkomst, die op 21 januari 2022 is gesloten, betrof de overdracht van een assurantieportefeuille van eiser aan gedaagde. Eiser vorderde onder andere dat gedaagden zekerheid zouden stellen door het vestigen van een hypotheek op een onroerende zaak en dat zij de rechten en goederen uit de koopovereenkomst aan hem zouden terugleveren. Gedaagden voerden verweer en stelden dat de echtgenote van gedaagde02 de overeenkomst had vernietigd wegens het ontbreken van haar toestemming.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van eiser niet toewijsbaar waren. De vordering tot het stellen van zekerheid werd afgewezen omdat de echtgenote van gedaagde02 geen toestemming had gegeven voor het vestigen van een hypotheek op de gezamenlijke woning. Ook de vordering tot teruglevering van de assurantieportefeuille werd afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk was dat de koopovereenkomst vernietigd was. De rechter oordeelde dat de vorderingen tot het verstrekken van informatie en het herstellen van toegang tot elektronische gegevens te onbepaald waren en dat de vorderingen tot betaling van geldbedragen onvoldoende onderbouwd waren. Eiser werd in het ongelijk gesteld en gedaagden werden in de proceskosten veroordeeld.

In reconventie vorderden gedaagden informatie van eiser, maar ook deze vorderingen werden afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen grondslag was voor de vorderingen en dat de privacy van de klanten in het geding was. De proceskosten in reconventie werden eveneens aan de zijde van gedaagden toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/656749 / KG ZA 23-349
Vonnis in kort geding van 21 juni 2023
in de zaak van
[eiser01], handelend onder de naam ‘ [handelsnaam01] ’,
wonende te Montfoort ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.D.A. baron van Lynden te 's-Gravenhage,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde01],
gevestigd te Vlaardingen,
2.
[gedaagde02],
wonende te Breda ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. V. van Oosteren te Amsterdam.
Eiser in conventie en verweerder in reconventie wordt hierna aangeduid met [eiser01] genoemd. Gedaagden in conventie en eisers in reconventie worden hierna gezamenlijk aangeduid met [gedaagden] en ieder afzonderlijk met [gedaagde01] en [gedaagde02] .

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 17 mei 2023, met producties 1 tot en met 19;
  • producties 1 tot en met 12 van [gedaagden] ;
  • de akte vermeerdering van eis van [eiser01] , met producties 20 tot en met 25;
  • productie 13 van [gedaagden] ;
  • de eis in reconventie van [gedaagden] ,
  • productie 26 van [eiser01] ;
  • de akte overlegging producties van [eiser01] , met producties 27 tot en met 30;
  • producties 14 en 15 van [gedaagden] .
  • de spreekaantekeningen van mr. Van Oosteren.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 25 mei 2023 plaatsgevonden.

2..De feiten

2.1.
[gedaagde02] is enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf01]. [bedrijf01] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde01] .
2.2.
[eiser01] heeft de portefeuille van het door hem gedreven assurantiebedrijf ‘ [bedrijf02] ’ per 1 maart 2022 overgedragen aan [gedaagde01] . De koopovereenkomst is gedateerd op 21 januari 2022. In deze koopovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

Koopovereenkomst op basis van Winstrecht
DE ONDERGETEKENDEN:
1.a [bedrijf02], (…)
te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur de heer [eiser01] ;
1.b.De heer
[eiser01] ,handelend onder de naam ‘ [handelsnaam01] ’, (…)
Ondergetekenden sub 1a en sub 1b hierna gezamenlijk te noemen:
‘Verkoopster’;

2..[gedaagde01] (…)

te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur [bedrijf01] gevestigd te Breda , welke vennootschap op haar beurt te dezen vertegenwoordigd wordt door haar directeur [naam01]
hierna te noemen
‘Koopster’,
OVERWEGENDE
dat Verkoopster sinds 01-05-2001 een Onderneming uitoefent onder de naam ‘ [handelsnaam01] ’ op het gebied van advies en bemiddeling bij het tot stand komen van verzekeringen;
dat Verkoopster de wens te kennen heeft gegeven haar assurantieportefeuille en dientengevolge alle rechten, waaronder (doch niet beperkt tot) de rechten op provisie en premie-incasso, op de volledige relatie- en assurantieportefeuille aan Koopster wenst te verkopen, welke Koopster wenst te kopen;
dat Koopster vanaf de Leveringsdatum als in artikel 6 bedoeld de Portefeuille afzonderlijk zal administreren onder een of meer unieke agentschapsnummers en op uitdrukkelijke last van Koopster de uit dien hoofde voortvloeiende rekeningcourant administratie zal voeren met alle daarbij behorende boekingen, betalingen en verrekeningen;
dat partijen hun afspraken schriftelijk wensen vast te leggen;
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
(…)
Artikel 2 Onderwerp van de overeenkomst
2.1
Verkoopster verkoopt hierbij en draagt per de leveringsdatum als in artikel 6 bedoeld in eigendom over aan Koopster, gelijk Koopster hierbij koopt en per de leveringsdatum als in artikel 6 bedoeld in eigendom aanvaardt van Verkoopster de volgende goederen:
a. alle aan Verkoopster in eigendom toebehorende rechten op de volledige portefeuille schade-, leven - en zorgverzekeringen. De netto doorlopende provisie per de Leveringsdatum wordt door Verkoopster geraamd op 200.000 euro conform bijgevoegde portefeuille-overzichten.
b. alle aan Verkoopster in eigendom toebehorende rechten op alle overige, niet hiervoor genoemde, doorlopende op het bemiddelingsbedrijf betrekking hebbende inkomsten.
c. alle aan Verkoopster in eigendom toebehorende rechten op de volledige
clientenportefeuille inclusief prospects en vervallen relaties.
d. alle rechten uit overeenkomsten met (onder)bemiddelaars. Volgens opgave Verkoopster zijn er geen overeenkomsten met (onder)bemiddelaars;
e. alle door Verkoopster gehanteerde (mobiele) telefoon- en faxnummers;
Deze nummers zijn: telefoon (…).
f. alle door Verkoopster gehanteerde (assurantie) handelsnamen.
g. de aan Verkoopster toebehorende domeinnamen van met de hierbij behorende website(s), emailadres(sen) en emailbestanden. De domeinnaam is: www.geldenadvies.nl. Persoonlijke emailadressen binnen het domein kunnen in overleg door Koopster worden vernietigd of geblokkeerd. Verkoopster mag de domeinnaam blijven gebruiken tot 31-12-2022;
h. de server(s) dan wel (een) informatiedrager(s) met de daarop aanwezige meest recente data met betrekking tot de portefeuille. Teneinde het debiteurenbeheer te kunnen afronden zal Verkoopster tot maximaal 6 maanden na de Leveringsdatum toegang tot de server behouden;
i. de volledige voorraad drukwerk, promotieartikelen etc.;
j. alle door Verkoopster gehanteerde logo’s en beeldmerken;
De rechten en goederen a. tot en met j. Hierna te noemen
de ‘Portefeuille.’
Artikel 3 Winstrecht
3.1
De verkoop van de Portefeuille geschiedt tegen een winstrecht van het totaal van de netto doorlopende provisie en de nota-omzet over de periode van 120 maanden ingaande Leveringsdatum. De omvang van het winstrecht is als volgt:
a. 4,5% gedurende de gehele periode van 120 maanden
b. 10% gedurende een periode van 60 maanden
c. 20% gedurende een periode van 60 maanden direct volgend op 3.1,b.
Onder netto doorlopende provisie in deze overeenkomst wordt verstaan het netto totaal van de netto doorlopende provisie, abonnementen en de nota-omzet. De provisie heeft betrekking op de tot de Portefeuille behorende doorlopende polissen, door financiële Instellingen geboekte en betaalde prolongatieprovisie schade- en zorgverzekeringen en incassoprovisie levensverzekeringen, verminderd met provisierechten (onder)bemiddelaars en/of retour geboekte afsluitprovisie en/of doorberekende (maatschappij)kosten. De nota-omzet heeft betrekking op advies (en bemiddeling) voor klanten behorende tot de Portefeuille.
Artikel 4 Betaling van het winstrecht
4.1
De betaling van het winstrecht zal geschieden als volgt.
a. Koopster voldoet 180.000 (…) euro aan Verkoopster op de leveringsdatum als in artikel 6 bedoeld, bij wijze van voorschot op een additioneel winstrecht van 4,5% (vierenhalf) van de netto ontvangen maandelijkse provisie en nota-omzet over 120 maanden met ingang van Leveringsdatum
b. Koopster voldoet aan Verkoopster maandelijks een winstrecht van 10% (tien) van de die maand netto ontvangen provisie en nota-omzet gedurende 60 maanden met ingang van Leveringsdatum (maand 1 tot en met 60)
c. Koopster voldoet aan Verkoopster maandelijks een winstrecht van 20% (…) van de die maand netto ontvangen provisie en nota-omzet gedurende 60 maanden na afloop van de periode onder 4 1.b (maand 61 tot en met 120)
d. Binnen één maand na het einde van de winstrechtperiode, aldus binnen één maand na 31 januari 2032 zullen partijen de definitieve winstrechtafrekening opstellen en bepalen hoeveel Koopster in totaal aan winstrecht verschuldigd was aan Verkoopster. Indien Verkoopster op basis van het voorschot meer heeft ontvangen dan waar Verkoopster op basis van de definitieve winstrechtafrekening recht heeft, zal Verkoopster het teveel ontvangene onverwijld aan Koopster terugstorten. Indien Verkoopster op basis van het voorschot minder heeft ontvangen dan waar Verkoopster op basis van de definitieve winstrechtafrekening recht heeft, zal Koopster het te weinig betaalde onverwijld aan Verkoopster betalen
e. Na betaling van de laatste winstrecht termijn is Koopster tegenover Verkoopster volledig gekweten.
(…)
Artikel 6 Levering
6.1
De levering geschiedt op 01-02-2022 in deze overeenkomst te noemen de “Leveringsdatum”, of zoveel eerder of later als partijen nader overeenkomen.
(…)
Artikel 7 Bijzondere bepalingen
(…)
7.16
Verkoopster heeft het recht om op ‘de Portefeuille” een pandrecht te vestigen tot uiterlijk de laatste verplichting uit artikel 4.1 letters a, b en c is voldaan. De kosten van het vestigen van dit pandrecht zijn voor rekening van Verkoopster.
(…)
7.18
Verkoopster zal in de periode februari tot en met medio mei 2022 de aangiften doen voor particuliere relaties inzake de IB 2021, waarbij de omzet als volgt wordt verdeel:
Koopster 35%, Verkoopster 65%.
(…)
7.21
Koopster en Verkoopster na afloop van elk kwartaal de gerealiseerde opbrengsten en gemaakte kosten met elkaar delen en bespreken; dit ter ondersteuning en ter controle van de betaalbaarheid van de afgesproken winstaandelen.”
2.3.
Aan de koopovereenkomst is de ‘akte van verpanding van bestaande en toekomstige rechten en vorderingen uit de assurantieportefeuille’ en een bijbehorende pandlijst gehecht, waarbij [gedaagde01] aan [eiser01] haar assurantieportefeuille heeft verpand. In de akte is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

ONDERGETEKENDEN:
1. [eiser01] ,
hierna te noemen "Schuldeiser",
en
2 De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde01], gevestigd te Vlaardingen, te dezen vertegenwoordigd door haar bestuurder, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf01], gevestigd te (…) Breda, te dezen vertegenwoordigd door haar directeur [naam01] ,
hierna te noemen: "Pandgever":
ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:
1. De Pandgever verpandt door deze aan Schuldeiser, voor zoveel nodig bij voorbaat - gelijk
Schuldeiser van de Pandgever aanneemt - , al zijn huidige en toekomstige rechten en vorderingen ter zake de door hem, Pandgever, bij één of meerdere verzekeringsmaatschappijen aangehouden assurantieportefeuille waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt rechten op provisie in welke vorm dan ook, deze rechten en vorderingen hierna te noemen: 'de vorderingen'. Deze assurantieportefeuille is gespecificeerd op het / de bij deze akte behorende overzicht(en), computerlijst(en), diskette(s), cd-rom(s) en/ of andere gegevensdrager(s). De vorderingen kunnen (mede) worden vastgesteld met behulp van pandlijsten als bedoeld in artikel 3 dan wel de administratie van de Pandgever.
2. Het pandrecht wordt gevestigd tot meerdere zekerheid voor de betaling van al hetgeen Schuldeiser blijkens haar administratie, al dan niet opeisbaar, te vorderen heeft of te eniger tijd te vorderen zal hebben, uit hoofde van reeds verstrekte en / of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en / of alsnog te verlenen kredieten, dan wel uit welken anderen hoofde ook van: [gedaagde01], hierna te noemen: "Debiteur"
3. De Pandgever verplicht zich door deze tot zekerheid als vermeld in artikel 2 van deze akte aan Schuldeiser op door Schuldeiser te bepalen tijdstippen en tevens op ieder eerste verzoek van Schuldeiser bij afzonderlijk door de Pandgever ondertekende pandlijst, volgens het door Schuldeiser voor te schrijven mode), te verpanden alle vorderingen welke hij op enige verzekeringsmaatschappij zal verkrijgen. De Pandgever zal de pandlijsten onmiddellijk na ondertekening aan Schuldeiser overhandigen of toezenden.”
2.4.
[eiser01] en [gedaagde01] hebben op 1 februari 2022 een "Aanvulling koopovereenkomst” gesloten. In deze aanvulling op de koopovereenkomst is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
“Artikel 1. garantie
a. Koopster verklaart ten behoeve van de Verkoopster dat hij op eerste aanmaning van de Verkoopster, recht van derde hypotheek zal verlenen op de onroerende zaak, plaatselijk bekend (…) Breda, -
welk perceel bouwgrond Koopster heeft gekocht dd 14-09-1994 voor fl. 97.500;
hierop is een hypotheek gevestigd bij Florius voor een bedrag van € 247.217,19 en bij ING voor een bedrag van € 232,500 (de woz-waarde per 01-01-2020 bedraagt € 531.000)
zulks tot meerdere zekerheid voor de voldoening van wat Verkoopster, nu of te eniger tijd van Koopster te vorderen heeft of zal hebben;
de omvang van de vordering van Verkoopster bedraagt op dit moment € 600.000; over het uitstaand saldo is Verkoopster 7% enkelvoudige interest verschuldigd; (...)”
2.5.
[eiser01] heeft met ingang van 1 maart 2022 de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres01] , [postcode01] te [plaats01] verhuurd aan [gedaagde02] .
2.6.
Op 1 juni 2022 hebben [eiser01] en [gedaagde01] een overeenkomst van geldlening gesloten, waarin is vastgelegd dat [eiser01] op die datum een lening van
€ 50.000,- aan [gedaagde01] heeft verstrekt. In deze overeenkomst is – voor zover van belang – het volgende bepaald:

Artikel 6 – Opeisbaarheid
1. Als de Leningnemer stipt aan zijn verplichtingen tot betaling van rente en aflossing op de afgesproken dag voldoet, zal de (restant)hoofdsom in haar geheel niet opeisbaar zijn. Als de Leningnemer de rente en/of aflossing niet betaalt op de tijd en de wijze als in deze overeenkomst vermeld staat, of ingeval de Leningnemer failliet wordt verklaar, surseance van betaling aanvraagt, boedelafstand doet of onder curatele of onder bewind wordt gesteld, is de Leningever gerecht de hoofdsom of het restant hoofdsom, met rente op te eisen door een eenvoudig bevel tot betaling, zonder dat de ingebrekestelling of een andere formaliteit is vereist.”
2.7.
Op 29 maart 2023 heeft op straat in Prinsenbeek een fysieke confrontatie plaatsgevonden tussen [eiser01] en [gedaagde02] , waarbij [gedaagde02] zijn heup heeft gebroken. [gedaagde02] heeft aangifte gedaan. De officier van justitie heeft [eiser01] een gedragsaanwijzing (ex artikel 509 hh Sv) gegeven die inhoudt dat [eiser01] zich onthoudt van contact met [gedaagde02] en dat hij niet bij de woning en het kantoor van [gedaagde02] in Prinsenbeek mag komen.
2.8.
Op 17 april 2023 heeft de echtgenote van [gedaagde02] aan [eiser01] het volgende geschreven:
“Eerder vernam ik dat er door mijn man [naam01] een overeenkomst in privé als borg is getekend, althans is er toegezegd een additionele hypotheek te vestigen op ons gezamenlijke woonhuis ter nakoming van een overeenkomst. Hetgeen op hetzelfde neerkomt. Deze overeenkomst is gedateerd 1 februari 2022 en is als bijlage bijgevoegd.
Hierbij had [naam01] toestemming moeten hebben van zijn echtgenote zijnde mijzelf. Dit op grond van artikel 1: 88 lid 1 onder a en/of c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hierbij roep ik dan ook de nietigheid van deze borgstelling in.
De vereiste toestemming had hij niet en heeft hij niet. Ik vernietig op de voet van artikel 1:89 lid 1 BW deze overeenkomst voor zover daarin door mijn echtgenoot garantstelling wordt gegeven voor de schulden voortvloeiden uit deze overeenkomst, of zich als borg of medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.”
2.9.
[gedaagde01] heeft gedurende de periode maart 2022 – eind maart 2023 de in de koopovereenkomst overeengekomen uitkering van het winstrecht aan [eiser01] voldaan.

3..Het geschil in conventie

3.1.
[eiser01] vordert na wijziging van eis samengevat - om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
i. [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om zekerheid te stellen aan [eiser01] door het vestigen van een hypotheek op de onroerende zaak, [adres02] , [postcode02] [plaats02] , op straffe van een dwangsom;
Subsidiair
[gedaagden] te veroordelen aan [eiser01] of aan een door [eiser01] aan te wijzen (rechts)persoon te leveren, alle rechten en goederen zoals opgesomd in artikel 2.1 van de koopovereenkomst, en daarbij rekening en verantwoording aan [eiser01] te doen van het gevoerde beheer over de onderneming, met opgave van alle relevante klantgegevens, dossiers en daarop betrekking hebbende correspondentie, en daarbij gedurende twee weken de redelijke medewerking en informatieverschaffing te verzorgen die door [eiser01] gevergd kan worden, op straffe van een dwangsom;
[gedaagden] te gebieden de informatie over klanten van [eiser01] te vernietigen dan wel geheim te houden, op straffe van een dwangsom;
[gedaagden] te verbieden om na overdracht van de portefeuille contact met de klanten van [eiser01] op te nemen, en te verbieden zakelijke relaties met deze klanten te onderhouden of daar bij betrokken te zijn, op straffe van een dwangsom;
Meer subsidiair
[gedaagden] te veroordelen tot het verschaffen van zekerheid voor al hetgeen [eiser01] van [gedaagde01] te vorderen heeft, op straffe van een dwangsom;
Zowel primair als subsidiair
[gedaagden] te veroordelen om de toegang van [eiser01] en door [eiser01] in redelijkheid aan te wijzen personen tot de elektronische gegevens en systemen van [gedaagde01] te herstellen, op straffe van een dwangsom;
[gedaagde01] te veroordelen om te voldoen aan haar verplichtingen onder het winstrecht, op straffe van een dwangsom;
[gedaagden] te gebieden aan [eiser01] schriftelijk te berichten over klanten die tot de overgedragen portefeuille behoren en die zij van [gedaagde01] bij andere ondernemingen, die direct of indirect onder controle van [gedaagde02] staan, hebben ondergebracht, en [eiser01] schriftelijk bericht te sturen van klanten waar dit sinds levering van de portefeuille aan [gedaagde02] is gebeurd, op straffe van een dwangsom;
[gedaagden] te veroordelen om aan [eiser01] te voldoen een bedrag van
€ 49.566,-, althans € 45.977,32;
[gedaagden] te veroordelen om aan [eiser01] te voldoen een bedrag van
€ 42.830,-;
[gedaagden] te veroordelen tot het overleggen van pandlijsten conform het door partijen eerder gebruikte en door [eiser01] aangegeven model te weten verstrekken van de volgende gegevens inzake alle huidige en toekomstige rechten en vorderingen van [gedaagde01] bij één of meerdere verzekeringsmaatschappijen aangehouden assurantieportefeuilles, waaronder begrepen maar daartoe niet beperkt rechten op provisie in welke vorm dan ook, op straffe van een dwangsom;
althans een door de rechtbank te bepalen voorziening te treffen, daaronder begrepen de hiervoor gevraagde voorzieningen met door de rechtbank te bepalen termijnen en/of dwangsommen;
[gedaagden] te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagden] voeren verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] .

4..Het geschil in reconventie

4.1.
[eisers] vorderen samengevat – om bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. [verweerder01] te veroordelen tot het overleggen van de volgende informatie:
 een lijst met alle klanten van [eiser02] waarvoor (inkomsten) belastingaangifte gedaan diende te worden;
 een lijst met klanten van [eiser02] waarvoor (inkomsten) belastingaangifte is gedaan;
 een lijst met klanten van [eiser02] waarvoor nog geen (inkomsten) belastingaangifte is gedaan maar die daartoe wel een verzoek hebben ingediend;
 alle documenten en informatie die deze klanten van [eiser02] aan [verweerder01] beschikbaar hebben gemaakt; en
 kopieën van alle aangiftes die zijn gedaan namens klanten van [eiser02] ,
zulks op straffe van een dwangsom.
[verweerder01] te veroordelen in de kosten van de reconventionele vordering.
4.2.
[verweerder01] voert verweer strekkende tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] .

5..De beoordeling in conventie

spoedeisendheid

5.1.
De voorzieningenrechter is op grond van artikel 254 Rv in spoedeisende zaken
waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijke voorziening bij voorraad wordt
vereist, bevoegd deze te geven. Van een spoedeisende zaak is sprake als van de eiser niet kan worden gevraagd dat hij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
5.2.
[eiser01] heeft in de dagvaarding de vereiste spoedeisendheid niet gemotiveerd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser01] gesteld en toegelicht dat de zaak spoedeisend is omdat hij na het sluiten van de koopovereenkomst door de dalende omzet van het door hem verkochte assurantiebedrijf in financiële problemen is gekomen. Met die stelling is de spoedeisendheid van de zaak gegeven. Of de vorderingen van [eiser01] op materiële gronden kunnen worden toegewezen wordt hierna beoordeeld.
toetsingskader kort geding
5.3.
Bij de beoordeling of een voorlopige voorziening moet worden getroffen geldt als uitgangspunt dat de voorzieningenrechter zich richt naar de waarschijnlijke uitkomst van een eventuele bodemprocedure. Dat betekent dat aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder de mogelijkheid van nader onderzoek of bewijs, beoordeeld moet worden of een vordering een zodanige kans van slagen heeft dat het verantwoord is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorlopige voorziening.
Vordering i.
5.4.
De vordering onder i. strekt tot het stellen van zekerheid door het vestigen van een (derde) hypotheekrecht op de woning [adres02] in [plaats02] . [eiser01] grondt deze vordering op nakoming en stelt dat [gedaagden] hiertoe gehouden is op grond van artikel 1 a van de aanvulling op de koopovereenkomst.
5.5.
[gedaagden] hebben zich tegen deze vordering verweerd. Volgens [gedaagden] zijn zij niet gehouden tot het stellen van zekerheid omdat de echtgenote van [gedaagde02] bij brief van 17 april 2023 (zie 2.8) op grond van artikel 1:88 lid 1 sub a en/of c jo. artikel 1:89 BW de vernietiging van artikel 1 a (de verplichting tot het verstrekken van hypothecaire zekerheid) van de aanvulling op de koopovereenkomst heeft ingeroepen.
5.6.
Bij de beoordeling van het verweer wordt vooropgesteld dat een echtgenoot op grond van artikel 1:88, lid 1, onder a, van het BW de toestemming van de andere echtgenoot behoeft voor (onder meer) overeenkomsten strekkende tot bezwaring van een door de echtgenoten gezamenlijk bewoonde woning. Ontbreekt de vereiste toestemming, dan kan de rechtshandeling in kwestie door de andere echtgenoot worden vernietigd (artikel 1:89 lid 1 BW).
5.7.
Niet in geschil is dat de woning [adres02] in [plaats02] de gezamenlijk door van [gedaagde02] en zijn echtgenote bewoonde woning betreft en dat [gedaagde02] de aanvulling op de koopovereenkomst - die in het bijzonder strekt tot het vestigen van een (derde) hypotheekrecht op deze woning - heeft gesloten zonder schriftelijke toestemming van zijn echtgenote. Die toestemming was op grond van artikel 1:88 lid 1 sub a BW wel vereist. Gelet hierop is naar het voorshands oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat het verweer van [gedaagden] in een eventuele bodemprocedure slaagt. Dit leidt in kort geding tot het oordeel dat de primaire vordering wordt afgewezen.
Vordering ii.
5.8.
[eiser01] vordert subsidiair - kort samengevat - om [gedaagden] te veroordelen de volledige gekochte portefeuille van ‘ [bedrijf02] ’ zoals opgesomd in artikel 2.1 van de koopovereenkomst terug te leveren aan [eiser01] .
5.9.
Anders dan [gedaagden] betogen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat deze vordering zich in beginsel leent voor een behandeling in kort geding. Een toewijzing van de vordering leidt immers niet tot een constitutief vonnis, omdat niet wordt vastgesteld of de overeenkomst vernietigd is. Dat een toewijzend vonnis voor [gedaagden] tot ingrijpende gevolgen zou leiden maakt dit niet anders. De rechter in kort geding kán een voorlopige voorziening treffen waarvan de gevolgen in feite niet meer herstelbaar (HR 11 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1262) of onomkeerbaar zijn dan wel tot onomkeerbare schade leiden (HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1036).
5.10.
[eiser01] legt ten eerste aan de vordering tot levering ten grondslag dat vernietiging van de aanvulling op de koopovereenkomst (op grond van de verklaring van [gedaagde02] ) ook leidt tot vernietiging van de koopovereenkomst, omdat het samenhangende overeenkomsten zijn. Dat betekent dat geen rechtsgrond voor overdracht van de volledige portefeuille aanwezig is, zodat die moet worden terug geleverd, aldus [eiser01] .
5.11.
Allereerst is van belang dat sprake is van twee afzonderlijke, op verschillende dagen gedateerde overeenkomsten. Tussen partijen is in geschil of de overeenkomsten op dezelfde dag zijn getekend, zodat niet kan worden vastgesteld of dit is gebeurd. Voor nadere bewijslevering op dit punt leent een kort geding zich niet. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat de zekerheidstelling in de aanvulling op de koopovereenkomst voor [eiser01] een zodanig essentieel onderdeel van de koop betrof, dat hij de koopovereenkomst niet zou hebben gesloten als er geen zekerheid zou zijn verschaft. Immers, partijen hebben kennelijk geen aanleiding gezien om deze zekerheidstelling in de koopovereenkomst zelf op te nemen. Daarbij rijst de vraag of het derde hypotheekrecht op de woning voor [eiser01] een zodanige zekerheid gaf dat het van doorslaggevende betekenis is geweest voor het sluiten van de koopovereenkomst. [eiser01] heeft niet weersproken dat er nauwelijks of geen overwaarde op de woning is (zie randnummer 34 van de pleitnota van de zijde van [gedaagden] ). De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat in een eventuele bodemprocedure geoordeeld zou worden dat de overeenkomsten zo nauw met elkaar verbonden zijn dat vernietiging van de aanvulling op de koopovereenkomst tevens tot vernietiging van de koopovereenkomst leidt.
5.12.
[eiser01] legt ten tweede aan de vordering tot (terug) levering ten grondslag dat de koopovereenkomst vernietigbaar is op grond van dwaling, omdat hij heeft gedwaald dan wel er wederzijds is gedwaald over de aanwezigheid van de voor de zekerheidsstelling vereiste toestemming van [gedaagde02] .
5.13.
Het feit dat een van partijen bij het aangaan van een overeenkomst niet een juiste voorstelling van zaken heeft gehad, heeft in het algemeen geen invloed op de geldigheid van de overeenkomst. Voor een geslaagd beroep op dwaling is vereist dat de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten en indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten de dwalende had behoren in te lichten (artikel 6:228 BW).
5.14.
Dat [gedaagde02] (bewust) onjuiste feitelijke informatie heeft verstrekt over de vereiste toestemming van zijn vrouw is niet gebleken, dan wel aannemelijk geworden. [gedaagde02] heeft bovendien pas negen maanden na het tekenen van de aanvulling op de koopovereenkomst, toen de omzet van de onderneming begon te dalen, een beroep op vernietiging gedaan. Bij het aangaan van de koopovereenkomst was dit nog een toekomstige omstandigheid, die in het algemeen geen beroep op dwaling rechtvaardigt.
5.15.
Gelet op het voorgaande wordt de vordering onder ii. afgewezen.
Vordering iii. en iv.
5.16.
Als gevolg van de afwijzing van de vordering tot (terug) levering van de portefeuille ontbreekt het belang bij toewijzing van de vorderingen iii. en iv. die strekken tot – kort samengevat – het gebieden om de informatie over klanten niet te vernietigingen en het verbieden om na overdracht van de portefeuille contact op te nemen met de klanten van [eiser01] . Daar komt bij dat [eiser01] de grondslagen voor deze vorderingen niet heeft onderbouwd. De vorderingen worden dan ook afgewezen.
Vordering v.
5.17.
[eiser01] vordert meer subsidiair - kort samengevat - het verschaffen van zekerheid voor al hetgeen [eiser01] van [gedaagde01] te vorderen heeft. Volgens [eiser01] strekt de vernietiging van de aanvulling op de koopovereenkomst zich niet uit tot de verplichting voor [gedaagde02] om zekerheid te verschaffen en kan dat ook op een andere wijze worden vervuld. Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van [eiser01] toegelicht dat de grondslag van deze vordering moet worden gevonden in artikel 3 van de akte van verpanding (zie 2.3).
5.18.
Partijen hebben aan de koopovereenkomst een akte van verpanding en een bijbehorende pandlijst gehecht. [gedaagden] hebben gemotiveerd weersproken dat artikel 3 van deze akte van verpanding een algemene grondslag vormt voor het verpanden van vorderingen uit andere portefeuilles dan de assurantieportefeuille van ‘ [bedrijf02] ’. Volgens [gedaagden] volgt uit artikel 1 van deze akte dat slechts de vorderingen van [gedaagde01] worden verpand die betrekking hebben op de overgenomen assurantieportefeuille. In het artikel wordt gesproken over één assurantieportefeuille en de aangehechte pandlijst heeft ook alleen betrekking op die overgenomen portefeuille, aldus [gedaagden] . Volgens [gedaagden] wordt vervolgens in artikel 3 uitgewerkt op welke wijze deze lijst gedurende de uitvoering van de koopovereenkomst aan [eiser01] ter beschikking moet worden gesteld. [eiser01] heeft dit niet, althans onvoldoende weersproken. Zowel uit de titel als uit de inhoud en strekking van de overeenkomst volgt duidelijk dat de akte ziet op de verpanding van één assurantieportefeuille. Voor het overige is in het geheel niet uitgewerkt of en zo ja, op welke portefeuilles het pandrecht nog meer is gevestigd. Het is dan ook onvoldoende aannemelijk dat de akte van verpanding een grondslag vormt voor het verpanden van vorderingen uit andere portefeuilles dan die van de overgenomen portefeuille van ‘ [bedrijf02] ’. Van een andere grondslag voor het verstrekken van zekerheid door [gedaagden] is evenmin gebleken. De vordering wordt dan ook afgewezen.
Vordering vi.
5.19.
[eiser01] vordert onder vi. – kort samengevat – om herstel tot de toegang van de elektronische gegevens en systemen van [gedaagde01] . [eiser01] heeft de vordering echter onvoldoende gespecificeerd. Het is nu niet duidelijk om welke elektronische gegevens en systemen het gaat. De vordering wordt daarom als te onbepaald beschouwd.
5.20.
De voorzieningenrechter is bovendien van oordeel dat geen sprake is van een deugdelijke grondslag voor toewijzing van de vordering. De advocaat van [eiser01] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat de vordering wordt gebaseerd op artikel 7.21 van de koopovereenkomst en daarnaast op de wettelijke verplichting uit artikel 843a Rv. Uit artikel 7.21 volgt geen verplichting om [eiser01] toegang te verlenen tot elektronische gegevens en systemen. Voor toewijzing op grond van artikel 843a Rv is vereist dat sprake is van ‘bepaalde bescheiden’, maar zoals hiervoor onder 5.19 is overwogen heeft [eiser01] zijn vordering op dat punt onvoldoende gespecificeerd. De vordering wordt dan ook afgewezen.
Vordering vii.
5.21.
De vorderingen vii., ix. en x. zijn geldvorderingen. Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
5.22.
[eiser01] vordert onder vii. nakoming van artikel 3 van de koopovereenkomst waarin – kort samengevat – is bepaald dat hij recht heeft op uitkering van winstrecht. [eiser01] heeft onbetwist gesteld dat [gedaagde01] vanaf april 2023 geen winstrecht meer heeft betaald. [gedaagden] betwisten de verschuldigdheid hiervan niet, maar verweren zich met een beroep op opschorting dan wel verrekening in verband met een vordering tot schadevergoeding als gevolg van het incident op 29 maart 2023.
5.23.
Voor een geslaagd beroep op verrekening of opschorting moet sprake zijn een aannemelijke tegenvordering. Het ligt op de weg van [gedaagden] om die vordering te specificeren en te onderbouwen.
5.24.
[gedaagden] hebben vooralsnog voldoende gesteld om aan te nemen dat zij een schadevordering op [eiser01] hebben. Hiervoor voeren [gedaagden]aan dat zij beide schade hebben geleden als gevolg van het incident op 29 maart 2023. De schade van [gedaagde01] bestaat onder meer uit schade doordat de onderneming stil heeft gelegen en dat [gedaagde02] als directeur minimaal zes maanden niet tot slecht inzetbaar is (geweest). [gedaagde02] heeft daarnaast ook persoonlijke (letsel)schade geleden. Mede gelet op de in het geding gebrachte stukken uit het politiedossier is het naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment voldoende aannemelijk dat [gedaagden] als gevolg van het incident een schadevordering op [eiser01] hebben. [gedaagden] hebben de schade echter verder niet gesubstantieerd, zodat het beroep op verrekening en opschorting in zoverre beperkt dient te zijn. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter een verrekening dan wel opschorting van drie maanden voor het verschuldigde winstrecht. Dat [gedaagden] gerechtigd zijn om haar (betalings)verplichtingen uit de koopovereenkomst ook op te schorten omdat [eiser01] zich niet als goed verkoper gedraagt hebben zij onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd.
5.25.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering van [eiser01] tot uitkering van het winstrecht vanaf 1 juli 2023 voldoende aannemelijk is. [eiser01] heeft bovendien voldoende spoedeisend belang, omdat [eiser01] onbetwist heeft gesteld dat hij op dit moment zonder inkomsten zit en zijn hypotheek niet kan bekostigen. Het is bovendien niet gebleken dat sprake is van een reëel restitutierisico aan de zijde van [gedaagden] . De vordering wordt daarom toegewezen vanaf 1 juli 2023.
5.26.
Op grond van artikel 611a Rv kan een dwangsom niet worden opgelegd in geval van een geldvordering, zodat dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
Vordering viii.
5.27.
[eiser01] vordert onder viii. – kort samengevat – dat [gedaagden] hem schriftelijk bericht over klanten die tot de overgedragen portefeuille behoren en die zij van [gedaagde01] bij andere ondernemingen hebben ondergebracht.
5.28.
[eiser01] baseert de vordering op nakoming van de koopovereenkomst, maar van enige verplichting in de koopovereenkomst voor [gedaagden] tot het schriftelijk informeren van [eiser01] over de samenstelling van de portefeuille is niet gebleken. Voor zover [eiser01] bedoelt te stellen dat artikel 7.21 van de koopovereenkomst op die manier moet worden uitgelegd dat hij recht heeft op deze informatie, heeft hij dit onvoldoende aannemelijk gemaakt. In dat geval zou [eiser01] aanspraak maken op meer informatie dan waar hij redelijkerwijs op grond van de koopovereenkomst recht op heeft. [gedaagden] hebben bovendien gemotiveerd aangevoerd zij de pandlijst aan de hand van de steeds veranderende portefeuille van ’ [bedrijf02] ’ bijhouden en deze zo nodig aan [eiser01] willen verstrekken. Van enig belang bij de vordering is dan ook niet gebleken. De vordering wordt afgewezen.
Vordering ix.
5.29.
[eiser01] vordert onder ix. een bedrag van € 49.566,-, althans € 45.977,32. De vordering ziet op de enkelvoudige rente over de koopsom. [eiser01] baseert de vordering op de aanvulling op de koopovereenkomst, waarin is bepaald dat de vordering van [eiser01] op [gedaagde01] op 1 februari 2022 € 600.000,- bedraagt, te vermeerderen met 7% enkelvoudige rente.
5.30.
Tussen partijen is in geschil wanneer de verschuldigde rente opeisbaar wordt. Vaststaat dat hierover in de aanvulling op de koopovereenkomst niets is bepaald. Volgens [eiser01] is de rente jaarlijks verschuldigd, terwijl [gedaagden] zich op het standpunt stellen dat de rente pas aan het einde van de looptijd opeisbaar wordt.
5.31.
[eiser01] erkent in de dagvaarding (onder randnummer 77) dat partijen geen termijn hebben afgesproken. Dat de rente desondanks toch jaarlijks is verschuldigd, heeft [eiser01] niet nader gemotiveerd. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het onvoldoende aannemelijk is dat de rente op dit moment reeds is verschuldigd, zodat deze geldvordering reeds om die reden wordt afgewezen.
Vordering x.
5.32.
[eiser01] vordert onder x. een bedrag van € 42.830,- van [gedaagde01] . De vordering ziet het openstaande saldo van de geldleningsovereenkomst van 1 juni 2022 (zie 2.6). [eiser01] heeft in de dagvaarding gesteld dat de leningsovereenkomst per direct wordt ontbonden. Hij legt daaraan ten grondslag dat met het beroep op de vernietiging van de zekerheidsstelling (in de aanvulling op de koopovereenkomst) de door [eiser01] voor het verschaffen van de lening essentiële voorwaarde, te weten zekerheid voor terugbetaling van de lening, is komen te vervallen.
5.33.
Niet in geschil is dat [gedaagde01] haar verplichtingen uit de leningsovereenkomst tot op heden is nagekomen. Op grond van artikel 6 lid 1 van de leningsovereenkomst is de hoofdsom dan ook niet opeisbaar. Ook de andere in artikel 6 lid 1 opgenomen voorwaarden voor opeisbaarheid doen zich hier niet voor. Het is bovendien onvoldoende aannemelijk dat de leningsovereenkomst tussen partijen is gesloten onder de voorwaarde dat met de aanvulling op de koopovereenkomst zekerheid zou worden gesteld voor terugbetaling en dat bij het ontbreken van die zekerheidstelling de overeenkomst kan worden ontbonden. Het is voldoende aannemelijk dat de leningsovereenkomst in zoverre op zichzelf staat en dat partijen gehouden zijn tot nakoming. Het door [eiser01] gedane beroep op de redelijkheid en billijkheid maakt het voorgaande niet anders.
Vordering xi.
5.34.
[eiser01] vordert – na eisvermeerdering – om [gedaagden] te veroordelen tot het overleggen van pandlijsten, met de gegevens inzake alle huidige en toekomstige rechten en vorderingen van [gedaagde01] bij één of meerdere verzekeringsmaatschappijen aangehouden assurantieportefeuilles.
5.35.
[gedaagden] hebben gemotiveerd aangevoerd dat zij in dat kader meerdere malen de gevraagde pandlijsten aan [eiser01] hebben toegezonden, te weten op 22 en 23 mei 2023 en na een verzoek tot aanpassing de aangepaste 150 pagina’s tellende pandlijst (productie 13 van [gedaagden] ).
5.36.
[eiser01] stelt dat hij op grond van artikel 3 van de akte van verpanding niet alleen recht heeft op een pandlijst met betrekking tot de rechten uit de overgenomen portefeuille van ‘ [bedrijf02] ’, maar ook op lijsten met betrekking tot rechten uit overige portefeuilles van [gedaagde01] . Mede gelet op hetgeen reeds onder 5.18 is overwogen, biedt artikel 3 van de akte van verpanding hiervoor geen grondslag. In zoverre bestaat er geen grondslag voor toewijzing van de vordering. Voor zover de door [gedaagden] overgelegde pandlijst nog niet compleet is, hebben zij tijdens de mondelinge behandeling toegezegd bereid te zijn om alsnog een complete pandlijst te verstrekken. [eiser01] heeft dan ook geen belang meer bij toewijzing van de vordering voor zover die ziet op de pandlijst met betrekking tot de overgenomen portefeuille van ‘ [bedrijf02] ’. De vordering wordt dan ook afgewezen.
5.37.
[eiser01] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- betekening oproeping € 136,15
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat €
1.079,00
Totaal € 2.446,15

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
[eisers] vorderen in reconventie om [verweerder01] te veroordelen tot het overleggen van een lijst met alle klanten van [eiser02] waarvoor (inkomsten) belastingaangifte 1) gedaan diende te worden, 2) is gedaan en 3) waarvoor nog geen (inkomsten) belastingaangifte is gedaan maar die daartoe wel een verzoek hebben ingediend. [eisers] vorderen daarnaast alle documenten en informatie die deze klanten van [eiser02] aan [verweerder01] beschikbaar hebben gemaakt en kopieën van alle aangiftes die zijn gedaan namens klanten van [eiser02] .
6.2.
[eisers] stellen dat artikel 7.18 van de koopovereenkomst de grondslag is voor de opdracht tot het doen van (inkomsten)belastingaangifte tot en met mei 2022. Volgens [eisers] is die opdracht voor 2023 stilzwijgend verlengd. [verweerder01] heeft dit niet betwist en heeft ook bevestigd dat hij die opdracht ook in 2023 heeft uitgevoerd.
6.3.
Nu er geen reden bestaat om te twijfelen aan de stelling van [verweerder01] dat de aangiftes (inkomsten)belasting ook in 2023 door hem zijn verzorgd, valt niet in te zien welk belang [eisers] nog hebben bij het verstrekken van de gevraagde informatie. [eisers] hebben dat niet, althans onvoldoende toegelicht. [eisers] hebben geen deugdelijke grondslag voor de vordering aangevoerd. In de koopovereenkomst is niets bepaald over het verstrekken van informatie na het doen van de aangifte (inkomsten)belasting. [verweerder01] heeft bovendien aangevoerd dat het op grond van de AVG niet mogelijk is om deze klantinformatie te verstrekken, omdat het privacygevoelige informatie betreft. [eisers] hebben hier nog wel tegenovergesteld dat het gaat om hun eigen informatie en dat zij die daarom revindiceren, maar dit gaat niet op. [verweerder01] heeft immers gemotiveerd aangevoerd dat de klanten specifiek hem machtigen om de aangifte (inkomsten)belasting te doen en hem daarbij ook de gevraagde informatie verstrekken. Dat het gaat om informatie die eigendom is van [eisers] , is dan ook niet gebleken. De vordering in reconventie wordt dan ook afgewezen.
6.4.
[verweerder01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskostenveroordeeld. De kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op
€ 539,00 (salaris advocaat: factor 0,5 × tarief € 1.079,00).

7..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt [gedaagde01] om vanaf 1 juli 2023 te voldoen aan haar verplichtingen onder het winstrecht;
7.2.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot op heden begroot op € 2.446,15,
7.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.5.
wijst de vorderingen af,
7.6.
veroordeelt [verweerder01] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 539,00,
7.7.
verklaart de proceskostenveroordeling in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.
[3070/1573]