ECLI:NL:RBROT:2023:5442

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
C/10/657657 / KG ZA 23-400
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en gebruiksvergoeding in kort geding door woningcorporatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Waterweg Wonen en [gedaagde01]. Waterweg Wonen vorderde ontruiming van een woning en een gebruiksvergoeding. De rechtbank oordeelde dat de ontruiming toewijsbaar was, omdat [gedaagde01] zonder recht of titel in de woning verbleef. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. Wat betreft de gebruiksvergoeding werd de vordering tot en met juni 2023 afgewezen, omdat Waterweg Wonen onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat deze verschuldigd was. Echter, de vordering voor de gebruiksvergoeding vanaf 1 juli 2023 werd toegewezen, omdat [gedaagde01] niet had betwist dat hij een vergoeding verschuldigd was. Daarnaast werd [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.884,14 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/657657 / KG ZA 23-400
Vonnis in kort geding van 26 juni 2023
in de zaak van
de stichting
STICHTING WATERWEG WONEN,
gevestigd te Vlaardingen,
eiseres,
advocaat mr. S.E. Roeters van Lennep te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Vlaardingen,
gedaagde,
advocaat mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching te Rotterdam.
Partijen worden hierna Waterweg Wonen en [gedaagde01] genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 juni 2023, met producties 1 tot en met 9;
  • de producties 1 tot en met 3 van [gedaagde01] ;
  • de aanvullende productie 10 van Waterweg Wonen;
  • de mondelinge behandeling op 12 juni 2023.

2..De feiten

2.1.
Waterweg Wonen is eigenaar van de woning aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: de woning).
2.2.
Op 15 november 1984 is [naam01] (hierna: [naam01] ), de moeder van [gedaagde01] , in de woning getrokken. Op 25 oktober 1996 is de huurovereenkomst met de rechtsvoorgangster van Waterweg Wonen als verhuurder op naam [naam01] gezet.
2.3.
[gedaagde01] heeft zich op 20 augustus 2020 met toestemming van Waterweg Wonen ingeschreven op het adres van de woning. Voordien huurde hij een andere woning van Waterweg Wonen. Die huurovereenkomst is geëindigd met een huurachterstand van [gedaagde01] .
2.4.
[naam01] heeft in januari 2023 de woning verlaten.
2.5.
[naam01] heeft de huurovereenkomst met Waterweg Wonen op 21 februari 2023 opgezegd. Waterweg Wonen heeft de opzegging per 27 maart 2023 bevestigd. [naam01] heeft de woning niet leeg opgeleverd en de sleutels niet ingeleverd. De verschuldigde huur is tot en met 27 maart 2023 voldaan.
2.6.
[gedaagde01] verblijft tot op heden in de woning. Voor dit verblijf heeft Waterweg Wonen voor de periode 27 maart 2023 tot en met 31 maart 2023 een gebruikersvergoeding van
€ 52,60 vastgesteld, voor de maanden april, mei en juni 2023 een gebruiksvergoeding van
€ 407,66 per maand en vanaf 1 juli 2023 een gebruiksvergoeding € 412,79 per maand.
2.7.
[gedaagde01] heeft op 23 februari 2023 een bedrag van € 411,25 aan Waterweg Wonen betaald, met als betalingskenmerk ‘
VHF00927831 / K00008940’.
2.8.
[gedaagde01] heeft op 11 april 2023 een bedrag van € 411,25 aan Waterweg Wonen betaald, met als betalingskenmerk
‘Factuur periode 01-04-2023 tot 01-05-2023 / K00008940 / Eenheid: [adres01] ’.
2.9.
[gedaagde01] heeft op 26 april mei 2023 een bedrag van € 411,25 aan Waterweg Wonen betaald, met als betalingskenmerk
‘Factuur periode 01-05-2023 tot 01-06-2023 / K00008940 / Eenheid: [adres01] ’.

3..Het geschil

3.1.
Waterweg Wonen vordert samengevat - om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde01] te veroordelen om met onmiddellijke ingang de woning te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze niet van Waterweg Wonen zijn, en de woning onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Waterweg Wonen te stellen;
[gedaagde01] te veroordelen om aan Waterweg Wonen een bedrag van € 867,92 te betalen,
te vermeerderen met wettelijke rente;
3. [gedaagde01] te veroordelen om aan Waterweg Wonen een bedrag van € 412,79 per maand te betalen, te rekenen vanaf 1 juni 2023 tot aan het tijdstip van de ontruiming, te vermeerderen met de wettelijke rente;
4. [gedaagde01] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[gedaagde01] voert gemotiveerd verweer.

4..De beoordeling

Spoedeisend belang

4.1.
Het spoedeisend belang van Waterweg Wonen bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen, in elk geval voor wat betreft de gevorderde ontruiming.
Vordering 1: ontruiming
4.2.
Een vordering tot ontruiming van een woning is in kort geding slechts toewijsbaar als voldoende aannemelijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en als het belang van Waterweg Wonen bij het treffen van een voorlopige voorziening zodanig spoedeisend is dat van haar niet kan worden gevraagd dat zij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht.
4.3.
Niet in geschil is dat [gedaagde01] geen huurder of medehuurder is van de woning. Omdat verder geen grond is aangevoerd die hem het recht op gebruik van de woning geeft, is vast komen te staan dat [gedaagde01] zonder recht of titel in de woning verblijft. Daarmee is voldoende aannemelijk geworden dat de vordering van Waterweg Wonen tot ontruiming van de woning in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan van Waterweg Wonen niet gevraagd kan worden om de uitkomst van een eventuele bodemprocedure af te wachten, omdat zij als sociale woningcorporatie verplicht is haar woningen passend toe te wijzen aan woningzoekenden binnen haar doelgroep en gelet op de wachtlijst die daarvoor bestaat. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot ontruiming in dit kort geding daarom toe. De ontruimingstermijn wordt in redelijkheid gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Vordering 2 en 3: gebruikersvergoeding
4.4.
Waterweg Wonen vordert bij dagvaarding een gebruiksvergoeding, te weten een bedrag van € 867,92 tot en met mei 2023 en vervolgens vanaf 1 juni 2023 € 412,79 per maand.
4.5.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding is terughoudendheid bij toewijzing op zijn plaats. Bij de beoordeling speelt een rol of de vordering voldoende aannemelijk is, of een onmiddellijke voorziening vereist is en of er een restitutierisico is.
4.6.
[gedaagde01] betwist niet dat hij een gebruikersvergoeding is verschuldigd. [gedaagde01] verweert zich echter door aan te voeren dat hij vier keer een bedrag van € 411,25 heeft betaald. In reactie hierop is tijdens de mondelinge behandeling namens Waterweg Wonen verklaard dat zij de betalingen tot en met mei 2023 heeft ontvangen, maar dat de betalingen in haar systeem zijn afgeboekt op een oude huurschuld van [gedaagde01] die betrekking heeft op zijn voormalige huurwoning. Volgens Waterweg Wonen heeft zij de betaling voor de maand juni 2023 (nog) niet ontvangen.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van Waterweg Wonen voor zover die betrekking heeft op de gebruikersvergoeding tot en met juni 2023 onvoldoende aannemelijk is geworden. Het volgende is daartoe van belang.
4.8.
Niet in geschil is dat de verschuldigde huur tot en met 27 maart 2023 is voldaan en dat [gedaagde01] sindsdien een gebruikersvergoeding is verschuldigd. [gedaagde01] heeft (in elk geval) op 11 april 2023 en 26 april 2023 betalingen verricht met daarbij duidelijke betalingskenmerken, waarin zowel het adres van de woning als de periode waarop de betaling betrekking heeft staan vermeld (zie 2.8 en 2.9). Uit de door hem overgelegde stukken volgt dat hij ook op 28 mei 2023 een betaling heeft gedaan met vermelding van dezelfde specificaties. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat deze betalingen in beginsel op de verschuldigde gebruiksvergoeding over de maanden april, mei en juni 2023 in mindering strekken (artikel 6:43 lid 1 BW). Het stond Waterweg Wonen dan ook niet vrij die betalingen af te boeken op een andere verbintenis van [gedaagde01] , zoals die met betrekking tot zijn oude huurschuld.
4.9.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook onduidelijk hoeveel Waterweg Wonen (nog) van [gedaagde01] te vorderen heeft. De vordering wordt dan ook afgewezen voor zover die betrekking heeft op de gebruikersvergoeding tot en met juni 2023.
4.10.
Nu [gedaagde01] niet heeft betwist dat hij een gebruikersvergoeding is verschuldigd, wordt de vordering om vanaf 1 juli 2023 een bedrag van € 412,79 per maand te betalen tot aan het tijdstip van de ontruiming, toegewezen. Anders dan Waterweg Wonen heeft bepleit, kan de ingangsdatum van deze veroordeling niet op 1 juni 2023 worden gesteld. [gedaagde01] heeft immers, onderbouwd met een bankafschrift, gesteld dat hij de gebruiksvergoeding voor de maand juni al op 28 mei 2023 heeft betaald.
Vordering 4: proceskosten
4.11.
[gedaagde01] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Waterweg Wonen worden begroot op:
- betekening oproeping € 129,14
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat €
1.079,00
Totaal € 1.884,14

5..De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning gelegen te ( [postcode01] ) [plaats01] aan de [adres01] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Waterweg Wonen zijn, en de woning onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Waterweg Wonen te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Waterweg Wonen tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen, voor iedere maand, te rekenen vanaf 1 juli 2023 tot aan het tijdstip van de daadwerkelijke ontruiming van de woning, de som van € 412,79 per maand en voor een gedeelte van een maand een pro rata te berekenen gedeelte van deze som, telkenmale te rekenen vanaf de vervaldag van elke termijn te vermeerderen met de wettelijke rente;
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van Waterweg Wonen tot op heden begroot op € 1.884,14;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2023.
[3070/1980]