In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2023 een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind01]. Het verzoek tot ondertoezichtstelling is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, op 13 februari 2023. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de moeder, [naam kind01], en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. Tijdens de zitting is gebleken dat [naam kind01] in haar eerste levensjaar veel huiselijk geweld heeft meegemaakt en dat de relatie met haar moeder momenteel problematisch is. De Raad heeft zorgen over het welzijn van [naam kind01], die emotioneel belast is door gebeurtenissen uit het verleden en niet goed functioneert in de thuissituatie. De moeder heeft aangegeven dat de communicatie met [naam kind01] verbetert, maar vreest dat de betrokkenheid van een jeugdbeschermer de band tussen hen kan schaden.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende hulp is geboden binnen het vrijwillige kader en dat de moeder geen vertrouwen heeft in de hulpverlening. Ondanks de zorgen over [naam kind01] en haar emotionele toestand, heeft de kinderrechter besloten om de behandeling van het verzoek aan te houden voor de duur van zes maanden. Dit geeft de moeder de kans om te laten zien dat de vooruitgang in de relatie met [naam kind01] kan worden voortgezet. De kinderrechter heeft verzocht om een rapportage van de Raad over de situatie na zes maanden, voordat er een definitieve beslissing wordt genomen over de ondertoezichtstelling. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.