ECLI:NL:RBROT:2023:5511

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
C/10/656843 / JE RK 23-975
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ontwikkelingsbedreigingen en ouderschapsconflicten

Op 30 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [naam kind01] en [naam kind02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen, die al jarenlang blootgesteld worden aan een conflictueuze relatie tussen hun ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen voor de kinderen aanwezig zijn, mede door de pedagogische onmacht van de moeder en de ambivalente houding van de vader ten opzichte van de hulpverlening. De ouders zijn niet in staat om constructief met elkaar te communiceren, wat de situatie voor de kinderen verergert.

Tijdens de zitting zijn zowel de ouders als vertegenwoordigers van de Raad en de GI gehoord. De moeder heeft aangegeven geen ondertoezichtstelling te willen, maar erkent dat de situatie niet verder kan zoals het nu is. De vader is het niet eens met het verzoek van de Raad en voelt zich niet goed behandeld door de GI. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de hulpverlening in het vrijwillig kader niet effectief is gebleken en dat er een gedwongen kader nodig is om de ouders te helpen beter met elkaar te communiceren en de kinderen niet te belasten met hun conflicten.

De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, met ingang van 30 mei 2023 tot 30 oktober 2024. Tevens is er een vervolgdatum vastgesteld voor verdere behandeling van de zaak, waarbij de Raad verzocht is om uiterlijk twee weken voor de zitting te rapporteren over de stand van zaken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/656843 / JE RK 23-975
datum uitspraak: 30 mei 2023

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [naam kind01]
,

[naam kind02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2011 te [geboorteplaats02] , hierna te noemen: [naam kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. S. Meeuwsen, kantoorhoudende te Gorinchem.

[naam02] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit

- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 28 april 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- een ongedateerd behandelplan voor speltherapie van [naam kind02] , ter zitting door de advocaat van de moeder overgelegd.
Op 30 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, voornoemd,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, [naam03] ,
- een vertegenwoordigster van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna: de GI, mw. [naam04] .
[naam kind02] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken. Hij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind01] en [naam kind02] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind01] en [naam kind02] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad heeft een ondertoezichtstelling van [naam kind01] en [naam kind02] verzocht voor de duur van een jaar.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht dit als volgt toe. De Raad is al langere tijd betrokken bij [naam kind01] en [naam kind02] en constateert dat naar aanleiding van het huidige onderzoek dat er nog steeds ernstige ontwikkelingsbedreigingen voor [naam kind01] en [naam kind02] aanwezig zijn. De kinderen worden al jarenlang blootgesteld aan de strijd tussen de ouders. De moeder laat regelmatig zien pedagogisch onmacht te zijn en de vader is ambivalent richting de hulpverlening, de moeder en de kinderen. Dit zorgt voor flinke onrust en onduidelijkheid. De hulpverlening in het vrijwillig kader is ontoereikend. De Raad heeft de vader in het onderzoek niet kunnen spreken. Hoewel ter zitting anders is aangegeven, had [naam kind02] ten tijde van het onderzoek geen behoefte aan contact met de vader. Wel is duidelijk dat in de omgang van de kinderen met de vader nog flinke hobbels overwonnen moeten worden. Zo heeft de moeder recent zorgen gemeld over twee incidenten en is dit ook door de politie bevestigd. Zowel [naam kind01] als [naam kind02] hebben last van een loyaliteitsconflict, wat schadelijk is voor hun ontwikkeling. De Raad constateert dat er ontwikkelingsbedreigingen zijn, maar vraagt zich gezien de geschiedenis af of het in het gedwongen kader dit keer wel gaat lukken.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de Raad. Desgevraagd weet de GI niet wat er in de huidige situatie, ten opzichte van de laatste ondertoezichtstelling, anders is. De GI is bezig dossiers op te vragen met betrekking tot de eerdere ondertoezichtstellingen. De GI ziet een complexe echtscheiding waar de kinderen last van hebben. De optie vanuit de Raad betreffende het traject parallel-ouderschap, is voor de GI een mogelijkheid mits beide ouders hier ook achter kunnen staan.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ter zitting naar voren gebracht dat de moeder geen ondertoezichtstelling wil, maar de situatie op deze manier ook niet verder kan en wellicht over het gezag nagedacht moet worden. De vraag is of de ondertoezichtstelling gaat werken, zeker nu de Raad en de GI nog niet weten hoe zij de ondertoezichtstelling willen vormgeven. De Raad spreekt nog steeds over een ‘vechtscheiding’, terwijl de ouders al jaren uit elkaar zijn en er geen sprake is van vechtende ouders. Het is de vader die niet wil meewerken. Na het afsluiten van de laatste ondertoezichtstelling, heeft de moeder op eigen initiatief om hulp gevraagd om een omgangsregeling voor de vader te krijgen. Helaas heeft zij hierin niet de vrijwilligheid van de vader gekregen, waardoor zij heeft ingestemd met een raadsonderzoek. De moeder heeft wat zorgen over de vader, maar ziet geen ontwikkelingsproblemen bij de kinderen. Hoewel de moeder hulp zoekt die de kinderen nodig heeft, is dit soms lastig omdat de vader weigert toestemming te verlenen. De moeder wil meer structuur in de omgang tussen de kinderen en de vader. De vader komt nu langs op de momenten waarop hij de kinderen wil zien, waarna de moeder niet altijd weet waar de kinderen zijn. Het lukt de moeder niet te communiceren met de vader en handvatten te geven om passende hulp te krijgen voor de kinderen, omdat de communicatie eenzijdig verloopt. [naam kind02] heeft momenteel meer structuur door het aflopen van de speltherapie en de inzet van laagdrempelige gesprekken met een coach via de school en the Mall.

Het standpunt van de vader

Door de vader wordt ter zitting naar voren gebracht dat hij het niet eens is met het verzoek van de Raad. Hij is van mening dat de GI hem niet op een juiste manier heeft behandeld, met name ten aanzien van de omgangsregeling waarbij de vader de kinderen gedurende een uur per week onder begeleiding mocht zien. De vader heeft de kinderen altijd op nummer één gezet, maar vindt zijn werk ook belangrijk. Hij werkt in ploegendienst, waardoor zijn weekend op doordeweekse dagen valt. Dit is voor de ouders een groot probleem. De vader ziet in dat hij, net als de moeder, dingen zou kunnen veranderen, maar is wanhopig en vraagt zich af in hoeverre het nog zin heeft het ouderlijk gezag te behouden.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [naam kind01] en [naam kind02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Net als voorgaande jaren is nog steeds sprake van een conflictueuze relatie tussen de vader en de moeder van [naam kind01] en [naam kind02]. De ondertoezichtstelling is jarenlang uitgevoerd, maar zonder verandering of verbetering. Op de dag dat de ondertoezichtstelling in mei 2022 werd beëindigd, heeft de moeder meteen hulp gezocht. De vader weigerde echter toestemming te geven voor de hulpverlening waarna opnieuw een raadsonderzoek heeft plaatsgevonden. De omgang met de vader is inmiddels opgestart. Dit is positief, maar verloopt nog erg moeizaam. Dit draagt ook bij aan de ontwikkelingsbedreiging die er op dit moment is voor [naam kind01] en [naam kind02]. In het verleden is geprobeerd de omgang met de vader terug te schroeven, maar dit is niet effectief gebleken. De komende maanden moet de focus worden gelegd op het helpen van de ouders. Hulpverlening in het vrijwillig kader gaat niet van de grond komen, omdat de vader en de ouders met elkaar onvoldoende in staat zijn de noodzakelijke hulpverlening te accepteren. Er dient verandering te komen in de strijd tussen de ouders waarbij zij niet op constructieve wijze kunnen communiceren over de belangen van de kinderen. Het lukt de ouders niet afspraken te maken met elkaar en elkaars standpunten in de situatie te begrijpen. De ouders zullen naar zichzelf moeten kijken om uiteindelijk samen tot een oplossing te komen. De kinderrechter wil [naam kind01] en [naam kind02] behoeden voor wijzigingen in het ouderlijk gezag. De kinderrechter acht het van belang dat in het gedwongen kader de hulpverlening voor de ouders wordt ingezet, zodat de ouders leren op een juiste manier met elkaar te communiceren en de kinderen hierin niet te belasten.
De Raad wordt verzocht om de kinderrechter (met afschrift daarvan aan de GI, de belanghebbenden en mr. S. Meeuwsen) uiterlijk twee weken voorafgaand aan de hierna te noemen zittingsdatum te rapporteren over de huidige stand van zaken en daarbij aan te geven of het overige deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissingDe kinderrechter:

stelt [naam kind01] en [naam kind02] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, Amsterdam, met ingang van 30 mei 2023 tot 30 oktober 2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

en alvorens verder te beslissen:

houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de belanghebbenden en mr. S. Meeuwsen in deze zaak zal plaatsvinden op
gelast de oproeping van [naam kind01] en [naam kind02] tegen voormelde zittingsdatum en tijdstip;
verzoekt de Raad uiterlijk twee weken voor de genoemde datum de kinderrechter (met afschrift daarvan aan de belanghebbenden en mr. S. Meeuwsen) de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2023 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.N. van Geest als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.