Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 juni 2023 in de zaak tussen
[naam verzoekster], uit [plaatsnaam], verzoekster
de minister van Infrastructuur en Waterstaat
Inleiding
[naam verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van de minister die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoekster als volgt af.
In voorschrift 2 zijn lozingseisen opgenomen voor een aantal parameters. In het voorschrift is bepaald dat de in voorschrift 1, lid 1, omschreven afvalwaterstromen alleen in het oppervlaktewater mogen worden gebracht als deze lozingseisen op het betreffende meetpunt niet worden overschreden. Voor de parameter ammonium-N is een lozingseis van 1,5 mg/l voorgeschreven voor de meetpunten T-1701, T-1703, T-17816 en T-1700.
In het bijzonder voert [naam verzoekster] aan dat de minister geen lozingseis van 1,5 mg/l voor ammonium-N had mogen opleggen. Zij stelt dat de grenswaarde van 1,5 mg/l onjuist is afgeleid van het door verweerder aangenomen uitgangspunt dat meetpunt T-1702 voor afvalwaterstroom 8.1 met een debiet van 14,4 m3/uur representatief is voor het hele bedrijf. Dat is volgens haar niet het geval. Volgens [naam verzoekster] is het gehanteerde debiet te hoog en vormt deze afvalwaterstroom maar een zeer klein deel (ongeveer 3%) van het totale volume hemelwater dat wordt geloosd. Bovendien zijn de afvalwaterstromen in aard en omvang van verontreiniging niet vergelijkbaar.
[naam verzoekster] betoogt dat met een lozingseis van 4,5 mg/l voor ammonium-N kan worden volstaan en verwijst daarbij naar een rapport van [naam 6] van 9 januari 2023. Met een immissietoets is aangetoond dat dit geen negatief effect heeft op de waterkwaliteit. [naam verzoekster] betoogt onder meer dat de minister bij het stellen van de lozingseis is uitgegaan van een te strenge milieukwaliteitseis voor zout water. Bij de omrekening van de norm voor zoet water naar die voor zout water is een indicatieve veiligheidsfactor van 10 toegepast, maar dat is volgens [naam verzoekster] voor ammonium-N niet nodig. In de database van de European Chemical Agency is namelijk voor ammonium dezelfde Predicted No-Effect Concentration (PNEC) vermeld voor zoet water en zout water.
Volgens de minister bestaat er geen aanleiding voor het vervallen van meetpunten. De aangevraagde afvalwaterstromen moeten op eenduidige wijze bemonsterd kunnen worden en de lozingseisen voor die stromen leiden er niet toe dat [naam verzoekster] de afsluiter dicht moet zetten en de afvalwaterstroom moet analyseren vóór lozing op de Donauhaven. Bij een normale bedrijfsvoering en bij toepassing van BBT kan [naam verzoekster] voldoen aan de lozingseisen.
De nieuwe lozingseisen in de vergunning, waaronder de norm van 1,5 mg/l voor ammonium-N, zijn gebaseerd op de analysegegevens die [naam verzoekster] bij de aanvraag heeft overgelegd. De minister mag zich in beginsel op die gegevens baseren. Uit de analysegegevens blijkt dat voor ammonium-N in de periode 2019-2021 op een groot aantal momenten een concentratie van 1 mg/l of minder is gemeten, maar er zijn verschillende metingen waar de concentratie hoger is dan 1,5 mg/l. De daar gemeten concentraties variëren van 2 tot 8 mg/l. De minister heeft gesteld dat bij toepassing aan BBT aan de lozingseis van 1,5 mg/l wordt voldaan en dat de gemeten hogere concentraties dus het gevolg moeten zijn geweest van incidenten zoals morsingen. Hij heeft dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter onvoldoende onderbouwd. [naam verzoekster] heeft dit standpunt bestreden en heeft onder meer gewezen op seizoensafhankelijke variatie in de bedrijfsvoering. Daar komt bij dat [naam verzoekster] heeft gesteld dat de bemonstering in de periode 2019-2021 niet altijd volledig is geweest, omdat toen voor ammonium-N nog geen lozingseis gold.
Daarnaast heeft [naam verzoekster] betoogd dat afvalwaterstroom 8.1 (meetpunt T-1702), waarvan analysegegevens beschikbaar waren en aan de grenswaarde ten grondslag zijn gelegd, niet representatief is voor het gehele bedrijf. Dat het volume maar een klein percentage van de totale hoeveelheid geloosd hemelwater bedraagt, is op zichzelf geen reden om aan de representativiteit te twijfelen. [naam verzoekster] heeft echter ook gesteld dat de bedrijfsactiviteiten bij de overige afvalwaterstromen en meetpunten anders zijn dan bij afvalwaterstroom 8.1, zodat de onderzochte afvalwaterstroom ook wat betreft de samenstelling niet representatief is voor de gehele inrichting. Verweerder heeft deze stellingen niet afdoende weerlegd. De voorzieningenrechter deelt de twijfel van [naam verzoekster].
In de bodemprocedure moeten de bovenstaande aspecten nader worden onderzocht. De rechtbank zal de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (STAB) verzoeken om een deskundigenrapport uit te brengen.
Aangezien er in de geldende watervergunning uit 2008 geen lozingseis voor ammonium-N is opgenomen en de voorzieningenrechter het ter bescherming van de waterkwaliteit ongewenst acht dat er tot de uitspraak op beroep geen normering geldt voor deze parameter, zal de voorzieningenrechter een tijdelijke lozingseis stellen voor ammonium-N van 4,5 mg/liter.
Conclusie en gevolgen
- voorschrift 1, aanwijzing van meetpunt T-1701 voor afvalwaterstroom 7.2 en van meetpunt T-1700 voor afvalwaterstroom 8.4;
- voorschrift 2, eerste lid, de lozingseisen voor meetpunt T-1701 voor afvalwaterstroom 7.2 en voor meetpunt T-1700 voor afvalwaterstroom 8.4;
- voorschrift 2, eerste lid, de lozingseis voor de parameter ammonium-N.
Voor de parameter ammonium-N wordt een lozingseis gesteld van 4,5 mg/l.
Beslissing
a. voorschrift 1, aanwijzing van meetpunt T-1701 voor afvalwaterstroom 7.2 en van meetpunt T-1700 voor afvalwaterstroom 8.4;
b. voorschrift 2, eerste lid, de lozingseisen voor meetpunt T-1701 voor afvalwaterstroom 7.2 en voor meetpunt T-1700 voor afvalwaterstroom 8.4;
c. voorschrift 2, eerste lid, de lozingseis voor de parameter ammonium-N;
- bepaalt dat de in voorschrift 2, eerste lid, opgenomen lozingseis voor de parameter ‘Ammonium-N’ 4,5 mg/l bedraagt;