Op 26 januari 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, hierna te noemen [naam kind01] en [naam kind02]. De ouders van de kinderen zijn belast met het ouderlijk gezag, waarbij [naam kind01] bij de vader woont en [naam kind02] samen met de moeder in een Babyhuis verblijft. De kinderrechter heeft eerder op 17 januari 2023 een voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind02] verleend voor de duur van vier weken. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 januari 2023 zijn de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming besproken, waarbij de Raad verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing voor een langere periode.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedingssituatie van beide kinderen, met name over de relatie tussen de ouders en de opvoedingsvaardigheden van de moeder. De moeder lijkt onder druk te staan van de vader en er zijn zorgen over huiselijk geweld. De kinderrechter heeft besloten om de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind02] in het Babyhuis verleend voor de duur van drie maanden. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad om [naam kind01] en [naam kind02] onder toezicht te stellen voor een periode van twaalf maanden toegewezen, maar het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind01] is afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en is schriftelijk vastgesteld op 7 februari 2023.