ECLI:NL:RBROT:2023:5816

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
10468729 VZ VERZ 23-76
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van vereffening in erfrechtelijke procedure met geringe waarde van de baten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van een overledene. De verzoekster, die zelf procedeert als vereffenaar, heeft verzocht om de opheffing van de vereffening op grond van artikel 4:209 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de waarde van de baten gering is. De overledene is op [datum01] in [plaats01] overleden, en de laatste woonplaats was [plaats01]. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had zich eerder onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de Rechtbank Rotterdam. De verzoekster heeft voldoende onderbouwd dat de nalatenschap lager is dan de reeds gemaakte vereffeningskosten, waardoor het saldo niet toereikend is voor uitkeringen aan schuldeisers of erfgenamen. De kantonrechter heeft het verzoek tot opheffing van de vereffening toegewezen, zonder dat er een zitting of oproeping van erfgenamen plaatsvond, gezien de omstandigheden van het geval. De vereffeningskosten zijn vastgesteld op € 6.063,95, welke ten laste van de boedel komen. De verzoekster is opgedragen om de opheffing van de vereffening in de (digitale) Staatscourant bekend te maken. De beschikking is gegeven door mr. dr. P.G.J. van den Berg en kan door belanghebbenden binnen drie maanden worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10468729 VZ VERZ 23-76
datum uitspraak: 27 juni 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[verzoekster01] ,
in de hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van [naam01] ,
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
verzoekster,
die zelf procedeert.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de verwijzingsbeschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 april 2023, met aangehecht het verzoekschrift van 21 maart 2023, met bijlagen;
  • het verzoekschrift, ontvangen op 24 april 2023, met bijlagen.

2..De beoordeling

2.1.
Op [datum01] is in [plaats01] overleden [naam01] , geboren op [geboortedatum01] in [geboorteplaats01] (hierna: de overledene). De laatste woonplaats van de overledene was [plaats01] . Bij beschikking van 5 juni 2013 heeft de rechtbank Rotterdam notaris [naam02] tot vereffenaar benoemd in de nalatenschap van de overledene. Bij beschikking van 8 november 2022 heeft de rechtbank Rotterdam [naam02] ambtshalve ontslagen als vereffenaar en verzoekster benoemd tot vereffenaar in de nalatenschap van de overledene.
2.2.
Verzoekster verzoekt om op grond van artikel 4:209 lid 1 BW de opheffing van de vereffening te bevelen wegens de geringe waarde van de baten.
2.3.
De kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft zich bij beschikking van 20 april 2023 onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen en de zaak verwezen naar de kantonrechter van deze rechtbank. Verzoekster heeft daarnaast – ten overvloede – op 24 april 2023 het verzoekschrift naar de kantonrechter verzonden.
2.4.
Verzoekster onderbouwt voldoende dat er sprake is van een geringe waarde van de baten. Het saldo van de nalatenschap is lager dan de reeds gemaakte vereffeningskosten. Het is derhalve de verwachting dat het saldo van de nalatenschap niet toereikend is om de vereffeningskosten te voldoen, laat staan dat uitkeringen aan schuldeisers of erfgenamen zullen kunnen plaatsvinden. Het verzoek tot opheffen van de vereffening zal dan ook worden toegewezen. Gelet op de omstandigheden van het geval en het door verzoekster niet gepreciseerd zijn van bekende erfgenamen zal geen zitting of oproeping van erfgenamen worden bepaald, maar zal daartegenover ook niet worden bepaald dat de vereffeningskosten ten laste van de erfgenamen zullen komen.
2.5.
De vereffeningskosten worden vastgesteld op € 6.063,95. Dit bedrag bestaat uit de kosten van € 3.980,90 inclusief btw conform de urenregistratie van [naam02] , € 268,05 aan gemaakte legeskosten door [naam02] en € 1.815,- aan gemaakte kosten door verzoekster. Verzoekster heeft onvoldoende onderbouwd waarom de vereffeningskosten op € 6.296,26 moeten worden vastgesteld. Het bedrag aan vereffeningskosten komt ten laste van de boedel.
2.6.
De opheffing van de vereffening moet door verzoekster bekend worden gemaakt in de (digitale) Staatscourant.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van de overledene;
3.2.
beveelt verzoekster de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van de overledene in de (digitale) Staatscourant te publiceren;
3.3.
stelt de reeds gemaakte vereffeningskosten vast op € 6.063,95;
3.4.
bepaalt dat de vereffeningskosten ten laste van de boedel zullen komen;
3.5.
draagt de griffier ambtshalve op om de opheffing op te nemen in het boedelregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. P.G.J. van den Berg en in het openbaar uitgesproken.
31688
Verzoeker(s) en de in de procedure verschenen belanghebbenden kunnen hoger beroep instellen tegen deze beschikking binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag na de uitspraak. Andere belanghebbenden kunnen binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden hoger beroep instellen.