ECLI:NL:RBROT:2023:6073

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
10118369
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Financiële afwikkeling van studiekostenovereenkomst tussen werkgever en werknemer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen AAme Salarisadviseurs B.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde01]. De werknemer heeft van 1 maart 2018 tot en met 31 juli 2022 bij AAme gewerkt en heeft in die periode een opleiding gevolgd op kosten van de werkgever. Partijen hebben een studieovereenkomst gesloten met een terugbetalingsclausule. AAme vordert dat de werknemer een bedrag van € 11.417,52 terugbetaalt, bestaande uit studiekosten en kosten van studieverlof. De werkgever heeft € 2.933,55 ingehouden op de eindafrekening van de werknemer en eist het resterende bedrag van € 8.483,97. De werknemer is het hier niet mee eens en vordert in reconventie betaling van het ingehouden salaris.

In een tussenvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat de werknemer de directe studiekosten moet terugbetalen, maar dat de kosten van het studieverlof niet volledig toewijsbaar zijn. AAme heeft de gelegenheid gekregen om haar eis te specificeren, waarop de werknemer heeft gereageerd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer € 4.255,53 moet terugbetalen aan AAme, na verrekening van het ingehouden bedrag. De wettelijke rente over dit bedrag wordt toegewezen vanaf 11 september 2022, omdat de werknemer op dat moment in verzuim verkeerde.

In reconventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat AAme terecht het bedrag van € 2.933,55 heeft ingehouden. De werknemer heeft ook recht op wettelijke rente en verhoging over een eerder betaald bedrag door AAme. De proceskosten worden gecompenseerd, en het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10118369 CV EXPL 22-29668
datum uitspraak: 7 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
AAme Salarisadviseurs B.V.,
vestigingsplaats: Delft,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. I.R. Köhne,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. S.O. Voogt.
De partijen worden hierna ‘AAme’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 17 maart 2023 en de processtukken die daarin genoemd zijn;
  • de akte van AAme, met bijlagen;
  • de akte van [gedaagde01] , met bijlagen.

2..De verdere beoordeling

Samenvatting
2.1.
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. [gedaagde01] werkte van 1 maart 2018 tot en met 31 juli 2022 bij AAme. In deze periode heeft hij op kosten van AAme de Vakopleiding Payroll Services (VPS) gevolgd. Ten behoeve van die opleiding hebben partijen een studieovereenkomst met een terugbetalingsclausule gesloten. Volgens AAme moet [gedaagde01] op grond van die clausule € 11.417,52 aan studiekosten en genoten studieverlof terugbetalen. Zij heeft daarom € 2.933,55 op zijn eindafrekening ingehouden en eist in deze procedure dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om het restant van € 8.483,97 te betalen. [gedaagde01] is het hier niet mee eens. Hij vindt dat hij niets hoeft te betalen en eist daarom in reconventie dat het ingehouden salaris alsnog betaald wordt.
2.2.
In het tussenvonnis heeft de kantonrechter (kort gezegd) geoordeeld dat [gedaagde01] de directe studiekosten moet terugbetalen, maar dat de kosten van het studieverlof niet volledig toewijsbaar zijn. Hij heeft AAme in de gelegenheid gesteld om haar eis te specificeren. AAme heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Vervolgens heeft [gedaagde01] hierop gereageerd. Naar aanleiding hiervan oordeelt de kantonrechter als volgt.
De verdere onderbouwing van AAme wordt buiten beschouwing gelaten
2.3.
De kantonrechter stelt het volgende voorop. In het tussenvonnis is AAme in de gelegenheid gesteld om bij akte (uitsluitend) een gedegen financiële specificatie van haar vordering in het geding te brengen. De inhoudelijke reactie op de oordelen in het tussenvonnis wordt daarom buiten behandeling gelaten.
In conventie:
Directe studiekosten
2.4.
AAme heeft in haar akte gesteld dat nog een bedrag van € 5.060,76 aan directe studiekosten open staat. Dit heeft [gedaagde01] in zijn akte bevestigd. In lijn met het tussenvonnis oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde01] deze kosten in ieder geval moet terugbetalen.
Studieverlof
2.5.
Het bedrag dat AAme eist bestaat verder uit de kosten van het verlof dat [gedaagde01] heeft gekregen voor het volgen van de opleiding. Het gaat om een bedrag van € 6.356,76. Dit betreft de totale kosten van het studieverlof van € 7.628,15, verminderd met een afschrijving van 1/6e, conform de afschrijvingsregeling in de studiekostenovereenkomst. AAme heeft bij haar akte een (zeer korte) specificatie gegeven van dit bedrag, waarin de verschillende posten en daarbij behorende bedragen zijn genoemd. Deze posten worden hierna besproken.
Brutoloon
2.6.
Uit het tussenvonnis volgt dat [gedaagde01] het brutoloon dat hij over het studieverlof heeft gekregen aan AAme moet terugbetalen. Volgens AAme heeft [gedaagde01] 95 uur studieverlof gehad en bedragen de brutoloonkosten over die uren € 2.227,17. Zij heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe zij dit bedrag heeft berekend. [gedaagde01] heeft de hoogte van dit bedrag betwist. Met verwijzing naar de overgelegde loonstroken en een berekening heeft hij aangevoerd dat het ‘slechts’ gaat om € 1.509,97. Aangezien AAme voor het overige geen onderbouwing heeft gegeven, is alleen 5/6e van dit laatste bedrag toewijsbaar. Dat komt neer op € 1.258,31.
2.7.
Voor de volledigheid merkt de kantonrechter op dat [gedaagde01] (anders dan waar hij in zijn akte vanuit lijkt te gaan) het loon dus niet slechts hoeft terug te betalen over de 40 studieverlofuren die in de studieovereenkomst zijn genoemd. De kantonrechter heeft r.o. 4.11 alleen in het tussenvonnis opgenomen om te onderstrepen dat de gevolgen van de terugbetalingsverplichting voor het studieverlof voor [gedaagde01] niet duidelijk konden zijn bij het aangaan van de overeenkomst. Dat leidt ertoe dat deze eis niet onverkort wordt toegewezen. Het betekent echter niet dat [gedaagde01] voor de overige uren niets hoeft terug te betalen. Nergens is namelijk uit gebleken dat hij er vanuit kon gaan dat hij alle aanvullende studieverlofuren er ‘gratis’ bij kreeg.
Sociale lasten
2.8.
Uit het tussenvonnis volgt dat [gedaagde01] de sociale lasten die AAme gedurende het studieverlof heeft betaald ook moet terugbetalen. AAme heeft gesteld dat het gaat om € 499,21. Dit is door [gedaagde01] niet betwist. In dat kader moet [gedaagde01] dus € 416,- terugbetalen.
Overige emolumenten
2.9.
Uit het tussenvonnis volgt ten slotte dat [gedaagde01] ook de overige emolumenten die hij tijdens het studieverlof heeft ontvangen moet terugbetalen. Volgens AAme gaat het om € 152,93. Ook hiervoor heeft zij geen onderbouwing gegeven. Met verwijzing naar de overgelegde loonstroken en een berekening heeft [gedaagde01] aangevoerd dat het ‘slechts’ gaat om € 34,02. In lijn met r.o. 2.6 en 2.7 wordt 5/6e van dit bedrag toegewezen, dus een bedrag van € 28,35.
Overheadkosten
2.10.
Ongeveer 2/3e van het bedrag dat AAme voor het studieverlof eist, bestaat uit overheadkosten. Zoals in het tussenvonnis al is geoordeeld kan van [gedaagde01] niet worden verwacht dat deze terugbetalingsverplichting bij het aangaan van de overeenkomst duidelijk voor hem was. De akte van AAme is daar een onderstreping van. AAme stelt alleen in het algemeen dat het bedrag bestaat uit enerzijds de ‘
huur van het kantoorpand, huur van apparatuur enzovoorts” en anderzijds uit ‘
loonkosten van ondersteunend personeel’. Waar deze posten precies uit bestaan en hoe die bedragen worden omgeslagen naar [gedaagde01] als individuele werknemer volgt echter nergens uit. Ook ontgaat het de kantonrechter hoe deze bedragen zich verhouden tot de mails met kostprijzen en tarieven die AAme heeft overgelegd.
2.11.
Tijdens de zitting heeft [gedaagde01] aangegeven dat hij rekening had gehouden met een opslag van ongeveer 25% aan overheadkosten. Bij gebrek aan onderbouwing door AAme sluit de kantonrechter hierbij aan. Dat komt neer op € 425,66.
Conclusie: [gedaagde01] moet nog‬‬
€ 4.255,53‬ terugbetalen‬‬‬‬‬‬‬
2.12.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde01] in totaal € ‭7.189,08‬ aan directe studiekosten en studieverlof moet terugbetalen. AAme heeft dus terecht € 2.933,55 ingehouden op de eindafrekening van [gedaagde01] . [gedaagde01] moet na deze verrekening daarom nog € 4.255,53 aan AAme betalen. De eis van AAme wordt in die zin toegewezen. De wettelijke rente hierover wordt toegewezen vanaf 11 september 2022. Vanaf die datum verkeert [gedaagde01] namelijk in verzuim, omdat op 7 september 2022 een aanmaning is gemaild waarin aan hem een betalingstermijn van 3 dagen is gegeven (artikel 6:82 lid 1 BW). ‬‬‬‬‬‬
In reconventie
AAme heeft terecht verrekend met de eindafrekening
2.13.
Zoals in conventie is geoordeeld heeft AAme terecht € 2.933,55 ingehouden op de eindafrekening van [gedaagde01] (artikel 7:632 BW). De tegeneis van [gedaagde01] tot betaling van dit bedrag, inclusief wettelijke rente en wettelijke verhoging, wordt daarom afgewezen.
AAme moet € 171,21 aan wettelijke rente en wettelijke verhoging betalen
2.14.
In eerste instantie heeft AAme in het geheel geen eindafrekening betaald aan [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft er in zijn antwoord (terecht) op gewezen dat dit niet mag, omdat AAme de beslagvrije voet had moeten hanteren (artikel 7:632 lid 2 BW). Naar aanleiding van de conclusie van antwoord heeft AAme op 19 december 2022 alsnog € 1.589,27 betaald. [gedaagde01] eist nog wel de wettelijke rente en wettelijke verhoging over dit bedrag. Deze eisen worden toegewezen.
2.15.
De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 1 augustus 2022. Vanaf die datum verkeerde AAme namelijk in verzuim (artikel 6:83 sub a, 6:119 en 7:623 BW). Dit komt berekend tot 19 december 2022 (de dag van betaling), neer op € 12,28.
2.16.
Op grond van de wet is [gedaagde01] ook wettelijke verhoging verschuldigd over dit loon (artikel 7:625 BW). De kantonrechter matigt deze verhoging tot 10%, dus een bedrag van € 158,93. AAme heeft namelijk aangevoerd dat [gedaagde01] tot de conclusie van antwoord nooit een beroep heeft gedaan op hantering van de beslagvrije voet. [gedaagde01] heeft tijdens de zitting gesteld dat hij dit beroep wel heeft gedaan, maar dit is nergens uit gebleken.
In conventie en reconventie
Proceskosten
2.17.
De partijen zijn over en weer op enkele punten in het ongelijk gesteld. Daarom compenseert de kantonrechter de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.18.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan AAme te betalen € 4.255,53, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 11 september 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
in reconventie:
3.2.
veroordeelt AAme om aan [gedaagde01] te betalen € 171,21;
in zowel conventie als reconventie:
3.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat beide partijen de eigen kosten dragen;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
33394