ECLI:NL:RBROT:2023:6329

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
C/10/659133 / KG ZA 23-492
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over partneralimentatie en opschorting van executiemaatregelen

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, vordert eiser [eiser01] dat gedaagde [gedaagde01] wordt veroordeeld tot het opschorten van de door haar genomen executiemaatregelen met betrekking tot de inning van partneralimentatie. Eiser stelt dat gedaagde misbruik maakt van recht door deze maatregelen te nemen, aangezien hij vermoedt dat gedaagde samenwoont met een nieuwe partner, wat volgens hem zou betekenen dat zij geen recht meer heeft op de alimentatie. De voorzieningenrechter heeft op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de vordering van eiser werd afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van recht of een noodtoestand aan de zijde van eiser. De voorzieningenrechter benadrukte dat de executie van de alimentatie niet kan worden geschorst, tenzij er duidelijke juridische of feitelijke fouten zijn aangetoond. De rechter concludeerde dat de vordering van eiser niet voldoende onderbouwd was en dat gedaagde recht heeft op de alimentatie zolang de bodemprocedure nog loopt. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/659133 / KG ZA 23-492
Vonnis in kort geding van 18 juli 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. M. Verschoor te Rozenburg Zh,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.H. Benard te Dordrecht.
Partijen worden hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
In dit executiegeschil vordert [eiser01] [gedaagde01] te veroordelen tot het opschorten van de door haar genomen executiemaatregelen ten aanzien van de inning van partneralimentatie totdat de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het verzoek van [eiser01] om die alimentatie stop te zetten. De voorzieningenrechter wijst deze vordering af en licht dit als volgt toe.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 19 juni 2023, met producties A tot en met H;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 en 2.
2.2.
Op 4 juli 2023 vond de mondelinge behandeling plaats.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van 25 november 2016 is de echtscheiding (hierna: ‘de echtscheidingsbeschikking’) tussen hen uitgesproken. In de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat het tussen partijen overeengekomen echtscheidingsconvenant (hierna: ‘het convenant’) deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking. De echtscheidingsbeschikking is op 5 januari 2017 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Partijen zijn de ouders van de (jong)meerderjarigen [(jong)meerderjarige01] en [(jong)meerderjarige02] . Beide kinderen zijn uitwonend.
3.3.
In het convenant is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
(..)
“1.4 Studiekosten na 21 jaar
De ouders verplichten zich aan een kind van 21 jaar of ouder een (studie) bijdrage te betalen zolang het kind met redelijke resultaten en in overleg met hen met een beroepsopleiding bezig is of studeert, doch uiterlijk tot het tijdstip waarop het kind de 27-jarige leeftijd heeft bereikt.
Dit beding ten behoeve van de kinderen van de ouders is onherroepelijk, zodat de kinderen het recht hebben om zo nodig nakoming van dit beding te vorderen. De ondertekening van dit convenant geldt tevens als aanvaarding van dit beding door partijen als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige kinderen.
(..)
2.Partneralimentatie
2.1
Behoefte
Partijen stellen de huwelijk gerelateerde behoefte van de vrouw hierbij vast op € 4.184,- Bruto per maand. Uitgaande van een netto gezinsinkomen van € 8.664,-- per maand en kosten van het kind van€ 700,-- per maand is de tussen partijen overeengekomen partneralimentatie voor de vrouw gefixeerd op € 3.600,- bruto per maand.
2.2
Draagkracht
De draagkracht van ieder de partijen is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
• Man: bruto winst uit onderneming (gem 2013-14-15) € 138.713,·
• Vrouw: bruto jaarinkomen uit arbeid € 20.787,--
2.3
Niet wijzigingsbeding
Het in artikel 2.1 bepaalde kan niet bij rechterlijke uitspraak worden gewijzigd op grond van een wijziging van de omstandigheden, behoudens in geval van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden, dat de partij die de wijziging verzoekt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het niet-wijzigingsbeding mag worden gehouden, zoals in art. 1:159 lid 3 BW is bepaald.
2.4
Afwijkende regeling ten aanzien van art 1:160 BW(5)
1. Indien de vrouw gaat samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als had zij een geregistreerd partnerschap aangegaan, eindigt de alimentatieplicht van de man eerst, nadat die samenleving 2 jaar heeft geduurd. Gedurende deze periode is de man niet alimentatieplichtig
2. Indien de samenleving van de vrouw binnen de genoemde periode eindigt, wordt de man vanaf het moment van beëindigen weer alimentatieplichtig conform het in art 2.1, 2.2 en 2.3 bepaalde.
3. De wettelijke regeling van art. 1:160 BW blijft evenwel onverkort van toepassing, indien de vrouw de samenleving niet voor de aanvang daarvan schriftelijk aan de man heeft meegedeeld.(..)”
3.4.
Omdat [eiser01] het vermoeden heeft dat [gedaagde01] samenwoont met haar huidige partner, heeft hij een recherchebureau ingeschakeld om te onderzoeken of dit het geval is. In het rapport van het recherchebureau is het volgende, voor zover van belang, opgenomen:
(..)
Bevindingen onderzoek
  • Op social media zijn veel foto’s te vinden van subjecten samen;
  • Op Marktplaats biedt subject 2 winterbanden vanuit Spijkenisse te koop aan van een Mini, dat is tevens de auto van subject 1;
  • Subject 2 noemt de dochter van subject 1 op Facebook zijn bonusdochter;
  • In de periode van maandag 02 januari 2023 omstreeks 15:00 uur en maandag 09 januari omstreeks 07:20 uur zijn er observaties verricht om vast te stellen of het doel van het onderzoek behaald zou kunnen worden. Bij deze observaties zagen de observanten het volgende:
  • Van de 7 dagen werden subjecten elke dag samen gezien;
  • Subjecten maakten beiden gebruik van de Mini van subject 1;
  • Subjecten kwamen op 2 ochtenden samen uit de woning van subject 1, hierna stapte subject 2 als bestuurder in de Mini van subject 1 en reed hen samen naar zijn eigen woning;
  • Op 2 ochtenden werden subjecten en hun auto’s beiden in en bij de woning van subject 2 gezien voor werktijd;
  • Op 2 ochtenden stonden beiden voertuigen bij de woning van subject 1 waarbij beiden op 1 ochtend in en bij de woning werden gezien en 1 ochtend geen zicht in de woning van door de raambekleding;
  • Op 1 ochtend werd subject 2 in geen van de woningen gezien, was zijn woning donker en kon in de woning van subject 2 niet gekeken worden door de raambekleding;
  • Subjecten sportten samen in Spijkenisse
  • Subject 1 werkt maandag tot en met donderdag van ongeveer 07:30 uur tot
  • 16:30 uur bij tandartspraktijk [naam tandartspraktijk01] in Spijkenisse.

In de periode van maandag 16 januari 2023 omstreeks 06:20 uur en zondag 22 januari omstreeks 21:30 uur zijn opnieuw observaties verricht. Bij deze observaties zagen de observanten het volgende:
  • Van de 7 dagen werden subjecten elke dag samen gezien;
  • Van de 7 nachten zijn na 4 nachten de voertuigen van beiden subjecten bij dezelfde woning gezien voorzien van bevroren of beslagen ramen;
  • Van de 7 dagen werd op 3 ochtenden gezien dat subject 1 alleen uit haar eigen woning kwam en naar haar werk ging;
  • Van haar 4 werkdagen werd op 1 dag gezien dat subject 1 vanuit de woning van subject 2 kwam en naar haar werk ging;
  • Op 2 dagen waarop subjecten niet in dezelfde woning overnachtten werd wel gezien dat subject 1 met een sleutel de woning van subject 2 binnen ging;
  • Op 1 van de 2 dagen waarop subjecten niet in dezelfde woning overnachtten werden subjecten gezien in de keuken van subject 2 waar zij samen eten bereidden;
  • Subject 1 werkt maandag tot en met donderdag van ongeveer 07:30 uur tot
  • 16:30 uur bij tandartspraktijk [naam tandartspraktijk01] in Spijkenisse.

In de periode van maandag 06 februari 2023 omstreeks 21:04 uur en maandag 13 februari 17:35 uur werden opnieuw observaties verricht. Bij deze observaties zagen de observanten het volgende:
  • Van de 7 dagen werden subjecten 6 dagen samen gezien;
  • Van de 7 dagen kan uit de observaties worden opgemaakt worden dat subjecten 5 nachten in dezelfde woning doorgebracht hebben;
  • Van de 4 werkdagen van subject 1 kwam zij op 2 dagen uit dezelfde woning als subject 2;
  • Subject 1 was niet altijd op dezelfde plek als haar Mini;
  • Op vrijdag vertrok de Mini vanaf de woning van subject 2 zonder subjecten, maar met de zoon van subject 1. Hierna werd subject 1 het weekend waargenomen in de woning van subject 2 en stond de Mini bij de woning van subject 1;
  • Subject 1 reed in de BMW van subject 2;
  • Subject 2 deed met een sleutel de voordeur van de woning van subject 1 open;
  • Zoon van subject 1 reed op 1 ochtend met subject 2 mee vanuit de woning van subject 1;
  • Subject 1 deed de voordeur van de woning van subject 2 open na aanbellen;
  • Subject 1 was alleen in de woning van subject 2;
  • Subject 1 werkt maandag tot en met donderdag van ongeveer 07:30 uur tot 16:30 uur bij tandartspraktijk [naam tandartspraktijk01] in Spijkenisse.
3.5.
[eiser01] heeft op 6 juni 2023 een verzoekschrift tot nihilstelling van de partneralimentatie ingediend. [gedaagde01] heeft nog geen verweerschrift tegen dit verzoek ingediend.
3.6.
Het LBIO bericht [eiser01] op 8 juni 2023 dat de achterstand tot dat moment
€ 7.200,00 bedraagt. Het LBIO heeft in die brief incassomaatregelen aangekondigd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser01] vordert [gedaagde01] te veroordelen tot opschorting van de executiemaatregelen, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde01] in de procedure.
4.2.
[eiser01] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij geconstateerd heeft dat [gedaagde01] al jaren samenwoont met haar huidige partner. Gelet op artikel 1:160 BW heeft zij daarom geen recht meer op de in het convenant overeengekomen partneralimentatie. [gedaagde01] maakt misbruik van recht als zij overgaat tot executiemaatregelen ten aanzien van de inning van de partneralimentatie. [eiser01] verkeert in een noodsituatie, omdat hij vreest dat als de partneralimentatie in de bodemprocedure op nihil wordt gesteld, [gedaagde01] het bedrag niet aan hem kan terugbetalen. De noodsituatie heeft ook betrekking op het feit dat [eiser01] veel uren maakt in zijn praktijk om alle lasten te kunnen voldoen.
4.3.
[gedaagde01] voert gemotiveerd verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering. [gedaagde01] maakt geen misbruik van recht door het nemen van executiemaatregelen, omdat de partneralimentatie in de echtscheiding is overeengekomen. Zolang de bodemrechter geen uitspraak heeft gedaan, kan zij de achterstallige alimentatie innen. [gedaagde01] woont om haar moverende redenen niet samen en heeft een verklaring voor de bevindingen die in het rechercherapport staan. [eiser01] toont bovendien niet aan dat sprake is van een noodtoestand.

5.De beoordeling

5.1.
In een executiegeschil kan de tenuitvoerlegging van een beslissing slechts worden geschorst wanneer de executant, gelet op de belangen van de geëxecuteerde, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn executiebevoegdheid. Dat kan het geval zijn wanneer de te executeren beslissing berust op een kennelijke juridische of feitelijke misslag en/of als de executie op grond van na de beslissing voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de geëxecuteerde klaarblijkelijk een noodtoestand zal doen ontstaan.
5.2.
Ten aanzien van het al dan niet samenwonen van [gedaagde01] blijkt uit het rechercherapport dat [gedaagde01] en haar partner in de weken dat zij geobserveerd zijn, veel samen zijn. [gedaagde01] heeft echter een gemotiveerde uitleg gegeven waarom dat in de betreffende weken zo was. Zo was het in één week kerstvakantie, in de volgende week moest de kat van de kinderen van de partner van [gedaagde01] , die zeer belangrijk voor hen was, worden ingeslapen en in de laatste week waren er veel verjaardagen waar zij samen naartoe gingen. Gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde01] , maar ook gelet op het gegeven dat uit de constateringen in de drie weken dat is geobserveerd, volgt dat [gedaagde01] (ook) op enkele ochtenden alleen uit haar eigen woning kwam en naar haar werk ging, staat het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet zonder meer vast dat de bodemrechter zal oordelen dat [gedaagde01] samenwoont met haar partner en dat zij daarom geen recht meer heeft op partneralimentatie. Een verbod tot het nemen van executiemaatregelen door [gedaagde01] , omdat sprake zou zijn van misbruik van recht, is daarom niet aangewezen.
5.3.
Dat sprake is van een noodtoestand aan de zijde van [eiser01] is niet aannemelijk geworden. [eiser01] vreest weliswaar dat, mocht in de bodemprocedure worden geoordeeld dat de partneralimentatie op nihil wordt gesteld, [gedaagde01] het te veel betaalde bedrag niet kan terugbetalen, maar dit betekent niet dat hiermee een noodtoestand is gegeven. Partneralimentatie heeft immers een consumptief karakter. Dat [gedaagde01] , zoals zij stelt en door [eiser01] wordt betwist, de partneralimentatie gebruikt om de studies van de kinderen te betalen, leidt niet tot een ander oordeel. Dat [eiser01] op dit moment veel uren maakt om zijn lasten te kunnen (blijven) voldoen – wat hij stelt maar niet onderbouwt, terwijl [gedaagde01] dit betwist –, levert ook geen noodtoestand op in die zin dat een verbod tot het nemen van executiemaatregelen gerechtvaardigd is.
5.4.
Alles wat hiervoor is overwogen, betekent dat de vordering van [eiser01] wordt afgewezen en [gedaagde01] hangende de bodemprocedure aanspraak kan blijven maken op partneralimentatie. Dit oordeel staat er niet aan in de weg dat partijen (alsnog) overleg voeren over de (hoogte van de) bijdrage die [eiser01] levert in het levensonderhoud van [gedaagde01] . Immers blijkt uit het door [gedaagde01] overgelegde overzicht dat zij, zonder dat daarbij het netto equivalent van de partneralimentatie, het vakantiegeld en een eventuele eindejaarsuitkering zijn mee gerekend, maandelijks € 197,22 overhoudt. Dit, en het feit dat de kinderen niet meer bij [gedaagde01] inwonen, maakt het voorstelbaar dat sprake is van een wijziging van omstandigheden die een wijziging van de partneralimentatie rechtvaardigt.
5.5.
Omdat partijen ex-echtgenoten zijn, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2023.3608/2009