ECLI:NL:RBROT:2023:6360

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
10/249244-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting en poging doodslag, bewezenverklaring mishandeling met noodweer verwerping

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01]. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting en poging tot doodslag, maar werd vrijgesproken van deze feiten wegens gebrek aan overtuigend bewijs. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs, en dat er redelijke twijfel bestond over de schuld van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en de aangeefster op 14 september 2021 in Rotterdam betrokken waren bij een ruzie die leidde tot fysiek geweld, maar dat de seksuele handelingen die volgden niet onder dwang plaatsvonden. De rechtbank heeft wel de mishandeling van de aangeefster bewezen verklaard, waarbij de verdachte haar meermalen in het gezicht heeft geslagen. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer van de verdachte, omdat er geen bewijs was voor een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door de aangeefster. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 dagen, met aftrek van voorarrest, en de benadeelde partij kreeg een schadevergoeding van €250,- toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/249244-21
Datum uitspraak: 8 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.L. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en het onder 2 subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden de verplichting zich te melden bij de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt, en een contactverbod ten aanzien van [aangeefster01] .

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen, omdat de verklaring van aangeefster [aangeefster01] (hierna: aangeefster) voldoende steun vindt in het overige bewijs. Zij werd door de politie heftig geëmotioneerd en met zichtbaar letsel in het gezicht en in de nek aangetroffen. Daarnaast zijn bloedvlekjes op het kussen en een grote natte plek in het bed aangetroffen. Dit alles ondersteunt de verklaring van aangeefster dat zij door de verdachte is geslagen en gewurgd, en dat zij daardoor haar urine heeft laten lopen. De whatsappberichten die verdachte nadien aan aangeefster heeft verstuurd lijken onsamenhangend. Dit past bij de verklaring van aangeefster dat verdachte een verwarde indruk maakte.
4.1.2.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt vast dat op basis van de verklaringen van de aangeefster en de verdachte niet ter discussie staat dat de verdachte en de aangeefster in de ochtend van 14 september 2021 ruzie hebben gemaakt, waarbij ook over en weer fysiek geweld is gebruikt, en dat zij seks met elkaar hebben gehad, waarbij de verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen. Buiten deze algemene contouren lopen de verklaringen van aangeefster en de verdachte sterk uiteen.
De aangeefster heeft, samengevat, het volgende verklaard. De verdachte zou zich al enige tijd vreemd hebben gedragen en ineens erg veel bezig zijn geweest met God en het geloof. Op de bewuste ochtend zou de verdachte onsamenhangend en soms met een vreemde, hoge stem hebben gesproken. Dit deed hij ook in een telefoongesprek met een collega voorafgaand aan de ruzie. Volgens aangeefster werd de verdachte zonder aanleiding ineens heel kwaad, sprong hij bovenop haar en kneep hij haar keel dicht. Vervolgens trachtte hij haar benen open te maken en duwde hij haar op bed, waar hij tegen haar wil seks met haar had. Daarbij zou de verdachte aangeefster meerdere malen hebben gewurgd, waardoor aangeefster op enig moment haar urine liet lopen in bed. Aangeefster heeft verklaard dat zij de verdachte gezegd heeft dat zij dit niet wilde en dat zij hem (tevergeefs) van zich af heeft geduwd en hem heeft gekrabd. Tijdens de seks zou verdachte opnieuw warrige en dreigende uitspraken hebben gedaan. Verdachte zou aangeefster in bed meerdere kopstoten hebben gegeven en hebben geslagen. Nadat hij was klaargekomen veranderde het gedrag van de verdachte. Hij deed hij ineens weer liefdevol en ging douchen, waarna aangeefster haar moeder een appbericht heeft gestuurd om haar te laten weten dat zij niet veilig was en vervolgens ook kon wegkomen en de politie heeft gebeld.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wakker werd door een klap van aangeefster. Zij zou hem hebben aangevallen, omdat zij had gemerkt dat hij de inlogcode van zijn telefoon had veranderd. Dit leidde bij aangeefster tot wantrouwen en boosheid, omdat de verdachte recent was vreemdgegaan. Volgens de verdachte heeft hij zich tegen deze aanval moeten verweren. Op enig moment ging de ruzie over in verdriet en vervolgens in goedmaken en knuffelen. Daarna zouden hij en aangeefster vrijwillige seks hebben gehad. Deze seks was wat ruiger dan normaal, omdat er veel emotie bij kwam kijken. Volgens de verdachte wilde aangeefster vaker dat hij tijdens seks haar keel van vastpakte of dichtkneep (hetgeen ook door aangeefster is bevestigd), maar ging hij daarbij nooit te ver, ook nu niet. De natte plek in het bed was nog niet aanwezig op het moment dat hij en de aangeefster seks hadden. De verdachte is na de seks in bed blijven liggen, terwijl de aangeefster ging douchen, en zou het dus moeten hebben gemerkt als hij in een natte plek lag. Nadat zij seks hadden gehad hebben de verdachte en aangeefster op een normale manier afscheid genomen. De verdachte was dan ook verbaasd dat aangeefster de politie had gebeld.
4.1.3.
Beoordeling
Zoals vaak het geval is in zedenzaken, zijn enkel de verdachte en de aangeefster bij het gebeurde aanwezig geweest en lopen hun verklaringen daarover sterk uiteen. Vast staat dat zij die ochtend seks hebben gehad, maar de verdachte heeft ontkend dat hij de aangeefster daartoe heeft gedwongen, zoals zij heeft verklaard.
De rechtbank moet allereerst de vraag beantwoorden of sprake is van voldoende wettig bewijs. Daarvoor is vereist dat de verklaring van de aangeefster in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal in het dossier. Artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering schrijft immers voor dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige.
Wanneer sprake is van voldoende wettig bewijs, komt de rechtbank toe aan de vraag of zij op basis daarvan ook de overtuiging heeft gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
In deze zaak vindt de verklaring van aangeefster op onderdelen steun in het dossier. Zij werd kort na haar melding bij 112 in geëmotioneerde toestand en met letsel in het gezicht aangetroffen door verbalisanten en er werden bloedvlekjes op het kussen en een (mogelijke) urinevlek in het bed aangetroffen. Voor de uitoefening van dwang door de verdachte, bevat het dossier evenwel geen doorslaggevend bewijs.
Daarbij komt dat de eerdergenoemde omstandigheden ten dele ook passen bij de lezing van de verdachte, namelijk dat eerst sprake is geweest van een ruzie waarbij ook fysiek geweld is gebruikt en dat de verdachte en aangeefster vervolgens emotioneel beladen (maar vrijwillige) seks hebben gehad. Voorts is niet vastgesteld dat de bloedvlekjes op het kussen afkomstig zijn van aangeefster en niet van verdachte – die ook wondjes in zijn gezicht had – of dat de vlek op het bed urine van aangeefster betrof. Dat aangeefster, toen de verdachte ging douchen, haar moeder een appbericht heeft gestuurd om haar te laten weten dat het niet goed met haar ging, is ook niet vastgesteld.
Navraag in de omgeving van de verdachte en bij de collega met wie hij de ochtend van het tenlastegelegde heeft gebeld, heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat de verdachte zich in de voorafgaande periode of die ochtend vreemd zou hebben gedragen, of onsamenhangend zou hebben gesproken. De whatsappberichten die de verdachte na afloop van het tenlastegelegde heeft gestuurd, roepen wel vragen op, maar zijn onvoldoende om aan te nemen dat de verdachte in een psychose verkeerde of op zijn minst verward was die ochtend. In het psychiatrisch onderzoek kon bij verdachte ook geen stoornis worden vastgesteld. Buiten de verklaring van aangeefster ontbreekt het in het dossier dan ook aan aanknopingspunten of feiten en omstandigheden aan de hand waarvan zou kunnen worden verklaard dat de verdachte aangeefster plotseling en schijnbaar zonder enige aanwijsbare aanleiding zou hebben aangevallen en verkracht.
In een situatie als deze dient de rechtbank terug te vallen op de grondregel van ons strafrechtelijk systeem dat bij redelijke twijfel of de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, die twijfel in het voordeel van de verdachte moet worden beslecht. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ontkend aangeefster te hebben geslagen of een kopstoot te hebben gegeven. Het dichtknijpen van de keel is door verdachte erkend, maar vond in zijn ogen plaats met instemming van aangeefster en was niet zodanig hard dat daardoor ademnood of letsel kon ontstaan.
De raadsman heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Van het subsidiair ten laste gelegde kan gelet op het letsel enkel het slaan in het gezicht bewezen worden verklaard. De raadsman heeft daarnaast bepleit dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Toen de verdachte wakker werd, heeft aangeefster hem aangevallen en verdachte onder meer in het gezicht gekrabd. Daarmee was sprake van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de verdachte door de aangeefster, waartegen verdediging geboden was.
4.2.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de opzet heeft gehad om de aangeefster van het leven te beroven of haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen, op basis van de aangifte en het bij de aangeefster vastgestelde letsel.
4.2.3.
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Op basis van de verklaring van aangeefster en het door de verbalisanten ter plaatse waargenomen letsel aan haar lippen en wang is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangeefster heeft geslagen.
Aangeefster heeft voorts verklaard dat verdachte haar meerdere kopstoten op het voorhoofd heeft gegeven. Er is evenwel geen letsel aangetroffen dat hierop duidt en ook voor het overige ontbreekt het aan steunbewijs voor dit onderdeel van de verklaring van aangeefster. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt de verdachte hiervan partieel vrij. Datzelfde geldt voor het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op het (met beide handen) bij de keel vastpakken en/of vasthouden en/of dichtknijpen. Hoewel aangeefster heeft verklaard dat de verdachte haar keel met enige kracht heeft dichtgeknepen, heeft de verdachte verklaard dat zij dit vaker deden tijdens de seks. Dit alternatieve scenario kan op basis van de beschikbare bewijsmiddelen in het dossier niet worden weerlegd. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
De verdediging heeft daarnaast een beroep gedaan op noodweer.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waaruit kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding, waartegen de verdachte zich moest verdedigen. In het dossier zijn geen aanknopingspunten te vinden voor de verklaring van verdachte ter zitting dat aangeefster de agressor was en hem die ochtend is aangevlogen. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen.
De rechtbank komt hiermee tot een bewezenverklaring van mishandeling.
4.2.4.
Conclusie
Het subsidiair ten laste gelegde feit is, met uitzondering van het uitdelen van een kopstoot aan aangeefster en het vastpakken/vasthouden/dichtknijpen van de keel, wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 september 2021 te Rotterdam zijn levensgezel, [aangeefster01] , heeft mishandeld door haar (meermalen) in het gezicht te slaan .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft de aangeefster geslagen. Met dit handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de lichamelijke integriteit van de aangeefster. Juist in haar woning en bij haar partner zou aangeefster zich veilig moeten kunnen voelen. Dit maakt het handelen van de verdachte extra kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam01] en arts in opleiding tot psychiater [naam02] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 december 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Rapporteurs hebben geen psychische stoornis ten tijde van het onderzoek kunnen
vaststellen. Ten gevolge van stress rondom aanhouding en detentie is kortdurend sprake
geweest van een aanpassingsstoornis, maar deze was reeds in remissie bij aanvang van
dit onderzoek.
Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde hebben rapporteurs geen psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap kunnen vaststellen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 januari 2022. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De risico’s kunnen, rondom de psychische gesteldheid van de verdachte in combinatie met de onderhavige feiten waarvan hij verdacht wordt, moeilijk worden ingeschat. Hierbij is ook rekening gehouden met de ontkennende proceshouding van de verdachte. Meer onderzoek en monitoring is nodig om risico’s op delict gedrag eventueel te kunnen beperken.
De kans op recidive evenals de kans op letselschade kan niet worden ingeschat. De kans op onttrekking aan behandeling wordt laag ingeschat. Er worden mogelijkheden gezien om het gedrag van de verdachte te kunnen beïnvloeden. Echter gelet op de ontkennende proceshouding van de verdachte, waarbij hij wegblijft van de inhoud, is behandeling nu moeilijk.
Reclassering Nederland heeft voorts een voortgangsrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 19 mei 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft zich tussen december 2021 en mei 2022 coöperatief opgesteld met betrekking tot de meldplichtcontacten, al ging er wel eens een afspraak mis.
De verdachte heeft na zijn vrijlating nooit meer contact gehad met aangeefster of haar familie.
De verdachte is door de Reclassering aangemeld voor behandeling bij De Waag. Er heeft op 21 maart 2022 een intakegesprek plaatsgevonden. Hierop volgend is door De Waag geconcludeerd dat er op dat moment geen passende behandeling kon worden geboden gericht op recidivevermindering. De Waag stelde: "We hebben tijdens het intakegesprek een open en coöperatieve houding gezien bij cliënt. Ook hebben we gekeken naar de eventuele zorgen, hulpvraag en lijdensdruk bij cliënt. En in verband met de toegestuurde rapportages is er aandacht geweest voor eventuele kenmerken van een psychotische stoornis, persoonlijkheidsproblematiek of anderszins psychiatrische stoornis in engere zin. Wij zien voor al voorgenoemde aspecten geen aanwijzingen. (…)”
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De straf valt lager uit dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij de verdachte vrijspreekt van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [aangeefster01] ter zake van de ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert vergoeding van in totaal € 111.074,- aan immateriële schade. Dit bedrag valt uiteen in een bedrag van € 11.074,- ter vergoeding van op dit moment reeds geleden schade en een bedrag van € 100.000,- ter zake van mogelijke toekomstige schade die thans nog niet kan worden vastgesteld. De benadeelde partij heeft verzocht het eerstgenoemde bedrag toe te wijzen en ten aanzien van het laatstgenoemde bedrag niet-ontvankelijk te worden verklaard, waarmee de benadeelde partij de mogelijkheid zou behouden in een eventueel hoger beroep toewijzing van een hoger bedrag te vragen.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van € 11.074,- dient te worden toegewezen en dat de benadeelde partij ten aanzien van het resterende bedrag van € 100.000,- niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel dient te worden afgewezen, omdat verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde respectievelijk moet worden vrijgesproken en ontslagen van alle rechtsvervolging. Subsidiair heeft de verdediging matiging bepleit.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, de mishandeling, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Gelet op de vrijspraak ten aanzien van het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde, zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 14 september 2021.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen en de benadeelde partij ten aanzien van een aanzienlijk deel van haar vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, bepaalt de rechtbank dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten zullen dragen.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 250,-, vermeerderd met de wettelijke rente als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 250,- (hoofdsom, zegge: tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 september 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 250,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
5 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ch. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. J.L. Luiten en S. Zuidwijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 8 juni 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Rotterdam door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten het (meermalen)
- (met beide handen) bij haar keel vastpakken en/of vasthouden en/of het (vervolgens) (dicht)knijpen van/in haar keel (waardoor zij in ademnood kwam) en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- bovenop haar lichaam springen en/of
- (dwingend) tegen haar zeggen dat en/of aan haar vroeg
* zij haar benen moest spreiden (als zij van hem hield) en/of
* zij en hij één zijn en dat ze met jah (God) zijn" en/of
* ze moet begrijpen dat ze in het huis van God is en hoe deze duivelse ziel dit huis kon betreden en/of
* hij haar heen en weer liet gaan om haar de dood en het leven te laten voelen en/of
* of ze het begreep of dat hij haar weer moest wurgen?, althans woorden van gelijke aard/strekking en/of
- (met kracht) op het bed gooien/plaatsen van haar en/of
- (met kracht) wijzigen van haar positie en/of
- dichtdrukken van haar mond en/of
- voor haar (aldus) laten ontstaan van een dreigende situatie, [aangeefster01] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die slachtoffer, te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis in haar vagina;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 14 september 2021 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (meermalen)
- (met beide handen) haar keel heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) (in) haar keel (dicht) heeft geknepen (waardoor zij in ademnood kwam) en/of
- haar een kopstoot gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 september 2021 te Rotterdam zijn levensgezel, [aangeefster01] , heeft mishandeld door haar (meermalen)
- (met beide handen) bij haar keel vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) (in) haar keel (dicht) te knijpen (waardoor zij in ademnood kwam)(meermalen)
- een kopstoot te geven en/of
- in het gezicht te slaan en/of te stompen.