ECLI:NL:RBROT:2023:6374

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
FT EA 23/595/ FT EA 23/596
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en ontruiming van huurwoning

In deze zaak heeft verzoeker op 21 juni 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is gedaan in het kader van een dreigende ontruiming van zijn huurwoning, die was uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2023. De rechtbank heeft op 26 juni 2023 de behandeling van het verzoekschrift gehouden, waarbij verzoeker en vertegenwoordigers van de schuldhulpverlening en de verweerster aanwezig waren. Verzoeker heeft verklaard dat hij sinds 1 december 2022 fulltime werkt en zijn huurtermijnen kan voldoen. De verweerster heeft echter aangegeven dat verzoeker in het verleden betalingsregelingen niet is nagekomen en dat er ook overlastproblemen zijn geweest.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoeker een kopie van het ontruimingsvonnis en een aankondiging van de ontruiming heeft overgelegd, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft vervolgens de belangen van verzoeker en verweerster tegen elkaar afgewogen. Verzoeker heeft een stabiele inkomenssituatie en is gemotiveerd om zijn schulden op te lossen, terwijl verweerster het vonnis van 4 mei 2023 ten uitvoer wil leggen. De rechtbank oordeelde dat het belang van verzoeker zwaarder weegt en heeft de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met voorwaarden.

Daarnaast heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort en de huurovereenkomst verlengd voor de duur van de voorlopige voorziening, mits de huurtermijnen tijdig worden voldaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer 1]
uitspraakdatum: 26 juni 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 21 juni 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In de oproepingsbrief van 21 juni 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 juni 2023.
Ter zitting van 26 juni 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • M. van Engelenburg, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • L. Nuijt-Holleman, werkzaam bij MVGM, namens [verweerster] (hierna: verweerster).
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 4 mei 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Verzoeker heeft in het verleden een instabiele situatie gekend, waardoor hij niet in staat was zijn vaste lasten, waaronder zijn huur te voldoen. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij sinds 1 december 2022 fulltime werkzaam is als junior accountmanager. Zijn arbeidsovereenkomst is recent verlengd met één jaar tot juli 2024. De inkomsten die hij genereert zijn thans voldoende om de lopende huurtermijnen te kunnen voldoen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verzoeker de huur over de maand juni 2023 op 26 mei 2023 heeft voldaan. De huur over de maand juli 2023 zal verzoeker voor of uiterlijk op 1 juli 2023 voldoen. Verzoeker is gemotiveerd en wenst een oplossing voor zijn schulden.

3..Het verweer

Verweerster stelt zich op het standpunt dat het verzoek moet worden afgewezen. Verzoeker heeft in het verleden ook diverse malen een betalingsregeling getroffen die hij niet is nagekomen. Verweerster heeft aan verzoeker diverse mogelijkheden gegeven om tot een oplossing te komen, van welke mogelijkheden verzoeker geen gebruik heeft gemaakt. Daarnaast speelt er ook nog problematiek rond overlast. Er hebben diverse incidenten plaatsgevonden. Ook al zou nu de huurachterstand zijn ingelopen, dan nog wenst verweerster tot ontruiming over te gaan.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 4 mei 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 12 juni 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 27 juni 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 4 mei 2023 ten uitvoer kan leggen.
Ten aanzien van het verweer inzake de overlast, oordeelt de rechtbank dat dit niet meegewogen kan worden in de beoordeling van onderhavig verzoekschrift. De rechtbank neemt immers als uitgangspunt het ontruimingsvonnis van de kantonrechter van 4 mei 2023. In dit vonnis is enkel bepaald dat de betalingsachterstand ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. In dit vonnis is overlast niet als grond opgenomen voor de ontbinding.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft inkomsten uit een fulltime dienstbetrekking. Deze inkomsten zijn voldoende om de lopende huurtermijnen te voldoen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de huur over de maand juni 2023 is voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 4 mei 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] en parkeerplaats met nummer [nummer 2], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2023.