ECLI:NL:RBROT:2023:6376

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
FT EA 23/535 / FT EA 23/536
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en ontruiming van woonruimte

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Verzoeker, die onder beschermingsbewind heeft gestaan, heeft op 30 mei 2023 een verzoekschrift ingediend om te voorkomen dat verweerster, die een vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker had verkregen, dit vonnis ten uitvoer zou leggen. Tijdens de zitting op 26 juni 2023 is verweerster niet verschenen, terwijl verzoeker wel aanwezig was en zijn situatie toelichtte. Hij heeft verklaard dat hij openstaat voor hulp en dat hij zijn problemen wil oplossen. Verzoeker ontvangt een WW-uitkering die voldoende is om zijn huur te betalen, en het wijkteam ondersteunt hem bij zijn administratie.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Gezien de overgelegde documenten, waaronder een vonnis tot ontruiming en een aankondiging van verweerster om tot ontruiming over te gaan, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft vervolgens de belangen van verzoeker en verweerster tegen elkaar afgewogen. Het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, woog zwaarder dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren.

De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar hij kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier C. van der Velde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 4 juli 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 30 mei 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 30 mei 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 26 juni 2023.
Ter zitting van 26 juni 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • S.U. Demirbilek, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: SHV);
  • P. Le Kluse, werkzaam bij het wijkteam (hierna: begeleider).
[verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 14 maart 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het na het beëindigen van het beschermingsbewind in november 2022 bergafwaarts is gegaan. Verzoeker heeft gedurende lange tijd onder beschermingsbewind gestaan en zijn eigen financiën niet beheerd. Hij heeft moeite met het bewaren van overzicht. Verzoeker heeft zich gewend tot het wijkteam voor hulp. Het wijkteam helpt verzoeker met zijn administratie en de betaling van zijn vaste lasten, totdat budgetbeheer is opgestart. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij zijn problemen wenst op te lossen en openstaat voor beschermingsbewind. Tijdens de zitting is verzoeker de mogelijkheid geboden om versneld beschermingsbewind aan te vragen. Hiervoor heeft hij een brief ondertekend ter toestemming. Verzoeker heeft inkomsten uit een WW-uitkering. Deze inkomsten zijn voldoende om de lopende huurtermijnen te voldoen. SHV heeft ter zitting verklaard dat de huur over de maanden juni en juli 2023 is voldaan.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 14 maart 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 4 mei 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 31 mei 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 14 maart 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker heeft inkomsten uit een
WW-uitkering die voldoende zijn om de lopende huurtermijnen te voldoen. Het wijkteam helpt verzoeker met zijn administratie en de betaling van de vaste lasten totdat budgetbeheer is opgestart. Budgetbeheer zal vervolgens worden uitgevoerd tot het moment dat het beschermingsbewind is uitgesproken. SHV heeft ter zitting verklaard dat de huur over de maanden juni en juli 2023 is voldaan. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 14 maart 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat SHV die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2023.