Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- S.U. Demirbilek, werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: SHV);
- P. Le Kluse, werkzaam bij het wijkteam (hierna: begeleider).
Rechtbank Rotterdam
Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening heeft gevraagd op grond van artikel 287b van de Faillissementswet (Fw). Verzoeker, die onder beschermingsbewind heeft gestaan, heeft op 30 mei 2023 een verzoekschrift ingediend om te voorkomen dat verweerster, die een vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker had verkregen, dit vonnis ten uitvoer zou leggen. Tijdens de zitting op 26 juni 2023 is verweerster niet verschenen, terwijl verzoeker wel aanwezig was en zijn situatie toelichtte. Hij heeft verklaard dat hij openstaat voor hulp en dat hij zijn problemen wil oplossen. Verzoeker ontvangt een WW-uitkering die voldoende is om zijn huur te betalen, en het wijkteam ondersteunt hem bij zijn administratie.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Gezien de overgelegde documenten, waaronder een vonnis tot ontruiming en een aankondiging van verweerster om tot ontruiming over te gaan, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad sprake is van een bedreigende situatie. De rechtbank heeft vervolgens de belangen van verzoeker en verweerster tegen elkaar afgewogen. Het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, woog zwaarder dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren.
De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoeker zijn huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar hij kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier C. van der Velde.