ECLI:NL:RBROT:2023:6423

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
C/10/654807 / JE RK 23-641
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van kinderen in een conflictueuze oudersituatie met betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 april 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie kinderen, [kind01], [kind02] en [kind03], die in een conflictueuze situatie verkeren tussen hun ouders. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van zes maanden, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen door de voortdurende conflicten tussen de ouders. De ouders zijn het niet eens over de opvoedvragen en de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Dordrecht (de GI) is noodzakelijk om de kinderen te beschermen tegen de gevolgen van de strijd tussen de ouders.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen, veroorzaakt door de conflicten tussen de ouders. De ouders zijn het fundamenteel oneens over de opvoeding en de hulpverlening, wat leidt tot een loyaliteitsconflict voor de kinderen. De vader en de moeder hebben verschillende standpunten over de noodzaak van de ondertoezichtstelling en de rol van de GI. De vader is van mening dat de situatie niet ernstig genoeg is om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen, terwijl de moeder vindt dat de kinderen hulp nodig hebben.

Na de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden te verlengen, met de mogelijkheid voor de GI om in de toekomst te evalueren of hun betrokkenheid nog nodig is. De kinderrechter benadrukt dat de ouders gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het welzijn van de kinderen en dat zij moeten werken aan een oplossing voor hun conflicten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en kan door belanghebbenden worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/654807 / JE RK 23-641
Datum uitspraak: 14 april 2023

Beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad,
betreffende

[kind01],

geboren op [geboortedatum01 ] 2011 te [geboorteplaats01], hierna te noemen: [kind01],

[kind02],

geboren op [geboortedatum02] 2012 te [geboorteplaats02], hierna te noemen: [kind02],

[kind03],

geboren op [geboortedatum03] 2012 te [geboorteplaats03], hierna te noemen: [kind03].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01],

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Nentjes, te Rotterdam,

[naam02],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
 het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 22 maart 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
 het e-mailbericht van de vader van 11 april 2023.
Op 14 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
 de vader;
 de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
 een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03];
 twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Dordrecht (hierna: de GI), [naam04] en [naam05].

De feiten

Bij beschikking van 23 september 2022 (zaaknummer: C/10/640841 / JE RK 22-1553) heeft de kinderrechter [kind01], [kind02] en [kind03] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 23 september 2022 tot 23 maart 2023.
De ouders zijn bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 5 oktober 2022 (zaaknummer / rekestnummer: C/10/614732 / FA RK 21-1941) gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [kind01], [kind02] en [kind03].
[kind01], [kind02] en [kind03] verblijven de helft van de tijd bij de vader en de helft van de tijd bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01], [kind02] en [kind03] voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. De GI heeft gedurende de vorige ondertoezichtstelling bij de Raad een verzoek tot toetsing voor de beëindiging van de ondertoezichtstelling ingediend. De Raad heeft hierop een beschermingsonderzoek uitgevoerd en heeft geconcludeerd dat voortzetting van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De GI is het echter niet eens met de Raad en heeft niet het daartoe strekkende verlengingsverzoek ingediend. De ondertoezichtstelling is inmiddels verlopen. Daarom heeft de Raad een nieuw verzoek ingediend tot ondertoezichtstelling van [kind01], [kind02] en [kind03].
Volgens de Raad is er nog steeds sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de kinderen, omdat de ouders reeds jaren met elkaar in conflict zijn waarbij er over en weer zeer ernstige beschuldigingen worden gedaan en hulpverlening slechts met grote moeite wordt opgestart. De ouders zijn in beslag genomen door hun eigen emoties en onderlinge strijd en gaan daarin voorbij aan het belang van [kind01], [kind02] en [kind03]. Het is belangrijk dat de GI betrokken blijft om de regie te voeren, zodat de kinderen buiten de discussie van de ouders blijven. Uit het beschermingsonderzoek is naar voren gekomen dat er concrete doelen zijn waaraan gewerkt kan en moet worden.
De Raad is van mening dat de ondertoezichtstelling met (minimaal) zes maanden verlengd dient te worden teneinde het volgende te borgen;
  • Er is een ouderschapsplan dat voldoet aan de behoefte aan duidelijkheid van zowel ouders als de kinderen als tegemoet komt aan de ontwikkeling van de kinderen.
  • Er is, naast school, een instantie betrokken die zicht heeft (en voorlopig) houdt op de ontwikkeling van de kinderen, in staat is om gesprekken met hen te voeren, regie neemt met toestemming van beide ouders en waar nodig ondersteunend is bij hulpvragen die zij hebben.
  • Er is zicht op de noodzaak van eventueel in te zetten hulpverlening aan de kinderen.
  • De kinderen leren omgaan met ouders die het niet eens worden en die regelmatig beiden een beroep op de loyaliteit van de kinderen doen.
  • De kinderen verwerken ingrijpende gebeurtenissen in hun gezin uit het verleden.
  • De kinderen vergoten met hulp van de Jeugdbescherming hun steunend netwerk, waar zij op terug kunnen vallen als de spanningen voor hen te hoog oplopen.
  • Ouders hebben een manier gevonden om met elkaar afspraken te maken over de kinderen.
  • Ouders concentreren zich op hun eigen opvoedomgeving.
Er is inmiddels - weer - een hulpverleningstraject bij het Centrum voor GezinsBegeleiding (CGB) opgestart, maar de samenwerking is heel fragiel. De indruk is dat er weinig nodig is om één van de ouders te doen stoppen met de hulpverlening. De ouders moeten gewezen worden op hun eigen verantwoordelijkheid en het effect van hun gedrag op het gezinssysteem. De kinderen raken in deze situatie op de achtergrond, terwijl ook zij hulpverlening nodig hebben. Hoewel de Jeugdbescherming aangeeft dat een vertrouwenspersoon voor de kinderen nu niet in het belang van de kinderen is, ziet de Raad hier wel degelijk noodzaak toe. De kinderen moeten geholpen worden om beter om te gaan met de situatie van langdurige strijd en het gevoel dat zij van beide ouders mogen houden. Hierbij is de betrokkenheid van de GI noodzakelijk, zodat een jeugdbeschermer naast de kinderen kan staan en hen steun kan bieden. In het komende half jaar kan worden bekeken wie dat stokje voor de kinderen kan overnemen.

Het standpunt van de GI

De GI is het niet eens met het verzoek van de Raad en brengt ter zitting het volgende naar voren.
Toen de ondertoezichtstelling werd uitgesproken op 23 september 2022 kreeg de GI een concrete opdracht mee. De GI moet samen met de ouders toewerken naar de hulpverlening, waarbij een praktische insteek van belang is. Op dat punt zijn is het gezin aanbeland. De ouders staan open voor de hulpverlening en zijn inmiddels gestart met gesprekken bij het CGB. De GI heeft het vertrouwen dat de ouders gemotiveerd zijn om deze gesprekken door te zetten. De ondertoezichtstelling kan daarin geen verdere bijdrage leveren. De GI ontkent niet dat er zorgen zijn, maar de bal ligt op dit moment bij de ouders om door middel van hulpverlening de situatie te verbeteren. Wanneer de ouders de gesprekken bij het CGB toch niet doorzetten, zijn de mogelijkheden voor de hulpverlening die de GI kan inzetten uitgeput. Er is immers al hulpverlening ingezet in de vorm van mediation, Zicht op de Toekomst en de Safegroup. Na het CGB ziet de GI geen verdere mogelijkheid om binnen het kader van de ondertoezichtstelling passende hulpverlening te bieden. Ook in dat geval heeft de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde.
Wat betreft de steun voor de kinderen en de inzet van een vertrouwenspersoon brengt de GI naar voren dat er vanuit de GI een kindvoogd is ingezet, [naam06]. Zij heeft gesprekken gevoerd met de kinderen. De kindvoogd concludeerde dat de kinderen geen behoefte hebben aan gesprekken met de hulpverlening. De gesprekken werken zelfs averechts, want deze versterken het loyaliteitsconflict doordat de verschillen worden benadrukt en de kinderen hebben niet het vertrouwen dat de situatie zal veranderen door het voeren van gesprekken. Mocht de moeder toch van mening zijn dat er een vertrouwenspersoon moet worden ingezet, dan kan zij dit zelf aanvragen in de thuissituatie.
Al met al heeft de betrokkenheid van de GI geen meerwaarde nu de hulpverlening van de ouders is opgestart en er een hulpverleningsinstantie betrokken is. Het verzoek tot ondertoezichtstelling dient dus niet te worden toegewezen.

Het standpunt van de vader

De vader voert verweer tegen het verzoek van de Raad en staat achter het standpunt van de GI. Er is allereerst geen sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. De ouders zijn altijd al conflictueus met elkaar omgegaan en dat gaat de komende tijd niet veranderen. Er zijn twee kapteins op één schip en dat botst. Het gaat desondanks op dit moment goed met de kinderen. De vader weet wat de kinderen hierover willen vertellen aan de kinderrechter en het zou fijn zijn als de kinderen dat zelf kunnen doen. De kinderen hebben geen behoefte om met iemand te praten. Het probleem bestaat tussen de ouders en dat gaat de kinderen niet aan. Daarnaast heeft de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde. De ouders zijn gestart met gesprekken bij het CGB en als het aan de vader ligt maken de ouders dit hulpverleningstraject af. De betrokkenheid van de GI heeft daarin geen meerwaarde. De ouders hebben het gezamenlijke doel dat de kinderen de vrijheid hebben om bij beide ouders te kunnen zijn op het moment dat zij dat willen. De afspraken die daarvoor nodig zijn wil de vader niet vastleggen in een ouderschapsplan. Hij wil ofwel een juridische afspraak maken met ondersteuning van advocaten ofwel een langdurig traject aangaan met de moeder waarin het onderliggende probleem wordt aangepakt. Daarnaast ligt er al redelijk veel vast. Zo zijn de reguliere omgang en de vakantieregeling al vastgelegd en is ook de schoolkeuze voor [kind01] gemaakt.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij achter het verzoek van de Raad staat. De moeder begrijpt het dilemma in deze zaak, maar mist in het verhaal van de vader en van de GI dat het gaat om het belang van de kinderen. De kinderen worden nog altijd bedreigd in hun ontwikkeling. De ouders hebben dusdanig veel strijd dat soms aan het belang van de kinderen voorbij wordt gegaan. Ook zitten zij in een loyaliteitsconflict, ervaren daardoor psychosomatische klachten en vertonen veel gedragsproblematiek bij de moeder thuis. De moeder acht het, in tegenstelling tot de vader, dus wel degelijk van belang dat de kinderen hulp krijgen in de vorm van een vertrouwenspersoon. Het is goed dat de kinderen hun gevoelens in deze stressvolle situatie kunnen uiten bij een bekend gezicht. De GI is daar de juiste instantie voor, nu de kindervoogd in het groot overleg heeft aangegeven dat zij een goede klik had met de kinderen.
De moeder is niet blij met de ondertoezichtstelling, maar de betrokkenheid is belangrijk om de hulpverlening tussen de ouders te laten slagen, totdat er bijvoorbeeld een ouderschapsplan komt waarin afspraken vast liggen. Alles wat de moeder probeert te doen, doet zij om rust en voorspelbaarheid te krijgen voor de kinderen. Zo wil de moeder graag een vakantieregeling vaststellen en duidelijkheid over de volgende school van [kind01].
Voordat de GI betrokken is geraakt, hebben de ouders meerdere hulpverleningstrajecten geprobeerd in het vrijwillige kader, maar dit heeft niet tot een bevredigende situatie voor de kinderen geleid. Nu de hulpverlening bij het CGB zich pril positief ontwikkeld is het nog te vroeg voor de GI om te stellen dat de ondertoezichtstelling niet van toegevoegde waarde kan zijn. De GI moet de regie voeren in de hulpverlening en kan een vertrouwenspersoon bieden aan de kinderen. Er kan nog niet worden voorspeld hoe de situatie zich gaat ontwikkelen, waardoor het nog te vroeg is om alles los te laten.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling beoordeelt de kinderrechter of is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Allereerst beantwoordt de kinderrechter de vraag of er sprake is van ernstige ontwikkelingsbedreigingen voor de kinderen. In dat kader stelt de kinderrechter vast dat de ouders het zelfs niet eens lijken te kunnen worden over datgene waar zij het niet over eens zijn. Dat is een wonderlijke constatering, maar deze geeft goed weer dat ouders het op veel punten fundamenteel oneens zijn met elkaar.
De vader stelt dat de conflictueuze verhouding tussen ouders niet anders is dan deze altijd eigenlijk geweest is en dat wanneer de moeder ophoudt met zich daartegen verzetten, alle problemen op te lossen zijn. De kinderen hebben tot zover nergens last van. Hij wil graag meewerken aan een intensief traject bij het CGB om eruit te komen. Er zijn al heel veel afspraken gemaakt tussen de ouders en een extra juridisch stuk dat is opgemaakt is met de hulp van advocaten en een rechter gaat in de situatie geen verbetering brengen. Er is geen ondertoezichtstelling nodig.
De moeder stelt dat de vader bewust de onderlinge situatie conflictueus houdt en alle pogingen om tot een vergelijk te komen saboteert. Hij gaat daarbij voorbij aan de belangen van de kinderen. Die hebben wel degelijk last van de situatie en zijn ongelukkig. De moeder wil dat het zo snel mogelijk ophoudt en wil daarom geen lang traject bij het CGB. Er moet een helder ouderschapsplan komen, waarin alles geregeld is, zodat de ouders geen strijd meer hebben over de afspraken die zij moeten maken. Een ondertoezichtstelling is daarom noodzakelijk.
Uit de stukken en hetgeen de vader en de moeder naar voren brengen tijdens de mondelinge behandeling, leidt de kinderrechter af dat het de ouders niet lukt om de kinderen buiten deze strijd te houden. Zo brengt de vader naar voren dat de kinderen zelf goed kunnen vertellen wat zij vinden van de situatie en dat zij helemaal geen last hebben van de situatie. Andersom geeft de moeder aan dat zij onaangepast en spanningsvol gedrag ziet bij de kinderen en dat bij haar de kinderen dus laten zien dat zij wel last hebben van de situatie. Ook zij bespreekt dat met de kinderen. [kind01], [kind02] en [kind03] horen daar echter geen duidelijke mening over te hebben, omdat deze problemen zich vooral buiten hun blikveld moeten afspelen.
Ouders zijn het – ook – hierover niet eens met elkaar en zij leggen de verantwoordelijkheid voor deze situatie voortdurend bij de ander. Ook dat krijgen de kinderen mee. Die situatie is schadelijk voor de kinderen en vormt een ernstige ontwikkelingsbedreiging: de kinderen worden bewust of onbewust door beide ouders gedwongen om te kiezen voor één van hen, wat een groot risico vormt op een loyaliteitsconflict. Bij de moeder lijken de kinderen daarvoor al signalen af te geven.
De volgende vraag die de kinderrechter moet beantwoorden is of voor deze ernstige ontwikkelingsbedreiging hulpverlening nodig is die de ouders niet kunnen of willen aanvaarden.
Beide ouders staan er individueel voor open om het probleem op te lossen en de noodzakelijke hulpverlening te aanvaarden, maar gezamenlijk kunnen de ouders het niet eens worden over hoe de hulpverlening moet worden ingestoken en wat het doel van de hulpverlening moet zijn. Dit maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat hoewel de ouders stellen dat zij openstaan voor de hulpverlening, het de ouders gezamenlijk niet lukt om de hulpverlening te aanvaarden. De betrokkenheid van de GI is hierbij dus noodzakelijk.
De GI brengt naar voren dat het traject bij het CGB de laatste strohalm is, waarna de mogelijkheden zijn uitgeput. De verantwoordelijkheid voor het slagen of falen ligt bij de ouders. Daarom heeft een ondertoezichtstelling geen zin meer, aldus de GI.
De kinderrechter gaat niet mee in deze redenering. De kinderrechter stelt voorop dat het in zijn algemeenheid niet zo kan zijn dat een hulpverleningsinstantie als de GI zegt dat zij zijn ‘uitgespeeld’, gelet op de verantwoordelijkheid die de jeugdbescherming heeft jegens kinderen. Daarnaast is deze stelling van de GI onvoldoende onderbouwd. De Raad heeft in het rapport aangegeven welke taken de Raad nog ziet liggen voor de GI. Daarnaast mist de kinderrechter nog een aantal zaken in dit dossier en ligt er voor de GI een taak om die omissies aan te vullen en daar zo nodig de passende hulpverlening bij te vinden.
Zo moet er gestructureerd in beeld worden gebracht wat de vader en moeder afzonderlijk nodig achten om de situatie te verbeteren, welke overeenkomsten er zijn en ook welk licht daartussen zit. Vader stelt dat er al veel afspraken zijn die ook worden nagekomen en dat alle grote zorg- en opvoedvragen eigenlijk al beantwoord zijn. De moeder vindt dat niet. Wat zij stellen nodig te hebben, wat zij nog missen en hoe dat van elkaar verschilt, is onvoldoende duidelijk. De overeenkomsten en verschillen moeten ook een concreet handvat bieden voor hulpverlening.
Daarnaast zijn de ouders het fundamenteel niet eens over de vraag of de kinderen op dit moment last hebben van de situatie waarin zij zitten. Namens de GI is kindvoogd [naam06] betrokken geweest. De GI heeft naar voren gebracht dat de kinderen de gesprekken met haar als belastend ervaren en dat [naam06] mogelijk de zaak niet verder zal oppakken in verband met andere werkzaamheden. De moeder stelt dat de kinderen hebben aangegeven de betrokkenheid van [naam06] als waardevol te hebben ervaren. Op de vraag of en hoe de kinderen last hebben van de strijd tussen de ouders wordt in de stukken en op zitting geen eenduidig antwoord gegeven. Ook daar ligt een taak voor de GI om dat in beeld te brengen.
In de agenda van [naam06] is vast nog ruimte te vinden om daarbij een rol te kunnen spelen.
Samengevat is de kinderrechter van oordeel dat hij voldoende onderbouwing ziet voor de stelling van de Raad dat de strijd tussen de ouders leidt tot een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen in de vorm van een loyaliteitsconflict en dat de kinderen wisselend signalen laten zien in hoeverre zij daar nu al onder gebukt gaan. Om die ernstige ontwikkelingsbedreiging weg te nemen is de inzet van hulpverlening nodig die de ouders niet kunnen aanvaarden. Het is ook nog mogelijk om daadwerkelijk hulpverlening in te zetten en de taken die daarin voor de GI zijn weggelegd, leveren in potentie meer op dan wordt beschadigd door de inbreuk op het leven van de ouders en kinderen door de betrokkenheid van de GI.
De kinderrechter zal daarom [kind01], [kind02] en [kind03] onder toezicht stellen voor de duur van zes maanden.
Wanneer de GI over zes maanden nog steeds van mening is dat haar betrokkenheid geen toegevoegde waarde heeft, wil de kinderrechter graag inzichtelijk krijgen waar dat hem dan in zit. Zijn ouders het al voldoende eens met elkaar over opvoedvragen en/of worden de kinderen niet meer ernstig in hun ontwikkeling bedreigd of weet de GI niet meer welke hulpverlening moet worden ingezet? Ook dat laatste kan, maar dan moeten we ons buigen over de vraag of hoe dan verder. Want er gaan geen ernstige ontwikkelingsbedreigingen blijken te zijn, waar dan niets aan wordt gedaan.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [kind01], [kind02] en [kind03] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Dordrecht met ingang van 14 april 2023 tot 14 oktober 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. de Pater als griffier, en op schrift gesteld op 3 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.