Op 14 april 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee kinderen, [kind01] en [kind02]. De ouders van de kinderen zijn belast met het ouderlijk gezag en de kinderen wonen bij hun moeder. Eerder, op 20 januari 2023, was er een ondertoezichtstelling opgelegd die zou eindigen op 20 april 2023. De Raad voor de Kinderbescherming verzocht om verlenging van deze ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat zij van mening waren dat de ouders, met name de moeder, nog steeds hulp nodig hadden. Tijdens de mondelinge behandeling waren zowel de ouders als hun advocaat aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Dordrecht.
De Raad stelde dat de ouders, en vooral de moeder, goed meewerkten met de hulpverlening en dat er positieve ontwikkelingen waren in het gezin. De ouders waren gemotiveerd om de hulp te aanvaarden en er was vooruitgang geboekt in de samenwerking binnen het gezin. De gecertificeerde instelling (GI) was echter van mening dat een verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig was, gezien de positieve ontwikkelingen en de motivatie van de ouders om hulp te aanvaarden.
De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel er nog zorgen waren, de ouders in staat waren om de noodzakelijke hulpverlening te aanvaarden. De kinderrechter heeft voldoende vertrouwen in de ouders dat zij zonder de betrokkenheid van de GI de nodige hulp en ondersteuning zullen zoeken. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de Raad om de ondertoezichtstelling te verlengen afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023.