ECLI:NL:RBROT:2023:6480

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
10-063041-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer van cocaïne met voorwaardelijk opzet en nauwe samenwerking

In de zaak tegen de verdachte, die op 28 juni 2023 door de Rechtbank Rotterdam werd behandeld, stond de beschuldiging van medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne centraal. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L.A. Sjadijeva. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 februari 2023 een container in de haven van Rotterdam heeft gelost, waarin circa 39 kilogram cocaïne was verborgen. De douane ontdekte de drugs tijdens een controle op 1 maart 2023. De verdachte werd op 2 maart 2023 aangehouden terwijl hij zich op het parkeerterrein van Maasvlakte Plaza bevond, waar hij samen met een medeverdachte handelingen verrichtte die gericht waren op het veiligstellen van de cocaïne.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door over het hek van het parkeerterrein te klimmen en de inspectieluiken van de container te openen, een wezenlijke rol vervulde in het invoertraject van de verdovende middelen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet had op de verlengde invoer van de cocaïne, en dat hij en de medeverdachte bewust nauw samenwerkten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de cocaïnehandel en de maatschappelijke gevolgen daarvan, en verklaarde de in beslag genomen gereedschappen verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-063041-23
Datum uitspraak: 28 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.M.F. de Rooij heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Vrijspraak feit 2

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering feit 1
5.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat er noch voor verlengde invoer, noch voor voorbereidingshandelingen daartoe, voldoende wettig en overtuigend bewijs is, want op het moment dat de verdachte in beeld verscheen, was de invoer reeds voltooid. Voordat de container op de Maasvlakte Plaza truckparking aankwam, had de container en de vrachtwagen al een reis door Nederland gemaakt. De eventuele handelingen van de verdachte zijn te ver verwijderd van de daadwerkelijke invoer, zodat niet meer van verlengde invoer kan worden gesproken.
Voorts is er geen bewijs dat de verdachte concrete handelingen heeft verricht of ondernomen die op invoer gericht waren. Hierbij is van belang dat het terrein waar de verdachte is aangetroffen niet als (besloten deel van het) haventerrein kan worden aangemerkt. De verdachte wist bovendien niet van de herkomst van de container en kon ook niet hebben geweten dat de container uit het buitenland afkomstig was.
Ten slotte – voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – is aangevoerd dat op basis van het dossier slechts een bewezenverklaring van 10 gram cocaïne kan volgen.
5.1.2.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 28 februari 2023, omstreeks 4:00 uur, is in de haven van Rotterdam de container voorzien van het nummer [containernummer01] (hierna: de container) gelost van het motorschip “ [naam schip01] ”. Op 1 maart 2023, omstreeks 10:10 uur, heeft de douane een controle verricht in de container naar aanleiding van een scanafwijking nabij de koelmotor. Tijdens de controle van de container werd achter het linker inspectieluik van de koelmotor circa 39 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslag genomen.
Na de inbeslagname van de cocaïne zijn 39 dummypakketten teruggeplaatst in de ruimte achter de koelmotor. Eén willekeurig dummypakket bevatte een zakje met 10 gram cocaïne met daarop vermeld ‘Harc A’. De container werd hierna voorzien van technische hulpmiddelen zoals een GPS-baken, een videocamera en een module die het geluid doorgaf en opnam.
Op 2 maart 2023, omstreeks 06:08 uur, werd de container met een vrachtwagen opgehaald in de haven van Rotterdam. Die dag reed de vrachtwagen na verschillende tussenstops uiteindelijk naar de Maasvlakte, waarna de vrachtwagen met de container omstreeks 17:45 uur op Maasvlakte Plaza Truckparking is geparkeerd.
Op de camerabeelden van de container is te zien dat op 2 maart 2023 omstreeks 20:50 uur een schaduw verschijnt ter hoogte van de koelmotor van de container en is een
geluid dat lijkt op het geluid van een ratelsleutel hoorbaar. Vervolgens is te zien dat omstreeks 20:50 uur de verdachte in beeld verschijnt. Daarbij is gefluister te horen. Daarna komt ook de medeverdachte in beeld. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte de handschoen van zijn rechterhand uitdoet en een op een telefoon gelijkend voorwerp naar zijn rechteroor brengt. De verdachte houdt de telefoon omhoog richting de inspectieluiken van de container, waarna hij zijn handschoen weer aandoet en richting de inspectieluiken de container reikt. Omstreeks 21:13 uur is te zien dat de verdachte met een op een inspectieluik gelijkend voorwerp in zijn handen staat. Op de beelden is ook te zien dat de medeverdachte enkele malen in beeld verschijnt. Omstreeks 21.15 uur worden aanhoudingsgeluiden gehoord. Op dat moment worden de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] aangehouden.
5.1.3.
Beoordeling
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij is benaderd met de vraag om “dingen” uit te halen. De verdachte heeft besloten om daarop in te gaan. Degenen die hem hebben benaderd, hebben hem uitgelegd waar hij moest zijn. De verdachte is over het hek van het parkeerterrein geklommen en heeft zich naar de container begeven. De verdachte is niet verteld wat hij moest uithalen, maar naar eigen zeggen vermoedde hij wel dat het om cocaïne ging. Toen hij de pakketten zag werd zijn vermoeden bevestigd.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ten minste voorwaardelijk opzet had op de verlengde invoer van de cocaïne. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte en de medeverdachte in elkaars nabijheid zijn aangehouden op een omheind terrein. Zij hadden zich toegang verschaft tot dat terrein door over het hek te klimmen. Zowel bij de verdachte als de medeverdachte zijn doppen en moeren aangetroffen die vermoedelijk afkomstig zijn van de inspectieluiken van de container. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit ook dat de verdachte, de medeverdachte en de verder onbekend gebleven betrokkenen bewust nauw hebben samengewerkt om de cocaïne die is aangetroffen in de container veilig te stellen.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de door de verdachte en de medeverdachte verrichte handelingen (over het hek van het parkeerterrein klimmen, de moeren van de inspectieluiken van de container losdraaien en de pakketten uit de container in een tas halen) op het parkeerterrein van Maasvlakte Plaza kwalificeren als verlengde invoer van de verdovende middelen. Uit de tekst van artikel 2, aanhef en onder A, van de Opiumwet in verbinding met artikel 1 lid 4 van de Opiumwet volgt dat het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, de ontvangst of de overdracht van verdovende middelen na het passeren van de landsgrenzen als verlengde invoer strafbaar is. Het hieromtrent gevoerde verweer van de raadsvrouw wordt gelet daarop verworpen.
5.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van een hoeveelheid cocaïne.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 primair
hij, in de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023 te
Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer van cocaïne. De verdachte is over het hek van het parkeerterrein van Maasvlakte Plaza geklommen en heeft zich vervolgens samen met de medeverdachte begeven naar de container waarin de verdovende middelen zijn aangetroffen. Aldaar heeft de verdachte de moeren van een inspectieluik van de container losgedraaid met als doel de verdovende middelen veilig te stellen.
Als uithaler vervulde de verdachte een wezenlijke rol in het invoertrajectvan verdovende middelen. Slechts door interventie van de douane kon worden voorkomen dat een grote hoeveelheid van circa 39 kilo harddrugs elders kon worden afgeleverd. Cocaïnehandel vormt een ernstig maatschappelijk probleem en een bedreiging van de volksgezondheid omdat deze vaak gepaard gaat met geweld, corruptie, witwassen en wapenbezit. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van de maatschappij en het gevoel van veiligheid van burgers. Om die reden dient streng te worden opgetreden tegen drugscriminaliteit.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 mei 2023 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft op 7 juni 2023 de opdracht om een reclasseringsadvies op te stellen retour gezonden, omdat de verdachte – na zijn eerdere toezegging – toch niet wilde meewerken aan het opstellen van het reclasseringsadvies. Wel heeft de reclassering op basis het eerste gesprek met de verdachte een beknopt verslag uitgebracht over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft acht geslagen op dit verslag.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting aangevoerd dat zijn gebrek aan medewerking aan het opstellen van het reclasseringsrapport niets te maken heeft met onwil om zich aan toezicht te houden of aan voorwaarden, maar met de zorgen die hij had en heeft over de lymfeklierkanker die recent bij hem is vastgesteld. Blijkens door de raadsvrouw verstrekte stukken zal de verdachte hiervoor op korte termijn moeten worden behandeld.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. De rechtbank komt daarom tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijke strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen ratelsleutel ( [proces-verbaalnummer01] ) en de doppen ( [proces-verbaalnummer02] ) (hierna: het gereedschap) verbeurd te verklaren.
9.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen gereedschap zal worden verbeurd verklaard.
Het bewezen feit is met behulp van dit gereedschap begaan. De ratelsleutel en de doppen zijn gebruikt om de inspectieluiken van de container te verwijderd om zodoende de cocaïne veilig te stellen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1 primair:
ratelsleutel ( [proces-verbaalnummer01] );
doppen ( [proces-verbaalnummer02] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Stevens, voorzitter,
en mrs. K.Th. van Barneveld en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Roman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 28 juni 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023 te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in
artikel 1 lid 4 van de Opiumwet,
ongeveer 39 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023, te
Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van 39 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de
Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- één of meerdere sporttassen, dopratelsleutels en/of doppensets voorhanden te
hebben en/of
- zich te begeven naar/op het parkeerterrein van Routiers Maasvlakte, gelegen aan
de Hormuzstraat in Rotterdam en/of
- zich (vervolgens) op voornoemd terrein te begeven naar de reefercontainer [containernummer01]
en/of
- de inspectieluiken van voornoemde reefercontainer open te schroeven en/of
- de zich aldaar bevindende pakketten (inhoudende cocaïne) te verwijderen;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, in of omstreeks de periode van 28 februari 2023 tot en met 2 maart 2023, te
Rotterdam, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen,
te weten (onder andere) medeverdachte(n) [medeverdachte01] en/of onbekend gebleven
personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het
opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of het
opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I;
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 11b lid 1 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )