ECLI:NL:RBROT:2023:6515

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
23 juli 2023
Zaaknummer
C/10/658851 / KG ZA 23-468
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor vakantie met minderjarigen naar Marokko

In deze zaak heeft de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. N. Aydogan-Kütük, een kort geding aangespannen tegen de vader, vertegenwoordigd door mr. R.W. de Gruijl, om vervangende toestemming te verkrijgen voor een vakantie met hun minderjarige kinderen naar Marokko. De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juni 2023, waarbij beide partijen aanwezig waren. De moeder vorderde toestemming om met de kinderen, geboren in 2009 en 2011, op vakantie te gaan in de periode van juli tot augustus 2023. De vader verzette zich tegen deze vordering, omdat hij vreesde dat de moeder een echtscheidingsprocedure in Marokko zou starten en dat zij in het bezit zou komen van een kopie van zijn paspoort.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de spoedeisendheid van de vordering vaststaat, gezien de geplande reisperiode. De rechter oordeelde dat het geschil valt onder artikel 1:253a BW, dat regelt dat de rechter een beslissing neemt als ouders samen het gezag uitoefenen maar het niet eens zijn over de uitoefening daarvan. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de argumenten van de vader om geen toestemming te geven onvoldoende zijn en dat er geen gegronde vrees is voor ontvoering of andere bezwaren die de vakantie zouden kunnen belemmeren.

Daarom heeft de voorzieningenrechter de vordering van de moeder toegewezen en haar toestemming verleend om met de kinderen naar Marokko te reizen. Tevens is de vader veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 245,-, rekening houdend met het feit dat de moeder procedeert op basis van een toevoeging. Het vonnis is uitgesproken op 16 juni 2023 door mr. M.C. van der Kolk en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
zaaknummer / rolnummer: C/10/658851 / KG ZA 23-468
Vonnis in kort geding van 16 juni 2023
in de zaak van
[moeder01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
advocaat mr. N. Aydogan-Kütük,
tegen
[vader01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.W. de Gruijl.
Partijen worden hierna ‘de moeder’ en ‘de vader’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 6 juni 2023, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 14 juni 2023. Daarbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de advocaat van de vader.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn de ouders van de minderjarigen: [minderjarige01] (geboren op [geboortedatum01] 2009 in [geboorteplaats01] ) en [minderjarige02] (geboren op [geboortedatum02] 2011 in [geboorteplaats01] ).
2.2.
Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend en de hoofdverblijfplaats van de [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] is bij de moeder.

3.Het geschil

3.1.
De moeder vordert dat aan haar vervangende toestemming wordt verleend voor een vakantie met [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] naar Marokko voor de duur van 4 weken in de periode tussen juli-augustus 2023 en dat deze toestemming strekt tot vervanging van de vereiste toestemming van de vader, met veroordeling van de vader in de proceskosten.
3.2.
De vader voert verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of het de moeder moet worden toegestaan om met [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] in juli/augustus 2023 naar Marokko te gaan. De vader geeft hier geen toestemming voor omdat de moeder volgens hem, door het geven van toestemming, in het bezit komt van een kopie van zijn paspoort en omdat hij bang is dat de moeder een echtscheidingsprocedure in Marokko begint.
4.2.
Gelet op de periode waarop de moeder met [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] naar Marokko wil afreizen staat de spoedeisendheid van de vordering vast. De moeder is daarom ontvankelijk in haar vordering.
4.3.
Als uitgangspunt geldt dat het geschil dat in deze procedure aan de voorzieningenrechter wordt voorgelegd betrekking heeft op de uitoefening van het ouderlijk gezag, omdat de ouders van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] samen het gezag over hen uitoefenen en het niet eens zijn over de vakantie naar Marokko. Een dergelijk geschil valt onder de reikwijdte van artikel 1:253a BW. Dit artikel regelt dat als ouders samen het gezag uitoefenen maar het over de uitoefening daarvan niet eens worden, de (voorzieningen)rechter een beslissing neemt. De voorzieningenrechter zal bij de toepassing van dit artikel beslissen wat zij in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wenselijk vindt.
4.4.
Hoewel het in het algemeen belang is van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] is, als zij op vakantie kunnen met hun ouders, kunnen daar op uitzonderingen zijn indien bijvoorbeeld de ouder die met [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] op vakantie wil niet in staat is om goed voor [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] te zorgen wanneer er een gegronde vrees zou zijn voor ontvoering van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] door de ouder of wanneer een vakantie in strijd is met de tussen partijen gemaakte afspraken over de zorg- en contactregeling.
4.5.
Op grond van alle overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verteld komt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de argumenten van de vader om geen toestemming te geven onvoldoende zijn en er geen uitzonderingsgronden zijn. Uit niets blijkt dat de door de moeder gewenste vakantie niet in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] is. De voorzieningenrechter zal daarom de vordering tot vervangende toestemming toewijzen.
4.6.
De moeder vordert dat de vader wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. Uitgangspunt is dat in familiezaken de kosten tussen partijen worden gecompenseerd. Daarvan kan de voorzieningenrechter afwijken indien een van de partijen door zijn/haar opstelling nodeloos deze kosten heeft veroorzaakt op gronden die niet anders dan als misbruik van recht kunnen worden gekwalificeerd. In zo’n geval kunnen de proceskosten ten laste van de partij worden gebracht die deze - nodeloos - heeft veroorzaakt. In dit geval doet deze situatie zich voor. Door de opstelling van de vader was de moeder genoodzaakt dit kort geding, om dezelfde reden als vorig jaar, aanhangig te maken. Dit leidt er toe dat de vader wordt veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van de moeder worden - rekening houdend met het feit dat zij procedeert op basis van een toevoeging - begroot op:
  • griffierecht € 86,-
  • de eigen bijdrage in de advocaatkosten ter hoogte van € 159,-
Dit komt neer op een totaalbedrag van€ 245,-. Dit bedrag kan eventueel vermeerderd worden met de kosten van de tenuitvoerlegging van het vonnis. De voorzieningenrechter zal de vader veroordelen tot het betalen van deze kosten aan de moeder.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verleent - ter vervanging van de ontbrekende toestemming van vader – toestemming aan moeder om in de periode juli/augustus 2023 voor de duur van 4 weken met [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] af te reizen naar Marokko en aldaar ook te verblijven;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
veroordeelt de vader in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van de moeder begroot op € 245,-, welk bedrag eventueel nog kan worden vermeerderd met de kosten van de tenuitvoerlegging van het vonnis;
5.4.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2023.
3498/425