Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekers;
- mr. A. El Ouath, (waarnemend) advocaat van verzoekers.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak hebben verzoekers op 9 mei 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. Dit verzoek was gericht op het voorkomen van de ontruiming van hun huurwoning, die was uitgesproken door de Rechtbank Rotterdam op 17 augustus 2021. De verzoekers, die in een moeilijke financiële situatie verkeren, hebben aangegeven dat hun inkomen bestaat uit een WIA-uitkering en een aanvullende Participatiewet-uitkering. Ondanks hun financiële problemen hebben zij hun huurbetalingen vanaf februari 2023 steeds voldaan, met uitzondering van een late betaling in april, die te wijten was aan een ziekenhuisopname van verzoekster.
Tijdens de zitting op 16 mei 2023 heeft de verweerster, vertegenwoordigd door GGN Mastering Credit B.V., aangegeven zich niet te verzetten tegen het verzoek, mits de verzoekers hun huurtermijnen tijdig blijven voldoen. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of er sprake was van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Gezien de overgelegde documenten, waaronder het vonnis van 17 augustus 2021 en een aankondiging van ontruiming, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie was.
De rechtbank heeft de belangen van verzoekers en verweerster afgewogen. Het belang van verzoekers om in hun huurwoning te blijven en het minnelijk schuldhulpverleningstraject te doorlopen, woog zwaarder dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor een periode van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens heeft de rechtbank verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, met de mogelijkheid om in de toekomst een nieuw verzoek in te dienen.