In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die werd beschuldigd van het niet voldoen aan de inschrijvingsplicht voor school, zoals voorgeschreven in artikel 4a van de Leerplichtwet 1969. De verdachte, geboren op [geboortedatum01] en ingeschreven op het adres [adres01], werd verweten dat hij zijn vader, die het gezag over hem uitoefende, heeft gehinderd bij het inschrijven bij een school. De officier van justitie, mr. D. Streef, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling tot een taakstraf, maar erkende dat de vader geen verwijt kon worden gemaakt voor het uitblijven van de inschrijving.
Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat hij niet naar school ging en geen hulp zocht, ondanks dat hij problemen ondervond. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de tenlastelegging 16 jaar oud was en leerplichtig was. De rechter oordeelde dat de vader verantwoordelijk was voor de inschrijving, maar dat er geen bewijs was dat de vader straffeloos was in zijn nalatigheid. De rechter concludeerde dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan het uitblijven van de inschrijving, omdat de verplichting om te zorgen voor inschrijving niet op hem gericht was.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, omdat niet bewezen kon worden dat hij het feit had begaan. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, A. Cvetkovic, en het vonnis werd op de openbare terechtzitting uitgesproken.