ECLI:NL:RBROT:2023:6661

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/2723
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de bouw van appartementen nabij een Natura 2000-gebied

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2023, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee beoordeeld. Dit besluit betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van vijf woonappartementen aan de [adres 1], [adres 2], [adres 3], [adres 4] en [adres 5] te [plaatsnaam 2]. Eisers betogen dat de vergunning niet alleen een omgevingsvergunning vereist, maar ook een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb), gezien de nabijheid van het Natura 2000-gebied 'Duinen Goeree en Kwade Hoek'. De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eisers, waaronder de zorg over stikstofdepositie en de impact van het project op het natuurgebied. De rechtbank concludeert dat de aanvrager niet in strijd heeft gehandeld met de relevante wetgeving en dat de beroepsgrond van eisers niet slaagt. De rechtbank oordeelt dat de afstand tussen de woningen van eisers en het Natura 2000-gebied te groot is om te spreken van verwevenheid van belangen. Daarnaast wordt het argument dat het project niet past in het dorpsgezicht verworpen, omdat de rechtbank van mening is dat de vergunning terecht is verleend op basis van de geldende bestemmingsplannen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2723

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juli 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2], uit [plaatsnaam 1], eisers

(gemachtigde: mr. B.M.C.F. de Groen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goeree-Overflakkee

(gemachtigde: mr. S. van Tuijl).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder van 30 november 2021 waarbij verweerder een omgevingsvergunning heeft verleend aan [naam bedrijf] voor de activiteiten bouwen en planologisch strijdig gebruik. De vergunning maakt het mogelijk om een gebouw met daarin vijf woonappartementen te realiseren aan de [adres 1], [adres 2], [adres 3], [adres 4] en [adres 5] te [plaatsnaam 2]. Het planologisch strijdig gebruik betreft een overschrijding van de maximale goothoogte.
1.1.
Met het bestreden besluit van 19 april 2022 op het bezwaar van eisers heeft verweerder de vergunde activiteit bouwen gehandhaafd en heeft hij de vergunde activiteit van planologisch strijdig gebruik ingetrokken, omdat geen sprake is van overschrijding van de maximale goothoogte.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juli 2023 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verlening van de omgevingsvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eisers voeren aan dat de aanvrager niet alleen een omgevingsvergunning had moeten aanvragen, maar ook een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). De partiële vrijstelling die de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering biedt, kan niet klakkeloos toegepast worden op dit project. Het ligt heel dicht bij het Natura 2000-gebied 'Duinen Goeree en Kwade Hoek'. Dit is een gebied van 1624 ha, beschermd onder zowel de Habitatrichtlijn als de Vogelrichtlijn. Het gebied is zeer kwetsbaar en er is reeds sprake van overbelasting, zowel door stikstof als meer in het algemeen door de toenemende toerismedruk en bedrijvigheid. Daarom is de partiële vrijstelling voor bouwactiviteiten in dit geval te lichtzinnig toegepast. De toepassing van de wet, op dit project en in het bestemmingsplan, moet voldoen aan de Europese richtlijnen en de relevante uitspraken van de rechter. Uit jurisprudentie blijkt dat een uitzondering op de vergunningplicht voor bouwprojecten uitsluitend toelaatbaar is indien objectief kan worden uitgesloten dat stikstofdepositie afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor beschermingszones. Dit wil zeggen dat de lokale overheid niet kan volstaan met vrijstellingen voor elk individueel project dat bij de beschermingszone gaande is, maar ook moet bekijken of alle projecten bij dit natuurgebied samen bezien geen significante gevolgen kan hebben voor het nabijgelegen natuurgebied. Dat is ten onrechte niet gebeurd. Eisers betogen daarnaast dat de wet een gedeeltelijke vrijstelling biedt voor bouwwerkzaamheden. De vrijstelling is gedeeltelijk omdat deze alleen de uitstoot van stikstof betreft, en niet geldt voor andere vormen van belasting voor het natuurgebied. De bouw zal aanleiding geven tot meer vrachtverkeer in het gebied voor het vervoer van bouwmaterialen en ander zwaar materieel. Het is duidelijk dat het extra lawaai dat daarmee gepaard gaat, schadelijk is voor het kwetsbare natuurgebied waar zeldzame vogels leven en broeden. Hier is ten onrechte geen aandacht aan besteed in de aanvraag zelf en in de beoordeling van de aanvraag. De gevoerde procedure voldoet in verschillende opzichten niet aan de vereisten van de Europese Habitatrichtlijn, aldus eisers. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.1
Op grond van artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
De bepalingen in de Wnb over de beoordeling van omgevingsvergunningen die gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied strekken ter bescherming van het behoud van de natuurwaarden in deze gebieden.
Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 13 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR1412, volgt dat de individuele belangen van burgers bij het behoud van een goede kwaliteit van hun leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven kunnen zijn met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen van de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van hun belangen. Bij de beantwoording van de vraag of verwevenheid als hiervoor bedoeld kan worden aangenomen, wordt onder meer rekening gehouden met de situering van de woning van de appellant, al dan niet tussen overige bebouwing, met de afstand tussen de woning van appellant en het natuurgebied, met hetgeen aanwezig is in het gebied tussen de woning en het Natura 2000-gebied en met het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied (uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1947 (Windpark Oude Maas)). De rechtbank is van oordeel dat van verwevenheid als hiervoor bedoeld in dit geval geen sprake is. Niet bestreden is dat de afstand tussen het perceel [adres 6] (de locatie waar eisers wonen) en het gebied 'Duinen van Goeree en Kwade Hoek' hemelsbreed circa 1,03 kilometer bedraagt, dat eisers vanuit hun woning geen uitzicht hebben op dit Natura 2000-gebied en dat tussen hun woning en het gebied zich meerdere wegen en gebouwen bevinden. Wat eisers aanvoeren over de gevolgen voor het Natura 2000-gebied kan op grond van artikel 8:69a van de Awb niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
De rechtbank ziet daarom af van een inhoudelijke bespreking van het betoog over de gevolgen voor het Natura 2000-gebied.
5. Eisers voeren aan dat het project niet past in het dorpsgezicht. Het argument dat het project niet past in het dorpsgezicht heeft verweerder afgedaan met de opmerking dat er geen maximale bouwhoogte geldt, terwijl eisers een inhoudelijk verweer hadden verwacht waarbij verweerder zou toelichten hoe en waarom het gebouw juist niet uit de toon valt, gelet op de bebouwing in de omgeving en de gebruikte vormgeving. Verweerder volstaat met een enkele verwijzing naar het stempeladvies van de commissie welstand. Het feit dat de maximale goothoogte van het bestemmingsplan wordt overschreden, doet al denken dat het dorpsgezicht wordt aangetast, aldus eisers. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1.
Op grond van het bestemmingsplan (maatvoering) bedraagt de maximale goothoogte 5 meter. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de hoogte van de voorziening van hemelwaterafvoer van de inpandige balkons/loggia aan de achtergevel en van de dakkapellen, ten onrechte als goothoogte was gekwalificeerd en dat moet worden uitgegaan van de snijlijn van de dakvlakken (de hellende vlakken) met de verticale vlakken van het hoofdgebouw. Niet in geschil is dat aldus vastgestelde goothoogte niet meer dan 5 meter bedraagt. De rechtbank volgt eisers daarom niet in hun betoog dat de maximale goothoogte is overschreden.
5.2.
Ten aanzien van het welstandsadvies overweegt de rechtbank dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat het stempeladvies van 16 november 2021 niet het eerste welstandsadvies is dat is gegeven. Zo is er op 27 juli 2021 ook een welstandsadvies opgesteld op grond waarvan het bouwplan op een aantal punten is aangepast. Ook is er meerdere keren overleg geweest wat heeft geleid tot aanpassingen in vorm, kleur en materiaalgebruik. Dit heeft geleid tot het stempeladvies van 16 november 2021. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee voldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij tot dit (positieve) stempeladvies is gekomen. Eisers hebben niet concreet gemaakt waarom het bouwplan niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand.
6. Nu er geen weigeringsgronden zijn als bedoeld in artikel 2.10 van de Wabo moest het college de omgevingsvergunning verlenen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J. Eertink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.