ECLI:NL:RBROT:2023:6819

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
ROT 22/2865 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake besluit Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft opposante beroep ingesteld omdat er niet tijdig is beslist op haar bezwaar tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 1 mei 2021. De rechtbank had eerder, op 5 januari 2023, het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de Belastingdienst op 4 augustus 2022 een beslissing op bezwaar had genomen die volledig tegemoetkwam aan het bezwaar van opposante. Hierdoor was het procesbelang van opposante vervallen. Opposante heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, stellende dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze bekendgemaakt was en dat er nog andere beslissingen waren waartegen bezwaar was gemaakt, maar waarop nog niet was beslist.

De verzetrechter moest beoordelen of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van 4 augustus 2022 op de juiste wijze aan opposante waren bekendgemaakt en dat zij deze ook had bevestigd te hebben ontvangen. De verzetrechter concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat het bezwaar van opposante was ingewilligd. De argumenten die opposante naar voren bracht over andere besluiten waren niet relevant voor deze procedure.

Uiteindelijk werd het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. T.M.J. Smits, in aanwezigheid van griffier mr. H. Sabanovic, en werd openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2865 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2023 op het verzet van

[naam opposante] , uit [plaats] , opposante

(gemachtigde: mr. J.F. Cheung).

Inleiding

Opposante heeft beroep ingesteld omdat niet is beslist op haar bezwaar tegen het primaire besluit van 1 mei 2022 van Belastingdienst/Toeslagen (geopposeerde). Bij uitspraak van 5 januari 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard. Daartegen heeft opposante verzet ingesteld.

De uitspraak van 5 januari 2023

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank is tot die conclusie gekomen omdat geopposeerde op 4 augustus 2022 een beslissing op bezwaar heeft genomen (het bestreden besluit), waarin aan opposante alsnog € 30.000,- compensatie is toegekend. Omdat hiermee tegemoet is gekomen aan het bezwaar van opposante, is haar procesbelang vervallen zodat de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat geopposeerde een dwangsom is verschuldigd omdat de beslissing op bezwaar te laat is genomen.

Het verzet van opposante

2. In verzet voert opposante aan dat het bestreden besluit niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Opposante heeft verder bezwaar gemaakt tegen twee andere beslissingen op de herbeoordeling waarop tot op heden nog niet is beslist. Opposante voert aan nog procesbelang te hebben vanwege de proceskostenvergoeding.

Beoordeling door de verzetrechter

3. In deze procedure moet de verzetrechter de vraag beantwoorden of het beroep van opposante bij de uitspraak van 5 januari 2023 terecht zonder zitting is afgedaan, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de beoordeling van de verzetrechter beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder opposante op zitting te horen. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht, die ook hadden kunnen worden aangevoerd als er wel een zitting zou zijn gehouden, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de buiten-zittinguitspraak. Als dat het geval is, dan is het verzet gegrond en komt de buiten-zittinguitspraak te vervallen. Het onderzoek wordt dan voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
4. De verzetrechter overweegt als volgt. Bij de behandeling van het beroep niet-tijdig beslissen heeft de rechtbank van geopposeerde een drietal besluiten van 4 augustus 2022 ontvangen. Deze drie besluiten zijn bij brief van 18 oktober 2022 doorgestuurd naar opposante en daarmee dus aan haar bekendgemaakt. Opposante heeft desverzocht telefonisch bevestigd deze besluiten te hebben ontvangen. Met het besluit van 4 augustus 2022 met kenmerk [kenmerk] heeft verweerder bepaald dat opposante alsnog in aanmerking komt voor de compensatie van € 30.000,-. Met dit besluit is volledig tegemoetgekomen aan het bezwaar van opposante tegen het primair besluit van 1 mei 2021, waar het beroep op ziet. Daarmee is het procesbelang komen te vervallen wat niet-ontvankelijkheid met zich meebrengt zoals is geoordeeld in de uitspraak van 5 januari 2023. Geoordeeld wordt dan ook dat de rechtbank terecht met toepassing van artikel 8:54 van de Awb uitspraak heeft gedaan.
5. Wat opposante heeft aangevoerd met betrekking tot andere besluiten en bezwaarprocedures, ligt niet ter beoordeling voor in onderhavige zaak (waar het immers slechts gaat om het besluit waartegen beroep is ingesteld) zodat daaraan voorbijgegaan wordt.

Conclusie en gevolgen

6. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
1 augustus 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.