ECLI:NL:RBROT:2023:6853
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot vernietiging van een dwangbevel in het kader van de Wet Bpf 2000
In deze zaak heeft [eiseres01] een vordering ingesteld tot vernietiging van een dwangbevel dat door de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Rijn- en Binnenvaart aan haar is betekend. De achtergrond van de zaak betreft een factuur van € 8.943,38 die de Stichting eind januari 2023 aan [eiseres01] heeft gestuurd. [eiseres01] heeft aangegeven de factuur niet in één keer te kunnen betalen en heeft een betalingsregeling van € 500,00 per maand voorgesteld. De Stichting heeft dit aanbod aan haar bestuur voorgelegd, maar heeft vervolgens een aanmaning en later een dwangbevel aan [eiseres01] gestuurd. [eiseres01] is het niet eens met het dwangbevel en heeft verzet aangetekend, met het verzoek om het dwangbevel te vernietigen.
De kantonrechter heeft verstek verleend tegen de Stichting, die niet in de procedure is verschenen. De rechter heeft vastgesteld dat [eiseres01] ontvankelijk is in haar eis, maar heeft de vordering tot vernietiging van het dwangbevel afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat er geen sprake is van wanprestatie of tekortkoming van [eiseres01], omdat de Stichting niet akkoord is gegaan met de voorgestelde betalingsregeling. Bovendien heeft [eiseres01] niet aangetoond dat het dwangbevel niet aan de wettelijke vereisten voldoet. De kantonrechter heeft ook de argumenten van [eiseres01] over de buitengerechtelijke incassokosten en de btw niet gehonoreerd, omdat deze niet voldoende onderbouwd zijn.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de eis van [eiseres01] afgewezen, wat betekent dat het dwangbevel in stand blijft.