Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoekster;
- [naam01] , een vriendin van verzoekster;
- de heer mr. J. Verheij, advocaat van verzoeker, werkzaam bij JAW Advocaten.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 24 maart 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 4 mei 2023 vastgesteld, maar de verweerster, Woonfonds Zuid-Holland 2 B.V., is niet verschenen. Verzoekster heeft verklaard dat zij in 2021 depressief is geraakt, wat heeft geleid tot een betalingsachterstand van € 21.657,28 bij haar verhuurder. Ondanks deze achterstand heeft zij de huur voor april en mei 2023 betaald. Verzoekster, die als ZZP’er in de zorg werkt, heeft een inkomen van ongeveer € 3.000,00 per maand en heeft een zoon van vier jaar. Ze is bezig met een schuldhulpverleningstraject.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster bewijs heeft overgelegd van een ontruimingsvonnis en een aankondiging van ontruiming, concludeert de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven en het schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank oordeelt dat het belang van verzoekster zwaarder weegt, vooral omdat zij in staat is om de huur te betalen.
De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, met voorwaarden. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. C. de Jong en openbaar uitgesproken op 19 mei 2023.