Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1997, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De officier van justitie, mr. N. Aandewiel, had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, met uitzondering van medeplegen, en veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand met een proeftijd van twee jaar. Tijdens de zitting verklaarde de verdachte dat zij het wapen op het nachtkastje had gezien toen zij in bed stapte. Er was DNA-materiaal van de verdachte aangetroffen op een kogelpatroon uit het magazijn van het wapen, maar de rechtbank was niet overtuigd dat de verdachte in juridische zin de beschikking had over het wapen en de munitie. De verdachte woonde niet samen met haar partner en het wapen bevond zich volledig binnen de beschikkingsmacht van de partner. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op het moment van de feiten de feitelijke macht had over het wapen en de munitie. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit.