ECLI:NL:RBROT:2023:6931

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/658795 / KG ZA 23-463
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van gouden sieraden en nakoming zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak vordert de vrouw, eiseres in conventie, de afgifte van gouden sieraden van de man, gedaagde in conventie, na een echtscheiding. De man heeft na de dagvaarding en de mondelinge behandeling aan een deel van de vordering voldaan. In reconventie vordert de man betaling van de helft van de waarde van deze sieraden en nakoming van de zorgregeling zoals vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking. De rechtbank heeft op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in kort geding. De vrouw vordert de afgifte van de 'trabzon seti' en 'resat altin', terwijl de man betaling van €4.457,50 vordert, zijnde de helft van de waarde van deze sieraden. De rechtbank wijst de vorderingen van de vrouw af, omdat de taxatie van de sieraden niet deugdelijk is en de man niet in staat is om de waarde te bewijzen. De rechtbank oordeelt dat de zorgregeling niet strikt nageleefd wordt door de vrouw, die onvoldoende inspanningen levert om de omgang tussen de man en hun minderjarige kind te faciliteren. De vrouw wordt veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom voor niet-nakoming. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/658795 / KG ZA 23-463
Vonnis in kort geding van 2 augustus 2023
in de zaak van
[persoon01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. B. Özates te Rotterdam,
tegen
[persoon02],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J. Oversluizen te Rotterdam.
Partijen worden hierna [persoon01] en [persoon02] genoemd.

1.Waar gaat de zaak over?

1.1.
[persoon01] vordert, nadat [persoon02] na de dagvaarding en na de mondelinge behandeling aan een deel van de vordering heeft voldaan, afgifte van gouden sieraden, de 'trabzon seti' en 'resat altin'. In reconventie vordert [persoon02] betaling van de helft van de waarde van deze sieraden. Ook vordert hij nakoming van de in de echtscheidingsbeschikking opgenomen zorgregeling. Alleen de nakomingsvordering ten aanzien van de zorgregeling wordt, op verbeurte van een dwangsom, toegewezen. Alle andere vorderingen worden afgewezen.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 12 juni 2023, met producties 1 tot en met 3;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 9.
2.2.
De mondelinge behandeling vond plaats op 6 juli 2023. Op deze behandeling hebben partijen afspraken gemaakt over de zorgregeling en over de afgifte en taxatie van het goud. In afwachting van het verloop van deze afspraken is de zaak aangehouden. Partijen hebben de voorzieningenrechter met hun e-mails van 19 juli 2023 ( [persoon01] ) en 20 juli 2023 ( [persoon02] ) bericht dat het niet is gelukt om (volledig) uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken en hebben de voorzieningenrechter verzocht vonnis te wijzen.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn met elkaar getrouwd geweest. Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 1 februari 2023 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken (hierna: ‘de echtscheidingsbeschikking’). De echtscheidingsbeschikking is op 9 mei 2023 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.2.
Partijen zijn samen de ouders van de minderjarige [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01] (hierna: ‘ [voornaam minderjarige01] ’). Zij oefenen samen het gezag uit over [voornaam minderjarige01] .
3.3.
In de echtscheidingsbeschikking staat, voor zover van belang, het volgende:
(..)
“2.5 Verblijfplaats
2.5.1.
Partijen verzoeken ieder te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij hen zal zijn.
2.5.2.
Tijdens de mondelinge behandeling stemt de man ermee in dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw zal zijn. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen. Niet is gebleken dat het belang van de minderjarige zich hiertegen verzet.
2.6
Zorgregeling
2.6.1.
Partijen hebben uiteindelijk overeenstemming bereikt over een regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank zal de onderlinge regeling die partijen hebben getroffen opnemen in deze beschikking.
(..)
2.10.
Verdeling
(..)
Gouden munten en sieraden
2.10.8.
Tot de huwelijksgemeenschap behoren gouden munten en sieraden, bestaande uit 34 halve Turkse munten, 20 armbanden ('burma'), een ketting ('resat') en een sieraden set ('trabzon seti').
Partijen zijn het erover eens dat 17 halve Turkse munten en 10 armbanden worden toegedeeld aan de man en dat 17 halve Turkse munten en 10 armbanden worden toegedeeld aan de vrouw. Geen van partijen heeft een standpunt ingenomen over de waarde van de ketting en de sieraden set op de datum van de feitelijke verdeling. Gelet hierop en omdat de vrouw gehecht is aan de ketting en sieraden set, zal de rechtbank beslissen dat de ketting en sieraden set worden toegedeeld aan de vrouw en dat partijen de ketting en sieraden set door een onafhankelijke deskundige per verdelingsdatum moeten laten taxeren, waarna de vrouw de helft van de getaxeerde waarde moet verrekenen met de man.
2.10.9.
Voor zover de vrouw verzoekt te bepalen dat de gouden munten en sieraden door de man uit de kluis van zijn tante worden gehaald en aan de vrouw door bezitsverschaffing worden geleverd, wordt dit verzoek als niet op de wet gegrond afgewezen. Bovendien is de tante van de man geen partij in deze procedure.
(..)

3.De beslissing

De rechtbank:
(..)
3.3
neemt op de onderlinge regeling die partijen over de zorgregeling hebben getroffen, te weten:
  • de minderjarige verblijft elke woensdag bij de man, waartoe de man de minderjarige bij de vrouw ophaalt en naar school brengt en uit school ophaalt en om 20.00 uur weer terugbrengt bij de vrouw;
  • de minderjarige verblijft een weekend per maand bij de man, afhankelijk van het werkrooster van de man;
(..)
3.7
gelast de wijze van verdeling van de gemeenschap zoals weergegeven onder de rechtsoverwegingen 2.10.8. tot en met 2.10.16.;(..)”
3.4.
Op 30 juni 2023 stuurt [persoon02] de volgende e-mail aan zijn advocaat:
(..)
“Ik ben naar Juwelier [naam juwelier01] in Rotterdam geweest. Zij gaven geen officiële taxatierapport. Ze schrijven op een klein kladpapier en benoemen de waard. Ze zeggen dat ze geen taxatieformulieren hebben en alleen mondeling het bedrag benoemen.
Juwelier [naam juwelier01] :
Resad ketting €1900
Trabzon set €7015
Als zij met het goud naar Juwelier [naam juwelier01] gaat krijgt ze voor set en ketting €8915,-. De helft van dit bedrag is €4457,-. Dit bedrag komt dan naar mij, dat is correct.(..)”

4.Het geschil in conventie

4.1.
[persoon01] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[persoon02] te veroordelen het goud bestaande uit 17 goudmunten, 10 gouden armbanden / burma's, gouden set zogenoemde 'trabzon seti' en gouden ketting zogenoemde 'resat altin' binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis aan [persoon01] af te geven, op straffe van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of dagdeel dat [persoon02] daarmee in gebreke blijft tot een maximum van €10.000,- ;
[persoon02] te veroordelen in de kosten dit geding.
4.2.
[persoon01] legt aan haar vordering ten grondslag dat [persoon02] , hoewel dat is bepaald in de echtscheidingsbeschikking, nog geen uitvoering heeft gegeven aan de afgifte van de gouden munten en armbanden. Ook heeft [persoon02] de 'trabzon seti' en 'resat altin' nog niet aan [persoon01] verstrekt. Omdat [persoon02] zich niet houdt aan de echtscheidingsbeschikking, is een vordering tot afgifte op verbeurte van een dwangsom noodzakelijk.
4.3.
[persoon02] voert als verweer aan dat [persoon01] in der minne nooit heeft verzocht om afgifte van de goederen en dat voor afgifte ook geen rechtsgrond bestaat. Op verzoek van [persoon01] heeft [persoon02] de 'trabzon seti' en 'resat altin' laten taxeren.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
[persoon02] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [persoon01] te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 4.457,50, zijnde de helft van de waarde van de 'resat altin' en de 'trabzon seti', binnen twee dagen na dagtekening van dit vonnis;
II. [persoon01] te veroordelen tot strikte nakoming van de zorgregeling zoals uiteengezet in de beschikking van 1 februari 2023, zulks op straffe van een dwangsom bij niet nakoming van € 250,- per gebeurtenis;
III. [persoon01] te veroordelen in de kosten dit geding.
5.2.
[persoon02] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [persoon01] de helft van de waarde van de 'trabzon seti' en 'resat altin' aan [persoon02] moet vergoeden. [persoon02] heeft deze goederen laten taxeren en uit die taxatie volgt een totale waarde van € 8.915,-, waardoor [persoon01] € 4.457,50 aan hem dient te betalen. Daarnaast komt [persoon01] de in de echtscheidingsbeschikking vastgestelde zorgregeling bij herhaling niet na.
5.3.
Volgens [persoon01] is de waardebepaling die [persoon02] heeft laten doen, geen taxatie van de goederen zoals de rechtbank bedoeld heeft in de echtscheidingsbeschikking. De 'trabzon seti' en 'resat altin' moeten alsnog worden getaxeerd en voor het bedrag dat [persoon01] aan [persoon02] moet betalen, moet een betalingsregeling worden getroffen. Ten aanzien van de zorgregeling van [persoon02] met [voornaam minderjarige01] heeft [persoon01] het contact tussen hen altijd gestimuleerd. [voornaam minderjarige01] heeft echter een afhankelijke relatie met [persoon01] ontwikkeld en [voornaam minderjarige01] verveelt zich bij zijn vader. Daarnaast kwam [persoon02] [voornaam minderjarige01] vanaf mei pas ophalen en toen had [persoon01] al oppas geregeld voor [voornaam minderjarige01] .

6.De beoordeling in conventie en reconventie ten aanzien van het goud

6.1.
Omdat de vorderingen in conventie tot afgifte van het goud en in reconventie tot betaling van de helft van de waarde van de 'trabzon seti' en 'resat altin' met elkaar samenhangen, behandelt de voorzieningenrechter deze vordering gezamenlijk.
6.2.
Vaststaat dat [persoon02] pas na dagvaarding en na de ter zitting gemaakte afspraken is overgegaan tot afgifte van de 17 gouden munten en 10 gouden armbanden. Omdat partijen de overige ter zitting gemaakte afspraken niet hebben uitgevoerd, moet in deze procedure nog een beslissing worden genomen over de afgifte van de 'trabzon seti' en 'resat altin' aan [persoon01] en de betaling van de helft van de waarde van deze goederen door [persoon01] aan [persoon02] . De voorzieningenrechter wijst beide vorderingen af. Dit wordt als volgt toegelicht.
6.3.
Hoewel in de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat [persoon02] de 'trabzon seti' en 'resat altin' aan [persoon01] moet afgeven, is in die beschikking ook bepaald dat partijen deze goederen door een onafhankelijke deskundige per verdelingsdatum moeten laten taxeren. De voorzieningenrechter begrijpt de beschikking van de familiekamer aldus dat is bedoeld dat gelijk moet worden overgestoken. Wat de familiekamer bedoelt met verrekening van de helft van de waarde is voor de voorzieningenrechter onduidelijk. Immers blijkt uit de beschikking niet dat partijen over en weer vorderingen met elkaar te verrekenen hebben. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat wordt bedoeld dat [persoon01] de helft van de waarde van de 'trabzon seti' en 'resat altin' aan [persoon02] moet betalen.
6.4.
Vaststaat dat partijen zich niet gezamenlijk tot een taxateur hebben gewend. Het briefje dat [persoon02] heeft overgelegd, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen deugdelijke taxatie. Immers is niet onderbouwd hoe de sieradenwinkel tot dit bedrag is gekomen. Bovendien heeft [persoon01] de door [persoon02] gestelde waarde betwist. Dit betekent dat niet vaststaat, en ook niet eenvoudig vastgesteld kan worden, welk bedrag [persoon02] aan [persoon01] is verschuldigd. Hiermee is niet voldaan aan de belangrijkste eis voor toewijzing van een geldvordering in kort geding.
6.5.
Ten aanzien van de afgifte van de 'trabzon seti' en 'resat altin' overweegt de voorzieningenrechter dat hoewel in de echtscheidingsbeschikking is bepaald dat [persoon02] deze moet afgeven aan [persoon01] , ook is bepaald dat de goederen getaxeerd moeten worden. De voorzieningenrechter betwijfelt of [persoon01] gezien haar proceshouding, na afgifte van de 'trabzon seti' en 'resat altin' haar medewerking aan de taxatie zal verlenen. [persoon01] heeft in dit kort geding namelijk bij herhaling de stelling ingenomen dat zij meent dat de 'trabzon seti' en 'resat altin' volledig (en dus zonder betaling van de helft van de waarde daarvan) aan haar toekomen. Dit betekent dat wanneer de vordering tot afgifte van de 'trabzon seti' en 'resat altin' wordt toegewezen, betwijfeld moet worden of [persoon01] daarna nog zal meewerken aan taxatie daarvan. Toewijzing van de vordering heeft dan mogelijk het ongewenste gevolg dat [persoon01] de goederen in haar bezit heeft en dat [persoon02] vervolgens volledig afhankelijk van [persoon01] is om de goederen te laten taxeren. Dit betekent dat de vordering tot afgifte wordt afgewezen.
6.6.
De voorzieningenrechter overweegt ten overvloede nog dat partijen elkaar in de houdgreep houden. Om tot een volledige afwikkeling van de voormalige huwelijksgoederengemeenschap te komen, ligt het op de weg van beide partijen om toch tot een onafhankelijke taxatie te komen. De voorzieningenrechter merkt daarbij ook op dat hoewel er een verband is tussen de afgifte van de 'trabzon seti' en 'resat altin' en de betaling van de helft van de waarde daarvan is, er eerst getaxeerd moet worden voordat tot betaling en/of het maken van een verrekeningsafspraak kan worden overgegaan.

7.De beoordeling in reconventie ten aanzien van de zorgregeling

7.1.
[persoon01] heeft ter zitting erkend dat het contact tussen [voornaam minderjarige01] en [persoon02] de afgelopen maanden meerdere keren niet heeft plaatsgevonden. Volgens [persoon01] komt dit, omdat zij al een oppas voor [voornaam minderjarige01] had geregeld en zij die niet zomaar wil afzeggen. Daarnaast heeft [persoon01] ter zitting aangegeven dat zij het aan [voornaam minderjarige01] wil overlaten of hij naar zijn vader gaat of niet. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [persoon01] zich onvoldoende inspant om de in de echtscheidingsbeschikking vastgestelde zorgregeling na te komen. [voornaam minderjarige01] dient immers op de in de beschikking opgenomen dagen en tijden bij zijn vader te verblijven. [persoon01] regelt desondanks een oppas voor [voornaam minderjarige01] waardoor het contactmoment tussen [voornaam minderjarige01] en zijn vader niet kan doorgaan. Voor zover de omgang geen doorgang vindt omdat [voornaam minderjarige01] dat niet wil, overweegt de voorzieningenrechter dat het toch niet aan een kind van negen moet worden overgelaten om te bepalen of hij wel of niet naar zijn vader gaat. Dit betekent dat [persoon01] wordt veroordeeld tot nakoming van de in de echtscheidingsbeschikking opgenomen zorgregeling. Niet toewijsbaar is ‘strikte’ nakoming, omdat onduidelijk is wat [persoon02] hiermee bedoelt.
7.2.
In de uitlatingen van [persoon01] ter zitting ziet de voorzieningenrechter voldoende aanleiding om een dwangsom als prikkel aan het nakomen van de zorgregeling tussen [persoon02] en [voornaam minderjarige01] te verbinden. De gevorderde dwangsom wordt opgelegd voor iedere keer dat [persoon01] de zorgregeling niet nakomt en wordt gemaximeerd zoals in de beslissing is omschreven.

8.De proceskosten in conventie en in reconventie

8.1.
In conventie is [persoon02] pas na de dagvaarding en de mondelinge behandeling overgegaan tot afgifte van de gouden munten en armbanden. [persoon01] wordt echter in conventie voor de vorderingen die nu nog voorliggen, in het ongelijk gesteld. In reconventie wordt [persoon02] deels in het ongelijk gesteld. Omdat beide partijen dus deels in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten in conventie en in reconventie gecompenseerd in die zin dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

9.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
9.1.
wijst de vorderingen af,
9.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
9.3.
veroordeelt [persoon01] tot nakoming van de in de beschikking van 1 februari 2023 opgenomen zorgregeling,
9.4.
veroordeelt [persoon01] om aan [persoon02] een dwangsom te betalen van € 250,- voor iedere keer dat zij niet aan de onder 9.3 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 7.500,- is bereikt;
9.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
9.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
9.7.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.3608/2009