Er is ook geen aanleiding om de juistheid van het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt in twijfel te trekken. De door eiseres genoemde klachten waren bekend, met name ook haar longklachten, en zijn meegewogen in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek.
De primaire arts heeft inzichtelijk en overtuigend toegelicht dat eiseres niet volledig arbeidsongeschikt is (dat er geen sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden is), omdat zij niet voldoet aan de criteria van één van de uitzonderingscategorieën volgens het Schattingsbesluit (geen opname in ziekenhuis en of instelling, geen (volledige) bedlegerigheid, geen onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren).
In de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 5 januari 2022 bij de beoordeling betrokken informatie van de behandelend sector zijn de psychische klachten en longklachten (COPD) van eiseres uitgebreid aan de orde geweest. In de Borderline persoonlijkheidsstoornis van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien om een aanvullende beperking aan te nemen voor het aangewezen zijn op een voorspelbare werksituatie. Daarbij heeft hij nog een toelichting gegeven. Omdat eiseres medicatie gebruikt die de alertheid kan beïnvloeden heeft hij haar tevens aangewezen geacht op werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Hij heeft eiseres tevens aangewezen geacht op werk waarin zo nodig kan worden teruggevallen op directe collega's of leidinggevenden (géén solitaire functie), omdat eiseres moeite heeft zichzelf uit te drukken en haar klachten te benoemen. In verband met de COPD van eiseres, waarbij soms exacerbaties optreden, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog enige aanvullende beperkingen ten aanzien van zware fysieke belasting en blootstelling aan veel stof, rook gassen en dampen aangenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder toegelicht dat er geen argumenten zijn voor het aannemen van een urenbeperking. De rechtbank ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen.
Uit de stellingen van eiseres in beroep en wat zij aan stukken heeft overgelegd, kan niet worden afgeleid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiseres op de datum in geding en de daaruit voortvloeiende medische beperkingen voor het verrichten van arbeid. Verweerder heeft erkend dat eiseres lichamelijke en psychische klachten heeft in verband waarmee zij beperkingen voor arbeid heeft, maar verschilt met eiseres van mening over de mate waarin eiseres daardoor beperkingen ondervindt. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen niet gaat om de medische klachten van eiseres als zodanig, of om de door haar ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiseres in dat verband in beroep heeft aangevoerd, legt tegenover het gemotiveerde en inzichtelijke medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank betrekt daarbij dat uit de gegevens van september en november 2021 van de behandelende artsen van eiseres niet blijkt dat zij ernstigere beperkingen had dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen en dus ook niet dat dat op de datum in geding (7 mei 2021) al aan de orde was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 5 januari 2022 radiologieberichten aangehaald van 17 september 2021 en 29 november 2021 waarin geconcludeerd is dat bij eiseres geen sprake is van longembolieën, maar van longemfyseem, bronchopathieën en een bronchiolitisbeeld, respectievelijk van COPD zonder bijkomende pulmonale pathologie. Tevens heeft hij een brief van de longarts van 17 september 2021 aangehaald waarin is geconcludeerd, kort gezegd en voor zover hier relevant, dat eiseres op 17 september 2021 op de Spoedeisende Hulp van het ziekenhuis is beoordeeld na een verwijzing in verband met dyspnoe en lage saturatie en dat er sprake was van longontsteking en een exacerbatie van COPD, bij COPD de novo, CAVE COVID. Uit deze gegevens komt niet naar voren dat bij eiseres sprake is van COPD GOLD klasse IV en dat (als gevolg daarvan) voortdurende toevoer van zuurstof noodzakelijk is, zoals eiseres heeft aangevoerd. Dat sprake zou zijn van COPD GOLD klasse IV staat uitsluitend in het door eiseres in beroep overgelegde expertise rapport. Daarbij is vermeld dat dit ‘inmiddels uit longfunctieonderzoek is gebleken’, maar wanneer dit is gebleken, door wie dit is vastgesteld en dat die diagnose ook al gold op de datum in geding, blijkt niet afdoende uit het expertise rapport of andere door eiseres overgelegde stukken. Wat betreft de toevoer van zuurstof geldt ook dat dit enkel is vermeld in het expertise rapport. Niet blijkt door wie dit is voorgeschreven en waarop de conclusie is gebaseerd dat dit noodzakelijk is. Bovendien is vermeld dat eiseres zuurstof “gaat krijgen” voor thuis en blijkt dus niet dat die noodzaak al op de datum in geding aanwezig was. Hoewel de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet heel uitgebreid is, geeft wat eiseres heeft aangevoerd gelet op wat hiervoor is overwogen geen reden tot twijfel aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de gezondheidssituatie van eiseres op de datum in geding. Daarbij heeft de rechtbank ook in aanmerking genomen dat deze verzekeringsarts beschikte over informatie van de eigen artsen van eiseres die dateert van dichter op de datum in geding dan het expertise rapport en waaruit blijkt dat pas op 17 september 2021 sprake was van een exacerbatie van de COPD van eiseres.