ECLI:NL:RBROT:2023:6957

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/657029 / KG ZA 23-360
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdelingszaak in kort geding met betrekking tot onroerende zaken na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, die op 14 juni 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen een man en een vrouw die een affectieve relatie hebben gehad. De vrouw heeft de man aangeklaagd in conventie en de man heeft in reconventie vorderingen ingesteld. De vrouw vordert onder andere dat zij gemachtigd wordt om de woning aan de [adres06] te verkopen om een executoriale verkoop te voorkomen. De man vordert vervangende toestemming voor het oversluiten van de hypothecaire lening bij ING naar een andere partij, Heemservaart, en dat de vrouw haar medewerking verleent aan de levering van de woning aan hem.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen, omdat ING de executoriale verkoop van de woning heeft aangekondigd. De vrouw heeft echter ook een spoedeisend belang, omdat zij de executoriale verkoop wil voorkomen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw voldoende grond heeft voor haar vorderingen en dat de man niet kan verlangen dat de vrouw haar medewerking verleent aan het oversluiten van de hypothecaire lening. De vorderingen van de man worden afgewezen.

In reconventie heeft de rechtbank de vorderingen van de vrouw toegewezen, waarbij de vrouw wordt gemachtigd om de woning te verkopen en de man wordt veroordeeld tot medewerking aan de verkoop. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd aan de man voor het geval hij niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/657029 / KG ZA 23-360
Vonnis in kort geding van 14 juni 2023
in de zaak van
[man01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. B. Stelling te Almere,
tegen
[vrouw01],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.M. Mok te Groningen.
Partijen worden hierna de man en de vrouw genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 mei 2023, met producties 1 tot en met 8,
  • de conclusie van antwoord met eis in reconventie, met producties 1 tot en met 15,
  • de eiswijziging van de man,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 31 mei 2023.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Op 2 november 2000 hebben zij een samenlevingsovereenkomst gesloten, die is neergelegd in een notariële akte. Door het eindigen van de relatie tussen partijen is hun gemeenschappelijke huishouding op 24 december 2016 geëindigd. De samenlevingsovereenkomst is ontbonden.
2.2.
Bij het eindigen van de relatie hadden partijen de volgende onroerende zaken in gemeenschappelijke eigendom:
een woning aan de [adres01] in Schiedam,
een vakantiehuisje aan de [adres02] in Schipborg,
een vakantiehuisje aan de [adres03] in Schipborg,
een woning aan de [adres04] in Schiedam,
en woning aan de [adres05] in Schiedam,
een woning aan de [adres06] in Schiedam (inclusief garage aan de [adres07] ).
2.3.
In 2017 hebben partijen afgesproken dat de overwaarde van de onroerende zaken bij helfte tussen hen dient te worden verdeeld. In een (niet-ondertekende) ‘Aanvullende verklaring inzake verdeling’ van 13 mei 2020 (hierna: de aanvullende overeenkomst) staat dat de vrouw instemt met de overdracht van de woning aan de [adres01] aan een derde onder de voorwaarde dat zij de volledige eigendom van de vakantiehuisjes in Schipborg krijgt. Voorts is bepaald dat de man de hypothecaire geldlening bij Protonna Beheer B.V. (hierna: Protonna) aflost en € 26.000,00 aan de vrouw betaalt. Verder is aangegeven dat de overige onroerende zaken aan de man worden toebedeeld onder de voorwaarde dat hij de voor de woningen aan de [adres04] en de [adres06] bij ING Bank N.V. (hierna: ING) afgesloten hypothecaire geldleningen volledig overneemt.
2.4.
Op 13 mei 2020 hebben partijen de woning aan de [adres01] aan een derde geleverd tegen betaling van een prijs van € 350.000,00. Op diezelfde datum heeft de vrouw de volledige eigendom van de vakantiehuisjes in Schipborg verkregen. De WOZ-waarde van de vakantiehuisjes bedroeg op dat moment in totaal € 58.000,00. De man heeft de aflossing van de hypotheekschuld aan Protonna op zich genomen.
2.5.
De Belastingdienst heeft de aanvaardbaarheid van de door de man en de vennootschappen [naam V.O.F.01] V.O.F. en [naam holding01] ingediende aangiften omzetbelasting, loonheffingen, vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen over de jaren 2014 tot en met 2017 onderzocht. Daarover is een geschil ontstaan. Ter beëindiging van dit geschil is op 14 mei 2020 een vaststellingsovereenkomst gesloten, die inhoudt dat de man, [naam V.O.F.01] V.O.F. en [naam holding01] een bedrag van € 610.000,00 aan de Belastingdienst betalen (op één aan [naam V.O.F.01] V.O.F. op te leggen naheffingsaanslag).
2.6.
Op 4 juni 2020 hebben partijen de woning aan de [adres04] aan een derde geleverd voor een prijs van € 565.000,00.
2.7.
Op 8 september 2020 hebben partijen de woning aan de [adres05] aan een derde geleverd voor een prijs van € 190.000,00.
2.8.
Partijen zijn nog steeds eigenaar van de woning aan de [adres06] en hoofdelijk aansprakelijk voor de aflossing van de daaraan verbonden hypothecaire geldlening. Aan de lening is een beleggingsrekening gekoppeld, waarvan de waarde op 30 juni 2022 € 81.136,30 bedroeg. Bij brief van 14 september 2022 heeft ING de bankrelatie met partijen opgezegd en de geldlening opgeëist. De schuld bedroeg op dat moment € 703.255,00.
2.9.
Bij brief van 1 december 2022, betekend op 8 december 2022, heeft de advocaat van de vrouw aan de man laten weten dat de vrouw de aanvullende overeenkomst met een beroep op artikel 3:196 BW vernietigt. Grond daarvoor is dat de man de vrouw onjuist heeft voorgelicht over de waarde van de onroerende zaken dan wel dat zij heeft gedwaald over de waarde van de te verdelen goederen en de hoogte van de schulden. De advocaat schrijft dat de waarde van de activa ruim € 2,2 miljoen bedraagt en de hoogte van de passiva € 1,5 miljoen is, en dat de vrouw recht heeft op de helft van de overwaarde terwijl zij € 84.000,00 (de vakantiehuisjes ter waarde van € 58.000,00 en een bedrag van € 26.000,00) heeft ontvangen, Namens de vrouw wordt aanspraak gemaakt op betaling door de man van € 172.714,50 en de helft van de waarde van de woning aan de [adres06] na aftrek van de hypothecaire lening, de helft van de waarde van de beleggingsrekening en de helft van de huuropbrengsten vanaf 24 december 2016.
2.10.
De man heeft De Vroedt Bedrijfshuisvesting B.V. (hierna: De Vroedt) opdracht gegeven om de woning aan de [adres06] (inclusief garage) te taxeren. Uit het taxatierapport van De Vroedt blijkt dat de marktwaarde in verhuurde staat op 9 maart 2023 op € 1.000.000,00 is gewaardeerd.
2.11.
Bij brief van 6 april 2023 heeft de advocaat van de man aan de advocaat van de vrouw laten weten dat de man een partij heeft gevonden die de hypothecaire geldlening wil overnemen en gevraagd of de vrouw daarmee in kan stemmen. Ook is voorgesteld om een financieel expert in te schakelen om de financiële situatie in beeld te brengen.
2.12.
Uit een e-mail van 10 maart 2023 van [naam01] van Heemservaart B.V. (hierna: Heemservaart) aan [naam02] van Gelling Beheer B.V. blijkt dat Heemservaart de partij is die tegen 8% rente een lening van € 700.00,00 aan de man wil verstrekken. Daarbij gelden als voorwaarden dat er een eerste recht van hypotheek wordt verstrekt, er zonder toestemming van Heemservaart geen tweede hypotheek wordt gevestigd, de looptijd maximaal twee jaren bedraagt en de rente bij niet-tijdige aflossing stijgt naar 10%.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De man vordert, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
1. hem vervangende toestemming verleent voor het oversluiten van de hypothecaire geldlening bij ING naar Heemservaart en bepaalt dat dat de vrouw haar medewerking dient te verlenen voor al het nodige met betrekking tot haar ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en de levering van de woning aan de man, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat deze medewerking uitblijft,
subsidiair:
2. hem vervangende toestemming verleent voor het oversluiten van de hypothecaire geldlening bij ING naar Heemservaart waarbij beide partijen hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de hypothecaire geldlening bij Heemservaart,
voorwaardelijk:
3. bepaalt dat partijen een financieel deskundige aanwijzen die een bindend advies geeft omtrent de verdeling van de gemeenschap,
althans zodanig beslist zoals zij rechtens juist acht.
3.2.
De vrouw voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn vorderingen dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van de man in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
3.4.
De vrouw vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
1. haar machtigt om de woning inclusief garage aan de [adres06] en de [adres07] , kadastraal bekend als gemeente Schiedam sectie [sectie01] , nummer [nummer01] en gemeente Schiedam sectie [sectie01] nummer [nummer02] , te gelde te maken en alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van deze onroerende zaken, waaronder:
  • opdracht geven aan een makelaar naar keuze van de vrouw om de onderhandse verkoop van de woning te bevorderen en daarbij te adviseren, met bepaling dat de kosten van inschakeling van die makelaar bij helfte ten laste van ieder van partijen komen,
  • de verkoopstrategie te bepalen en te beslissen welke marketinginstrumenten daarvoor worden aangewend, eveneens met bepaling dat de kosten daarvan bij helfte ten laste van ieder van partijen komen,
2. de man veroordeelt om zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan:
  • het laten opnemen van de woning door de makelaar of diens medewerkers en/of hulppersonen, zo vaak als die makelaar dat dienstig acht,
  • het laten bezichtigen van de woning door geïnteresseerden, al dan niet geflankeerd door aan kopend makelaar(s) en/of andere hulppersonen, zo vaak als de verkopend makelaar dat dienstig acht,
3. de man veroordeelt tot ontruiming van de woning uiterlijk één week voor de overeengekomen leveringsdatum met al het zijne en de zijnen en met afgifte van de sleutels aan de makelaar, op straffe van een dwangsom als genoemd onder 4,
4. de man veroordeelt om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 5.000,00 per dag althans een in goede justitie te betalen dwangsom, voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet voldoet aan de vorderingen onder 2 en 3, met een maximum aan te verbeuren dwangsommen van € 100.000,00,
subsidiair:
5. een andere maatregel treft die in goede justitie redelijk is en recht doet aan de belangen van de vrouw,
primair en subsidiair:
6. de man veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.5.
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De man heeft zijn eis gewijzigd. De vrouw heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de eiswijziging niet in strijd met de goede procesorde, omdat de eis niet substantieel gewijzigd is en de grondslagen hetzelfde zijn gebleven. Derhalve wordt recht gedaan op de in 3.1. weergegeven gewijzigde eis.
4.2.
De man heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen, omdat ING de executoriale verkoop van de woning aan de [adres06] heeft aangekondigd.
4.3.
Tussen partijen is in geschil of verdeling van de gemeenschap heeft plaatsgevonden. De man stelt dat er verdeeld is op het moment dat partijen uiteen zijn gegaan en dat zij dit later in de aanvullende overeenkomst hebben vastgelegd. Volgens de man dient de vrouw daarom haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de [adres06] aan hem en het oversluiten van de hypotheek. De vrouw betwist dat de woning reeds is verdeeld. Volgens de vrouw vindt verdeling plaats op het moment dat de verdelingshandeling wordt verricht. In de aanvullende overeenkomst is de wijze van verdeling vastgelegd, maar de vrouw heeft deze buitengerechtelijk vernietigd.
4.4.
De voorzieningenrechter volgt de vrouw in haar stelling dat de woning aan de [adres06] nog niet is verdeeld en dat partijen in de aanvullende overeenkomst de wijze van verdeling zijn overeengekomen. Voor deze woning geldt dat partijen geen uitvoering aan de aanvullende overeenkomst hebben kunnen geven. ING heeft immers niet willen instemmen met het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire schuld. De woning is daarmee nog niet verdeeld.
4.5.
Bij brief van 1 december 2022 heeft de advocaat van de vrouw aan de man laten weten dat de vrouw de aanvullende overeenkomst vernietigt. Hoewel de man de buitengerechtelijke vernietiging niet betwist, bestrijdt hij dat hij de vrouw onjuist heeft voorgelicht over de waarde van de onroerende zaken dan wel dat zij heeft gedwaald. Volgens de man heeft hij € 48.000,00 aan de vrouw betaald (maandelijks € 2.000,00), heeft zij een gedeelte van de verkoopopbrengst van de woningen aan de [adres04] en de [adres05] ontvangen en zijn de vakantiehuisjes in Schipborg vanwege verbouwingen meer waard dan de WOZ-waarde van € 58.000,00. Verder stelt de man dat de schuld aan de Belastingdienst een gemeenschappelijke schuld betreft waarvan nog € 200.000,00 moet worden afgelost.
4.6.
De voorzieningenrechter overweegt dat de vrouw aan de hand van stukken heeft onderbouwd dat de netto overwaarde van alle onroerende zaken afgerond € 830.000,00 bedraagt en dat zij tot op heden slechts € 84.000,00 (zie 2.9.) van de man heeft ontvangen. De man heeft zijn betwisting daarvan niet uitgewerkt noch gemotiveerd. Hij laat hij na om te stellen dat en welke bedragen de vrouw voor de woningen aan de [adres04] en de [adres05] heeft ontvangen en wat de vakantiehuisjes in Schipborg volgens hem waard zijn. Daarnaast betwist de vrouw dat de betalingen van € 2.000,00 per maand betalingen voor aandelen in onroerend goed waren. Zij stelt dat de man € 1.000,00 per maand aan onderhoudsbijdrage voor de kinderen betaalde en € 1.000,00 afloste op een bedrag van
€ 26.000,00 dat hij haar nog schuldig was. De man heeft ook hier niet op gereageerd. Voorts is niet gebleken dat de vrouw aansprakelijk is voor de schuld aan de Belastingdienst, alleen al niet omdat zij geen partij is bij de vaststellingsovereenkomst. De man heeft ook niet weersproken dat de heer [naam03] , die de vaststellingsovereenkomst namens de Belastingdienst heeft ondertekend, heeft bevestigd dat het gaat om een persoonlijke schuld van de man.
Dit alles leidt tot het oordeel dat voldoende aannemelijk is dat de vrouw voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld, zodat op grond van artikel 3:196 lid 2 BW het vermoeden bestaat dat zij over de waarde van de te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald. Dit leidt tot het voorlopige oordeel dat de vrouw voldoende grond had voor vernietiging van de aanvullende overeenkomst.
4.7.
Gelet op het vorenstaande kan de man niet van de vrouw verlangen dat zij ten behoeve van het oversluiten van de hypothecaire geldlening medewerking verleent aan haar ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en levering van haar aandeel in de woning aan de man. De vordering onder 1 wordt dan ook afgewezen. De vordering onder 2 deelt hetzelfde lot. De voorzieningenrechter volgt de vrouw in haar stelling dat sprake is van zodanig ongunstige voorwaarden dat het belang van de vrouw bij afwijzing van de vordering zwaarder weegt dan het belang van de man bij toewijzing daarvan. De vordering onder 3 wordt eveneens afgewezen. omdat een grondslag daarvoor ontbreekt.
4.8.
De proceskosten worden vanwege de relatie van partijen tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
4.9.
De vrouw heeft een spoedeisend belang bij haar vorderingen, omdat ING de executoriale verkoop van de woning aan de [adres06] heeft aangekondigd. Volgens de vrouw heeft ING aan haar laten weten dat een executoriale veiling enkel kan worden voorkomen indien onmiddellijk tot onderhandse verkoop wordt overgegaan.
4.10.
De man verzet zich tegen een onderhandse verkoop. Volgens de man kan daarmee op dit moment niet de hoogste opbrengst worden gegenereerd, omdat de benodigde omgevingsvergunning nog niet is afgegeven en een deel van de woning wordt verhuurd. Daarnaast woont de man zelf in de woning en wil hij daar blijven wonen. Verder stelt de man dat de Belastingdienst beslag zal leggen op het laatste deel van de overwaarde, omdat partijen nog een bedrag van € 200.000,00 aan de Belastingdienst moeten betalen.
4.11.
De vorderingen van de vrouw worden toegewezen. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter dat een onderhandse verkoop meer opbrengt dan een executoriale verkoop en een dergelijke verkoop nog de enige manier is om een executoriale verkoop te voorkomen. Daarbij wordt verwezen naar het taxatierapport van De Vroedt, waarin de marktwaarde in verhuurde staat op 9 maart 2023 op € 1.000.000,00 is gewaardeerd. De koper van de woning kan bovendien op de hoogte worden gebracht van de bestaande situatie, zodat alsnog een omgevingsvergunning kan worden verkregen. De vrouw heeft de stelling van de man dat hij zelf in de woning woont en daar wil blijven wonen betwist. De man heeft daar niet op gereageerd, waarbij komt dat het aan zijn handelwijze (o.a. het geschil met de Belastingdienst) te wijten is dat partijen thans met een executoriale verkoop worden geconfronteerd. Verder wordt overwogen dat de Belastingdienst geen vordering op de vrouw heeft, zodat de Belastingdienst zich niet kan verhalen op dat deel van de overwaarde dat de vrouw toekomt. Los daarvan geldt dat de belastingschuld geen reden vormt om een executoriale verkoop boven een onderhandse verkoop te verkiezen.
4.12.
De vorderingen onder 1 tot en met 3 worden toegewezen als gevorderd. Voor zover de vrouw met haar vordering onder 1 bedoeld heeft dat zij zelf de verkoopstrategie bepaalt en beslist welke marketinginstrumenten daarvoor worden aangewend, wordt daaraan toegevoegd dat dit conform het advies van de door haar ingeschakelde makelaar dient te gebeuren. Verder bestaat aanleiding voor oplegging van de onder 4 gevorderde dwangsom, aangezien de man stelt dat hij de woning bewoont en het beheer daarover uitvoert. Die dwangsom wordt, gelet op het bepaalde in de artikelen 444 en 555-557 Rv, niet verbonden aan de veroordeling tot ontruiming.
4.13.
De proceskosten worden vanwege de (geëindigde) relatie van partijen tussen hen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
machtigt de vrouw om de woning inclusief garage aan de [adres06] en de [adres07] , kadastraal bekend als gemeente Schiedam sectie [sectie01] , nummer [nummer01] en gemeente Schiedam sectie [sectie01] nummer [nummer02] , te gelde te maken en alles te doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van deze onroerende zaken, waaronder:
- opdracht te geven aan een makelaar naar keuze van de vrouw om de onderhandse verkoop van de woning te bevorderen en daarbij te adviseren, met bepaling dat de kosten van inschakeling van die makelaar bij helfte ten laste van ieder van partijen komen,
- conform het advies van de hiervoor genoemde makelaar de verkoopstrategie te bepalen en te beslissen welke marketinginstrumenten daarvoor worden aangewend, met bepaling dat de kosten daarvan bij helfte ten laste van ieder van partijen komen,
5.4.
veroordeelt de man om zijn onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het laten opnemen van de woning door de makelaar of diens medewerkers en/of hulppersonen, zo vaak als die makelaar dat dienstig acht, en het laten bezichtigen van de woning door geïnteresseerden, al dan niet geflankeerd door aankopend makelaar(s) en/of andere hulppersonen, zo vaak als de verkopend makelaar dat dienstig acht,
5.5.
veroordeelt de man om de woning uiterlijk één week voor de overeengekomen leveringsdatum te ontruimen met al het zijne en de zijnen en met afgifte van de sleutels aan de makelaar,
5.6.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de man niet aan de in 5.4. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, met een maximum van € 100.000,00,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.
[2971/2009]