In deze zaak, die op 14 juli 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft de vrouw in kort geding gevorderd dat de man wordt veroordeeld tot onmiddellijke nakoming van de overeenkomst tot ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor een hypothecaire geldlening. De vrouw stelt dat zij hierdoor geen andere woning kan kopen of lening kan aangaan. De man heeft verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de vrouw, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man pas in november 2022 contact heeft opgenomen met de hypotheekadviseur om het ontslag te bewerkstelligen, en dat hij vanwege een liquiditeitstekort van € 90.000,00 niet in staat is om aan de vordering van de vrouw te voldoen. De rechtbank oordeelt dat de vrouw niet heeft onderbouwd dat zij concreet nadeel ondervindt van de hoofdelijke aansprakelijkheid en dat de man niet in gebreke is gebleven in zijn aflossingsverplichtingen. Daarom worden de vorderingen van de vrouw afgewezen.
In reconventie heeft de man gevorderd dat de vrouw hem € 70.000,00 betaalt, maar ook deze vordering wordt afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij dit bedrag aan de vrouw heeft geleend. Bovendien is er sprake van een restitutierisico, aangezien de man een liquiditeitstekort en een aanzienlijke schuld aan de Belastingdienst heeft. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.