In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een incident tot vrijwaring in een civiele procedure. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, heeft een vordering ingesteld tegen gedaagden, die een eenmanszaak en een besloten vennootschap vertegenwoordigen. De Staat vordert terugbetaling van een onverschuldigd betaalde subsidie van € 73.095,31, die ten onrechte is uitgekeerd aan gedaagde 1, terwijl deze niet de rechtmatige ontvanger was. De subsidie was aangevraagd in het kader van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) en is op basis van valse voorwendselen uitgekeerd. Gedaagde 2, als bestuurder van gedaagde 1, wordt verweten zijn taak onbehoorlijk te hebben vervuld door de feitelijke zeggenschap over de vennootschap uit handen te geven zonder dit schriftelijk vast te leggen.
In het incident hebben gedaagden verzocht om vrijwaring van [naam01] en IBMS B.V., omdat zij stellen dat er een rechtsverhouding bestaat die een verplichting tot vrijwaring met zich meebrengt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring tijdig is genomen en dat er voldoende gronden zijn om deze vordering toe te wijzen. De Staat heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, wat de beslissing heeft vergemakkelijkt.
De rechtbank heeft in het incident beslist dat gedaagden [naam01] en IBMS B.V. mogen dagvaarden en heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De hoofdzaak zal op 23 augustus 2023 opnieuw op de rol komen voor beraad over de mondelinge behandeling.