ECLI:NL:RBROT:2023:7020

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
C/10/651757 / JE RK 23-194
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 maart 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De ouders van [voornaam minderjarige01] zijn bereid en in staat om hulp te vinden en te accepteren, maar de hulpverlening is nog niet gestart vanwege wachtlijsten en een weigerachtige houding van Zorgbemiddeling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [voornaam minderjarige01] bij de vader goed is, en dat er geen noodzaak is voor verlenging van de ondertoezichtstelling of de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen, omdat de ouders in staat zijn om de zorg voor [voornaam minderjarige01] op zich te nemen en de hulpverlening in de thuissituatie kan worden opgestart zodra dat mogelijk is. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat [voornaam minderjarige01] en zijn ouders blijven proberen om de situatie goed te houden en dat er voldoende mogelijkheden zijn voor hulp in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/651757 / JE RK 23-194
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
De kinderrechter merkt als informant aan:

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 januari 2023, ingekomen bij de griffie op 27 januari 2023
Op 14 maart 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige01] , die voorafgaand aan de zitting met de kinderrechter heeft gesproken;
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, dhr. [naam01] .

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
[voornaam minderjarige01] woont bij de vader (zonder gezag).
Bij beschikking van 8 maart 2022 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengd tot 23 maart 2023. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 23 maart 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar.
Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de ouders zonder gezag voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI trekt de noodzaak voor het verzoek ter zitting in twijfel en licht dat standpunt als volgt toe. [voornaam minderjarige01] is in november 2022 weggestuurd bij Het Alternatief. Dat komt deels door het gedrag van [voornaam minderjarige01] . Het Alternatief was achteraf gezien echter ook niet de juiste plek voor hem. De groep kon niet voldoende aansluiten bij [voornaam minderjarige01] . Vervolgens is gekeken naar verschillende mogelijkheden. Die waren er amper. Een perspectiefonderzoek kon niet worden afgewacht, omdat daarvoor een wachttijd van een jaar geldt. [voornaam minderjarige01] wilde heel graag bij zijn vader wonen. De vader had aangegeven dat [voornaam minderjarige01] bij hem mocht komen wonen, maar dat dan wel hulp ingezet moet worden. De GI heeft toen besloten om mee te gaan in de wens van [voornaam minderjarige01] en vader en heeft daarvoor ambulante spoedhulp in te zetten. Zorgbemiddeling vond de inzet van ambulante spoedhulp echter niet noodzakelijk. Hierdoor is er tot de dag van vandaag nog geen hulp opgestart in de thuissituatie van de vader. De GI heeft zich daar verschrikkelijk over opgewonden maar is tot de ontdekking gekomen dat zij daar niets tegenin kon brengen. Inmiddels woont [voornaam minderjarige01] alweer vijf maanden bij de vader. In deze periode heeft de GI geen zorgsignalen ontvangen. [voornaam minderjarige01] is vrijgesteld van de leerplicht. Verder heeft de GI van het ziekenhuis begrepen dat het traject van [voornaam minderjarige01] daar in de afrondende fase zit. Het gaat op dit moment goed met de gezondheid van [voornaam minderjarige01] . Het is niet bekend op welke termijn de hulpverlening in de thuissituatie van de vader kan starten. De GI betwijfelt of dat voldoende reden is voor verlenging van de ondertoezichtstelling. De ouders staan namelijk zeker wel open voor hulp en tijdens deze ongewenste periode waarin het heeft ontbroken aan die hulpverlening, is het goed gegaan.

De standpunten

De moeder vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk. [voornaam minderjarige01] en de ouders zitten al heel lang te wachten op hulp. Er wordt gesproken over een wachttijd van een jaar. De moeder is assertief en neemt zelf contact op met de gemeente en het wijkteam. Dit stagneert omdat er nog een arrangement loopt bij Het Alternatief. [voornaam minderjarige01] is ontheven van leerplicht. Hij moet een dagbesteding hebben, maar niet bij een organisatie als Pameijer. [voornaam minderjarige01] denkt soms dat hij zelf kan bepalen wat er gaat gebeuren, maar hij is nog steeds een kind. De moeder is bereid om [voornaam minderjarige01] naar een psychiater te sturen als dat nodig is.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat [voornaam minderjarige01] in november 2022 bij de vader is komen wonen. Van excessen als bij het Alternatief is geen sprake meer. Het lukt [voornaam minderjarige01] weliswaar niet altijd om zich aan de regels thuis te houden, maar hij kijkt erg tegen zijn vader op en luistert naar hem. Sinds [voornaam minderjarige01] ziek is, is de band tussen de vader en de moeder heel hecht geworden. Ook de communicatie tussen de ouders verloopt heel goed. De ouders zijn nu bezig om de gezagssituatie te veranderen. De vader vindt dat [voornaam minderjarige01] een dagbesteding moet hebben. Daarnaast moet [voornaam minderjarige01] met iemand kunnen praten over zijn problemen. Hij is net als zijn vader een binnenvetter. Er moet passende hulp voor [voornaam minderjarige01] worden ingezet. Er worden dingen beloofd waar vervolgens niet van terecht komt. Hierdoor verliest [voornaam minderjarige01] zijn vertrouwen in de hulpverlening en de wereld om hem heen.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.
Uit de stukken komt naar voren dat 2022 een heel onrustig jaar is geweest. [voornaam minderjarige01] gediagnosticeerd met PDD-NOS en hechtingsproblematiek en functioneert hij op een beneden gemiddeld tot laag begaafd niveau. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat [voornaam minderjarige01] kampt met een vrij fors trauma. Dat maakte het lastig om een geschikte woongroep voor [voornaam minderjarige01] te vinden. Er werd gedacht dat [voornaam minderjarige01] op zijn plek zou zijn bij Het Alternatief, maar in november 2022 heeft Het Alternatief aangegeven dat zij de zorg van [voornaam minderjarige01] niet meer aankonden.. [voornaam minderjarige01] is vervolgens bij zijn vader gaan wonen en dat lijkt tot op heden goed te gaan. De ouders willen dat [voornaam minderjarige01] een dagbesteding vindt en dat hij de juiste hulp krijgt. Het is belangrijk dat ook [voornaam minderjarige01] gaat inzien dat hij meer nodig heeft dan een baantje. [voornaam minderjarige01] is pas 14 jaar en kan nog groeien en zich ontwikkelen. De kinderrechter kan begrijpen dat [voornaam minderjarige01] zijn vertrouwen in de hulpverlening is verloren, maar het is veel te vroeg om de handdoek in de ring te gooien. [voornaam minderjarige01] en zijn ouders zullen hun uiterste best moeten blijven doen om de situatie goed te houden. Het is positief dat de ouders (weer) goed contact met elkaar hebben. Zij lijken de situatie aardig onder controle te hebben. Daarvoor verdienen zij een compliment. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij zelf contact opneemt met de gemeente en het wijkteam. Daaruit blijkt dat de ouders bereid en in staat zijn hulp voor [voornaam minderjarige01] te vinden en te accepteren. De wachtlijsten en een weigerachtige houding van Zorgbemiddeling zijn de enige redenen dat ambulante hulp in de thuissituatie bij de vader nog niet is gestart. Dit maakt dat de jeugdbeschermer de noodzaak van zijn eigen verzoek ter zitting terecht in twijfel heeft getrokken.
Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat
nietwordt voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 BW. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI ten aanzien van de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] afwijzen.
Nu de ondertoezichtstelling niet zal worden verlengd, is een (verlenging van de) machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] is niet langer noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI ook ten aanzien van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2023 door mr. M. van Kuilenburg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M.C. van der Knaap, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 23 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.