ECLI:NL:RBROT:2023:7030
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in de verplichtingen door schuldenaren
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 februari 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling voor twee schuldenaren. De bewindvoerder had de rechter-commissaris verzocht om de regeling te beëindigen, omdat de schuldenaren zich niet aan hun verplichtingen hielden. De rechtbank constateerde dat de schuldenaren, ondanks herhaalde verzoeken, niet de benodigde informatie hadden verstrekt en dat er nieuwe schulden waren ontstaan. Tijdens een verhoor op 12 oktober 2022 had de schuldenaar verklaard dat hij en zijn vrouw de regeling wilden beëindigen, maar de vrouw was niet aanwezig en had geen verklaring getekend om de gevolgen van beëindiging te begrijpen.
De rechtbank oordeelde dat de schuldenaren toerekenbaar tekort waren geschoten in hun verplichtingen, waaronder de informatieverplichting en de sollicitatieverplichting. De rechtbank nam in overweging dat de schuldenaren goed op de hoogte moesten zijn van hun verplichtingen, vooral na het verhoor door de rechter-commissaris. De rechtbank besloot de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, d, e en g, van de Faillissementswet. Tevens werd het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er waren geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake was van een faillissement van rechtswege.
De uitspraak werd gedaan door mr. C. de Jong en in aanwezigheid van mr. N.A. Masrom, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat.