ECLI:NL:RBROT:2023:7032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
FT EA 22/1128 en FT EA 22/1129
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om dwangakkoord in faillissementsprocedure met betrekking tot schuldeisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot toewijzing van een dwangakkoord, ingediend door verzoekster, die in financiële problemen verkeert. Verzoekster heeft op 15 december 2022 een verzoek ingediend om een schuldsaneringsregeling toe te passen, samen met een verzoek op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Dit verzoek was gericht aan twee schuldeisers, waaronder Centrum voor Prothese en Implantologie Rozenburg B.V. (Centrum Rozenburg) en Anders Medical Factoring (Anders). Tijdens de zitting op 2 februari 2023 was Centrum Rozenburg niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waarbij zij 15,31% aan de preferente schuldeisers en 7,66% aan de concurrente schuldeisers heeft aangeboden. Tien van de elf schuldeisers hebben ingestemd met deze regeling, maar Centrum Rozenburg heeft geweigerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] en [nummer02]
uitspraakdatum: 10 februari 2023
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 15 december 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Centrum voor Prothese en Implantologie Rozenburg B.V. (hierna: Centrum Rozenburg);
  • Anders Medical Factoring (hierna: Anders);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Schuldhulpverlening heeft de rechtbank op 3 januari 2023 aanvullende stukken doen toekomen.
Anders heeft voorafgaande aan de zitting, bij e-mail van 27 januari 2023, aan de rechtbank te kennen gegeven alsnog in te stemmen met de aangeboden schuldregeling. Het verzoek ten aanzien van Anders zal daarom als ingetrokken worden beschouwd.
Ter zitting van 2 februari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [naam01] en mevrouw [naam02] , beiden werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift elf schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met twee vorderingen en tien concurrente schuldeisers met vijftien vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 17.310,50 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 30 september 2023 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 15,31% aan de preferente schuldeisers en 7,66% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoekster is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van haar Participatiewet-uitkering. Verzoekster is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de sollicitatieplicht tot en met 28 november 2023. Schuldhulpverlening heeft verklaard dat de verwachting is dat de ontheffing wordt verlengd. Verzoekster heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij heeft voor het laatst arbeid verricht in 2012 en zij heeft geen startkwalificatie behaald. Daarnaast heeft verzoekster fysieke klachten. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar budgetbeheerder voldaan.
Tien schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. Centrum Rozenburg stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 560,11 op verzoekster, welke 3,2% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

Centrum Rozenburg heeft in de eerdere contacten met schuldhulpverlening niet inhoudelijk gereageerd op het voorstel. Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft Centrum Rozenburg ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Centrum Rozenburg bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Centrum Rozenburg in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van Centrum Rozenburg een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 3,2%.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk tien van de elf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster niet beschikt over betaald werk. Verzoekster is door de uitkeringsinstantie vrijgesteld van de sollicitatieplicht tot en met 28 november 2023. Verzoekster heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt en ze kampt met lichamelijke klachten. Voldoende aannemelijk is geworden dat zij in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven dat hoger is dan haar huidige inkomen.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Centrum Rozenburg, die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om Centrum Rozenburg te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Centrum Rozenburg zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Centrum Rozenburg om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Centrum Rozenburg in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van
mr. N.A. Masrom, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.