ECLI:NL:RBROT:2023:7193

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
10-095173-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van heroïne met behulp van een verborgen ruimte in een auto

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren van heroïne. De verdachte, geboren in 1971 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en verbeurdverklaring van de personenauto waarin de heroïne was verstopt. De rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde feit door de verdachte bekend was en dat er geen verweer was gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank verklaarde het feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte op 6 april 2023 in Rotterdam ongeveer 1985 gram heroïne had vervoerd.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had verklaard de daad te hebben gepleegd om (gok)schulden af te betalen, wat de rechtbank meeneemt in haar overwegingen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank besloot ook het beslag op de personenauto op te heffen, omdat er onvoldoende gronden waren voor verbeurdverklaring, hoewel de auto niet aan het verkeer mocht deelnemen vanwege de verborgen ruimte.

De rechtbank benadrukte dat de aanwezigheid van de verborgen ruimte in de auto in strijd was met de wet, maar dat er geen bewijs was dat de echtgenote van de verdachte op de hoogte was van het gebruik van de auto voor strafbare feiten. De rechtbank besloot dat de auto aan de rechthebbende zou worden teruggegeven, mits deze in de oorspronkelijke staat werd hersteld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10-095173-23
Datum uitspraak: 14 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1971 te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [naam P.I01]
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Luijpen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar
  • Verbeurdverklaring van de personenauto Audi Q5, kenteken [kenteken01]

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 6 april 2023 te Rotterdam opzettelijk heeft vervoerd
en,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1985 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf /en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van bijna 2 kilogram heroïne. De heroïne zat verstopt in een verborgen ruimte in zijn auto. Deze ruimte had de verdachte enkele dagen eerder in de auto laten inbouwen en had enkel tot doel om voorwerpen aan het oog van controlerende of met de opsporing van strafbare feiten belaste instanties te onttrekken. De verdachte heeft door zijn handelen meegewerkt aan het in stand houden van de handel in verdovende middelen. Het is algemeen bekend dat drugs, met name harddrugs, een gevaar vormen voor de volksgezondheid en dat de productie ervan belastend is voor het milieu. Bovendien leiden de handel in en het gebruik van drugs veelal, direct en indirect, tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ernstige geweldscriminaliteit.
De verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van de hem verweten feiten en heeft verklaard tot zijn daad te zijn gekomen met het oog op het afbetalen van (gok)schulden. Hoewel deze toelichting niet afdoet aan de ernst van het feit, heeft de verdachte er daarmee blijk van gegeven verantwoordelijkheid te willen nemen voor het door hem gepleegde feit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juni 2023 blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De verdediging heeft verzocht om een kortere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, verwijzend naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Eventueel kan daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte geen nieuwe strafbare feiten zal plegen. De rechtbank volgt het standpunt van de verdediging en heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de proceshouding van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waar hij op zitting over heeft verklaard. De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerp

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto, een Audi Q5 met kenteken [kenteken01] , verbeurd te verklaren omdat de verborgen ruimte in de personenauto is vervaardigd en bestemd voor het plegen van strafbare feiten. Hoewel de auto op naam staat van de echtgenote van de verdachte, heeft zij als rechthebbende onvoldoende onderzoek gedaan ten aanzien van het gebruik van het voertuig door de verdachte. De verdachte heeft grote schulden en had geen enkele aanleiding om vanuit Duitsland met de auto meerdere dagen naar Nederland te gaan. Daarmee kon de rechthebbende redelijkerwijs op de hoogte zijn van het gebruik van de auto en de ingebouwde verborgen ruimte voor het plegen van strafbare feiten.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft teruggave aan de rechthebbende bepleit van de in beslag genomen personenauto. Door de raadsman zijn documenten aangeleverd waaruit blijkt dat niet de verdachte maar zijn vrouw de eigenaar is van de personenauto. Uit het dossier blijkt dat de verborgen ruimte na onderzoek is aangetroffen door een hierin gespecialiseerde verbalisant. Er bestaat geen enkele aanwijzing dat de echtgenote van de verdachte op de hoogte was of had kunnen zijn van de aanwezigheid van deze verborgen ruimte.
8.3.
Beoordeling
Het strafbare feit is met behulp van het in beslag genomen voertuig begaan. Door de verdediging zijn documenten aangeleverd waaruit blijkt dat het voertuig op naam staat van de echtgenote van de verdachte, die daarmee door de rechtbank wordt aangemerkt als rechthebbende van het voertuig. Zowel in het strafdossier als ter terechtzitting zijn geen aanwijzingen gevonden dat de rechthebbende bekend was met het gebruik van het voertuig bij het onderhavige strafbare feit, dan wel dat zij dit redelijkerwijs kon vermoeden. De verdachte heeft ter zitting verklaard de verborgen ruimte buiten medeweten van zijn echtgenote enkele dagen voor het bewezen feit in de auto te hebben laten inbouwen. Daar vanuit gaand bestaat naar het oordeel van de rechtbank wettelijk geen basis voor verbeurdverklaring van de auto.
Een voertuig met een verborgen ruimte mag echter niet aan het verkeer deelnemen, aangezien het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet en het algemeen belang. Daarmee is het voertuig in beginsel vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Op basis van de geschetste feiten en omstandigheden ziet de rechtbank ook voor een dergelijke beslissing in deze zaak onvoldoende gronden. Wel staat de aanwezigheid van een verborgen ruimte in de weg aan het geven van een last tot teruggave aan de rechthebbende. Daarom zal de rechtbank een dergelijke last achterwege laten en in dit vonnis volstaan met de vaststelling dat strafvorderlijk geen gronden bestaan voor de voortduring van het beslag, zodat dit beslag dient te worden opgeheven. Hoewel de rechtbank op dit punt geen nadere beslissingen kan nemen, gaat zij er vanuit dat de auto, nadat het voertuig door de rechthebbende (voor eigen rekening) in de oorspronkelijke staat is teruggebracht, aan haar zal worden teruggegeven – in welk verband kan worden gedacht aan toepassing van het bepaalde in artikel 1:37 lid 8 van de Douanewet. De rechthebbende dient zich in verbinding te stellen met de politie/douane voor overleg over de wijze waarop en de condities waaronder kan worden overgegaan tot teruggave van de auto.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van acht maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- heft op het beslag op de personenauto Audi Q5 met kenteken [kenteken01] ;
- neemt geen verdere beslissingen over teruggave van de auto aan de rechthebbende, mevrouw [rechthebbende01] te Ingolstadt (Duitsland), en verwijst in dit verband naar hetgeen hierover onder 8.3 is overwogen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. de Nooij, voorzitter,
mrs. J.M.L. van Mulbregt en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 6 april 2023 te Rotterdam
opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 1985 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet.