ECLI:NL:RBROT:2023:7194

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
10-303648-22 / TUL: 09-040063-21; 09-283526-20; 10-129140-21 & 10-228042-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen met gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel

Op 28 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001 en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd. De zaak betreft het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, waarbij gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de explosie die op 4 november 2022 plaatsvond bij een woning in Rotterdam. De explosie veroorzaakte schade aan de woning en had het potentieel om zwaar lichamelijk letsel te veroorzaken aan de bewoners, die op dat moment sliepen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, onder andere door tapgesprekken en camerabeelden. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een negatief sociaal netwerk en eerdere veroordelingen. De straf is gegrond op de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-303648-22
Parketnummers TUL: 09-040063-21; 09-283526-20; 10-129140-21 & 10-228042-20
Datum uitspraak: 28 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I01] , locatie [detentielocatie01] ,
raadsvrouw mr. L.A. Middelkoop, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J.A. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen in de zaken met parketnummers 09-040063-21, 09-283526-20, 10-129140-21 en 10-228042-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het primair ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. Uit de tapgesprekken tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] valt af te leiden hoe de onderlinge rolverdeling was. Deze rolverdeling blijkt ook uit de camerabeelden. De rollen waren inwisselbaar en er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarmee kan medeplegen bewezen worden.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken. De camerabeelden in het dossier zijn zo onduidelijk en zo weinig specifiek dat daarop geen herkenning van de verdachte kan worden gebaseerd. Ook de tapgesprekken leveren onvoldoende bewijs voor betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde. Voor zover de verdachte kan worden aangemerkt als bestuurder van de scooter dient subsidiair eveneens vrijspraak te volgen bij gebrek aan bewijs dat de bijrijder de ontploffing heeft veroorzaakt en dat de verdachte wetenschap had dat dit delict zou plaatsvinden. Ook is geen sprake van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, zodat de verdachte in ieder geval van dat deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Meer subsidiair is geen sprake van medeplegen maar van medeplichtigheid.
4.1.3.
Beoordeling
In de nacht van 4 november 2022 is een harde knal te horen bij de woning aan de [adres01] te Rotterdam (hierna: de woning). In de woning liggen aangever [slachtoffer01] , zijn vrouw en hun drie kinderen op dat moment te slapen. Gewekt door de knal blijkt het keukenraam van de woning te zijn vernield en het kozijn te zijn beschadigd. Uit het politieonderzoek komt naar voren dat de schade het gevolg is van vuurwerk dat bij de woning tot ontploffing is gekomen; verbalisanten ruiken een sterke kruitlucht en vinden restanten van vuurwerk (kartondeeltjes met opdruk Cobra 6). Op de camerabeelden is te zien dat kort voor de ontploffing een scooter met daarop twee personen aan komt rijden. De bijrijder stapt van de scooter af en loopt de [straatnaam01] in. De bestuurder van de scooter rijdt nog een stukje door en stopt op de hoek Mathenesserweg/ [straatnaam01] . Vervolgens komt de bijrijder rennend terug en springt achterop de scooter, waarna de bestuurder gas geeft en wegrijdt. Op dat moment is een lichtflits en rook te zien nabij de woning van de aangever. De scooter blijkt door de medeverdachte [medeverdachte01] bij Go Sharing te zijn gehuurd. De verdachte wordt op basis van het onderzoek door de politie aangemerkt als de persoon die de scooter zou hebben bestuurd. Hem wordt in de tenlastelegging verweten dat hij als medepleger betrokken is bij het veroorzaken van de ontploffing. De verdachte ontkent enige betrokkenheid. De rechtbank overweegt als volgt.
Was de verdachte de bestuurder op de scooter?
De huurder van de scooter, [medeverdachte01] , is door de politie geconfronteerd met de camerabeelden en met het op dat moment bestaande vermoeden dat hij, [medeverdachte01] , de bestuurder van de scooter was. In een getapt telefoongesprek met de verdachte kort daarna vertelt [medeverdachte01] over het verhoor door de politie:
“Weet je wie ze denken wie ik ben? Ze denken dat ik jou ben, haha”.Vervolgens vergelijken de verbalisanten een screenshot van de bestuurder van de scooter met de politiefoto van de verdachte en wordt geconcludeerd dat deze beelden gelijkenissen vertonen. Op grond van deze bevindingen, in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde de bestuurder is geweest van de door [medeverdachte01] gehuurde scooter.
Heeft de bijrijder een ontploffing teweeg gebracht?
De aangever heeft verklaard dat hij omstreeks 03:30 uur een harde knal hoorde. Uit de camerabeelden blijkt dat de bijrijder van de scooter omstreeks deze tijd de [straatnaam01] inloopt en ongeveer een minuut daarna vanuit de [straatnaam01] terug komt rennen en achterop de scooter springt. Vervolgens is op de beelden nabij de woning van de aangever een lichtflits te zien. Het dossier bevat geen enkele aanwijzing dat er op dat moment een ander persoon in de [straatnaam01] aanwezig was die de ontploffing kan hebben veroorzaakt. De rechtbank acht bewezen dat de bijrijder van de door de verdachte bestuurde scooter de ontploffing teweeg heeft gebracht.
Gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
Op de foto’s in het dossier is te zien dat door de ontploffing onder meer het keukenraam is vernield en dat rondvliegende glasscherven in de woning terecht zijn gekomen. Omdat de aangever, zijn vrouw en hun drie kinderen op het moment van de explosie in de woning aanwezig waren, was naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels voorzienbaar dat door de explosie zwaar lichamelijk letsel kon worden veroorzaakt. Dat deze ‘s nachts plaatsvond en dat de bewoners op dat moment in bed lagen, doet niet af aan het ernstig gevaarzettende karakter van het veroorzaken van deze explosie.
Is er sprake van medeplegen?
De betrokkenheid bij een strafbaar feit door meerdere personen kan als medeplegen worden aangemerkt als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Daarbij kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het feit en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Met betrekking tot de rol van de verdachte bij het tenlastegelegde heeft de rechtbank vastgesteld dat hij de bestuurder was van de scooter, dat hij de bijrijder heeft afgezet nabij de woning van de aangever en op de straathoek heeft gewacht tot zijn terugkeer, en dat hij direct na de explosie samen met de bijrijder is weggereden. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat uit de tapgesprekken blijkt dat het kenteken van de scooter kort voor de explosie is afgeplakt, kennelijk met het doel om identificatie te voorkomen, en dat de verdachte dit wist. Onder deze omstandigheden en op basis van de toedracht van de veroorzaakte explosie zoals deze valt waar te nemen op de camerabeelden, ziet de rechtbank geen enkele reden om aan te nemen dat de rolverdeling tussen de beide verdachten niet volstrekt gelijkwaardig en inwisselbaar zou zijn. De verdachte heeft in strijd met de feiten zoals deze door de rechtbank zijn vastgesteld, ontkend dat hij de bestuurder was van de scooter. Daarmee worden ook op basis van zijn verklaring geen aanknopingspunten gevonden die zijn rol bij de explosie kunnen relativeren of in een ander daglicht zouden plaatsen. Op basis van de feiten die door de rechtbank zijn vastgesteld moet worden aangenomen dat de verdachte in elk geval op de hoogte was van het plan om bij de woning van de aangever een explosie te veroorzaken en dat hij bij de uitvoering van dit voornemen een volwaardige rol heeft gespeeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de beide verdachten in voldoende mate is komen vast te staan. Het primair ten laste gelegde feit kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 4 november 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een ander
in/bij een woning, gelegen aan de [adres01] ,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
- vuur in aanraking te brengen met een cobra 6 en
- de aangestoken/brandende cobra 6 te gooien in voornoemde woning
en daarvan gemeen gevaar voor goederen en
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van voornoemde woning
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit, te weten medeplegen van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing bij een woning waar op dat moment een echtpaar en hun kinderen lagen te slapen. Verbalisanten stelden vast dat een ruit kapot was en dat het kozijn was beschadigd. Ook roken zij in de woning een sterke kruitgeur.
Een dergelijke explosie is allereerst uiterst bedreigend en beangstigend geweest voor de bewoners van de woning, een plek waar men zich – zeker in de nachtelijke uren – bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Ook leidt zo’n ontploffing voor omwonenden en in algemene zin in de samenleving tot onrust en gevoelens van angst en onveiligheid. De verdachte heeft bijgedragen aan deze zeer intimiderende vorm van geweld. Gezien de houding van de verdachte tijdens de zitting lijkt hij zich hiervan geen rekenschap te hebben gegeven. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft ten behoeve van de raadkamer zitting voorlopige hechtenis een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 mei 2023. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte is een 21-jarige man die veelvuldig met justitie in aanraking kwam. Hij is uitgebreid bekend binnen jeugdinstellingen. Hij heeft in trajecten doorgaans een zelfbepalende houding laten zien, mede waardoor er nauwelijks resultaten werden geboekt. De verdachte heeft geen stabiliteit in huisvesting en dagbesteding. Verder heeft hij schulden en is sprake van een negatief sociaal netwerk. De reclassering heeft grote twijfels of de verdachte zal meewerken aan de uitvoering van voorwaarden, nu eerder reclasseringstoezicht voortijdig negatief is beëindigd.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en de proceshouding van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding voor een voorwaardelijk strafdeel en het stellen van bijzondere voorwaarden. Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnissen waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Van vier vonnissen wordt de tenuitvoerlegging gevorderd. Het gaat om de volgende vonnissen:
  • bij vonnis van 28 juli 2021 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10-129140-21) is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging door middel van braak, opzetheling in vereniging en poging tot diefstal in vereniging door middel van braak, veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 2 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 12 augustus 2021;
  • bij vonnis van bij vonnis van 4 mei 2021 van de politierechter in de rechtbank ’s Gravenhage (parketnummer 09-283526-20) is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging en door middel van verbreking en handelen in strijd met de Opiumwet veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 86 dagen, waarvan een gedeelte groot 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 19 mei 2021;
  • bij vonnis van 26 november 2020 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10-228042-20) is de verdachte ter zake van opzetheling en diefstal door middel van braak veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 1 week, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 11 december 2020;
  • bij vonnis van 20 september 2021 van de politierechter in de rechtbank ’s-Gravenhage (parketnummer 09-040063-21) is de verdachte ter zake van schuldwitwassen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 dagen, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 oktober 2021.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging van het vonnis in de zaak met parketnummer 09-283526-20 af te wijzen, omdat deze voorwaardelijke straf reeds ten uitvoer is gelegd. Met betrekking tot de overige vorderingen tenuitvoerlegging refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van de genoemde vonnissen en voor het einde van de daaraan verbonden proeftijden gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van (het voorwaardelijk deel van) de aan verdachte opgelegde straffen in de vonnissen met parketnummers 10-129140-21, 10228042-20 en 09-040063-21. De vorderding tenuitvoerlegging bij het vonnis met parketnummer 09-283526-20 zal worden afgewezen, omdat de tenuitvoerlegging hiervan reeds is gelast wegens het niet naleven van de bijzondere voorwaarden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 48, 49 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 20 september 2021 van de politierechter in de rechtbank ’s-Gravenhage (parketnummer 09-040063-21) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 12 dagen;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 28 juli 2021 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10-129140-21) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 maanden;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 26 november 2020 van de politierechter in deze rechtbank (parketnummer 10-228042-20) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 1 week;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 4 mei 2021 van de politierechter in de rechtbank ’s-Gravenhage (parketnummer 09-283526-20) aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en P.C. Tuinenburg rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.F. Meekhof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 4 november 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/aan/bij een woning, gelegen aan de [adres01] ,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door
- ( open) vuur in aanraking te brengen met een cobra 6, althans een stuk zwaar
vuurwerk en/of
- ( vervolgens) de aangestoken/brandende cobra 6, althans een stuk zwaar vuurwerk,
te gooien in voornoemde woning
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning met inboedel en/of één of
meer aangrenzende woning(en) met inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) van voornoemde woning
en/of voor de bewoner(s) van één of meer aangrenzende woning(en),
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte01] en/of NN op of omstreeks 4 november 2022 te Rotterdam,
althans in Nederland,
in/aan/bij een woning, gelegen aan de [adres01] ,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door
- ( open) vuur in aanraking te brengen met een cobra 6, althans een stuk zwaar
vuurwerk en/of
- ( vervolgens) de aangestoken/brandende cobra 6, althans een stuk zwaar vuurwerk,
te gooien in voornoemde woning
en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning met inboedel en/of één of
meer aangrenzende woning(en) met inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) van voornoemde woning
en/of voor de bewoner(s) van één of meer aangrenzende woning(en),
in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks
4 november 2022 te Rotterdam, althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- met voornoemde scooter te rijden naar en/of weg te rijden van (de omgeving van)
de [adres01] en/of
- die [medeverdachte01] en/of NN met voornoemde scooter te vervoeren naar en/of weg te
rijden van (de omgeving van) de [adres01] ;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht )