Op grond van de adviezen van de deskundigen en wat verder naar voren is gekomen op de terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat er nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de ter beschikking gestelde. De ter beschikking gestelde is in Nederland ongewenst verklaard, hetgeen betekent dat de veroordeelde in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit brengt met zich dat verdere resocialisatie in Nederland uitgesloten is en dat de behandeling wordt gericht op terugkeer naar het land van herkomst.
In een dergelijk geval kent de rechtbank de mogelijkheid om op grond van artikel 6:6:10b Sv de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te beëindigen onder de voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert.
De rechtbank stelt vast dat uit het advies van de instelling blijkt dat het behandelplafond voor de ter beschikking gestelde is bereikt.
Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van het opmaken van een gedegen repatriëringsplan. Hoewel daarin de noodzaak van een wisseling van medicatie na enige tijd is voorzienbaar, is de rechtbank van oordeel dat het al op voorhand in Nederland omschakelen naar die andere medicatie meebrengt dat betrokkene niet in zijn beste conditie de uitdaging van repatriëring tegemoet zal kunnen treden, waarmee de beoogde zachte landing in gevaar kan komen.
Verder zal deze omschakeling de nodige tijd vergen en mogelijk hier een verhoogd risico van terugval opleveren, nog zonder dat duidelijk hoeft te worden of en zo ja in hoeverre betrokkene de aan de repatriëring verbonden risico’s nadien zal kunnen doorstaan.
Tot slot zal de enkele uitzichtloosheid van zijn langere verblijf in de instelling zonder enige mogelijkheid van resocialisatie op zich al een negatief effect kunnen hebben op de stabiliteit van betrokkene.
Op grond van het advies van de kliniek, dat naar voren is gebracht door de deskundigen en in aanmerking genomen hetgeen aan maatregelen ter zitting is besproken, is de rechtbank dan ook van oordeel dat voor de ter beschikking gestelde een passende voorziening is getroffen die met voldoende waarborgen is omkleed voor de ter beschikking gestelde en de maatschappij, en waarmee het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient te eindigen op grond van het bepaalde in artikel 6:6:10b Sv. Als voorwaarde voor de beëindiging geldt dat de ter beschikking gestelde Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert. De terbeschikkingstelling eindigt daarmee op het moment dat de ter beschikking gestelde Nederland heeft verlaten en herleeft van rechtswege indien de ter beschikking gestelde in Nederland terugkeert.