ECLI:NL:RBROT:2023:7204

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
10/109517-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging onder voorwaarden van vertrek naar het land van herkomst

Op 7 juli 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een ter beschikking gestelde, die in 2019 was gelast na een veroordeling voor opzettelijke brandstichting. De rechtbank ontving op 8 mei 2023 een vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Tijdens de zitting op 7 juli 2023 zijn de ter beschikking gestelde, zijn raadsman en deskundigen gehoord. De instelling adviseerde om de terbeschikkingstelling te beëindigen onder de voorwaarde van vertrek, terwijl de psychiater een verlenging adviseerde. De rechtbank oordeelde dat de ter beschikking gestelde in Nederland ongewenst was verklaard, wat verdere resocialisatie uitsloot. De rechtbank besloot de terbeschikkingstelling te beëindigen op grond van artikel 6:6:10b Sv, met de voorwaarde dat de ter beschikking gestelde Nederland verlaat en niet terugkeert. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer en kan binnen veertien dagen worden aangevochten door het openbaar ministerie of de ter beschikking gestelde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/109517-18
Datum uitspraak: 7 juli 2023
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van:
[ter beschikking gestelde01](de ter beschikking gestelde),
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
verblijvende in [instelling01] te [plaats01] (de instelling),
raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te Den Haag.

1..Inleiding

Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 20 februari 2019 is de terbeschikkingstelling van [ter beschikking gestelde01] gelast en is zijn verpleging van overheidswege (dwangverpleging) bevolen.
De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, gepleegd op 4 juni 2018, binnen de FPA de Kijvelanden te Portugaal, waar hij ten tijde van het delict was opgenomen in het kader van artikel 37 Wetboek van Strafrecht (oud). De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 13 juni 2019.

2..Procesverloop

De rechtbank heeft op 8 mei 2023 van het openbaar ministerie een vordering ontvangen tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Bij die vordering zijn de daarbij vereiste stukken gevoegd dan wel later toegezonden.
De vordering is op de openbare terechtzitting van 7 juli 2023 behandeld. De officier van justitie mr. M. Boekhoud, de ter beschikking gestelde, bijgestaan door diens raadsman, en de deskundigen, [naam01], werkzaam als hoofd behandeling bij de instelling en [naam02], adviseur repatriëring, zijn gehoord.

3..Adviezen

Advies instelling
De instelling adviseert in het rapport, gedateerd 14 april 2023, de terbeschikkingstelling te verlengen en de verpleging van overheidswege te beëindigen onder voorwaarde van vertrek (de rechtbank begrijpt het advies aldus dat de instelling adviseert de ter beschikking stelling met dwangverpleging te beëindigen onder de voorwaarde van vertrek).
Bij de ter beschikking gestelde is er nog sprake van schizofrenie, stoornissen in het gebruik van middelen, zwakbegaafdheid en een lage sociale emotionele leeftijd. De ter beschikking gestelde heeft een stabiele periode achter de rug. Ook is er sprake van inzicht in de problematiek en neemt hij meer verantwoordelijkheid voor (probleem)gedrag ten aanzien van zijn ziektebeeld en middelengebruik. Qua behandeling zit de ter beschikking gestelde binnen de huidige context aan zijn plafond. De ter beschikking gestelde bevindt zich op een punt waar verdere resocialisatie (transmuraal) op zijn plek is.
Ongewenst vreemdeling – beëindigingsmogelijkheden
De terbeschikkinggestelde is in Nederland echter tot ongewenst vreemdeling verklaard, hetgeen betekent hij in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze omstandigheid brengt met zich dat resocialisatie in Nederland buiten de instelling uitgesloten is. Vanuit de kliniek is daarom een voor hem op maat gemaakte terugkeerregeling vormgegeven. In samenspraak met familie en de ter beschikking gestelde is een (particuliere) kliniek gevonden, waarin betrokkene zijn behandeling (in eerste instantie) klinisch gedurende in ieder geval zes maanden kan voortzetten en er zijn afspraken gemaakt over het te volgen medicatiebeleid en de verstrekking van die medicatie gedurende een jaar. Er is reeds overeenstemming bereikt met de kliniek. De ter beschikking gestelde ondersteunt dit plan, zo heeft hij ook ter zitting herhaald.
Medicatiewissel
Er is gebleken dat de huidige medicatie van de ter beschikking gestelde, Amisulpride, niet verkrijgbaar is in Sierra Leone en omliggende landen. Hoewel eerst is overwogen om de ter beschikking gestelde al in de huidige instelling in Nederland over te laten gaan op de medicatie, die in Sierra Leone wel verkrijgbaar is, is daarvan door de kliniek afgezien.
Het heeft namelijk de voorkeur van de instelling om de ter beschikking gestelde in de best mogelijke conditie en met de grootst mogelijke bescherming tegen een terugval over te laten gaan naar zijn land van herkomst. De emigratie zelf zal namelijk naar verwachting gepaard gaan met een toename van stressoren, die psychotische klachten kan luxeren. Om daarna een rustige medicijnwissel en -gewenning mogelijk te maken wordt een voorraad voor de duur van één jaar aan de huidige medicatie meegegeven, zodat er voldoende tijd is voor betrokkene om te acclimatiseren en daar langzaam te wisselen naar een antipsychoticum dat wel verkrijgbaar is.
Advies psychiater
Psychiater [naam03] adviseert in het rapport, gedateerd 24 maart 2023, niet geheel in lijn met het advies van de instelling, de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met twee jaar. Het advies van de psychiater komt wat betreft de diagnostiek en het recidiverisico wel overeen met de wijze waarop de instelling en de psycholoog daarover hebben gerapporteerd. De risico’s van repatriëring geven hem echter aanleiding tot een ander advies. Omdat niet duidelijk is welke medicatie voor betrokkene op de lange duur beschikbaar zal zijn en de vraag of deze ook effectief zal zijn, adviseert de psychiater om de medicatiewissel naar een daar ter plaatse verkrijgbaar antipsychoticum al in Nederland plaats te laten vinden. Zo kan worden bezien hoe de ter beschikking gestelde reageert op dat andere medicijn.
Advies psycholoog
Psycholoog [naam04], adviseert in het rapport, gedateerd 15 februari 2023, in lijn met de adviezen van de instelling en met de psychiater. Het advies van de psycholoog komt wat betreft de diagnostiek en het recidiverisico overeen met de wijze waarop de instelling en de psychiater daarover hebben gerapporteerd.
Over de benodigde medicatiewissel ziet de psycholoog twee denkrichtingen: de ter beschikking gestelde toch repatriëren met het risico op recidive of de ter beschikking gestelde (nog) niet repatriëren, waarop de kans op recidive laag blijft bij een medicijnwissel, maar waarin betrokkene wel in een uitzichtloze situatie in een Nederlandse tbs-kliniek verblijft.
Op de terechtzitting gegeven adviezen
De deskundigen hebben het advies van de instelling op de terechtzitting toegelicht.
Er is in het voortraject door de instelling al uitvoerig onderzocht welke medicatie bij betrokkene het beste aanslaat en waarvan hij ook de minste bijwerkingen ondervindt. Dit heeft geresulteerd in het toedienen van de huidige medicatie. Deze voldoet aan alle verwachtingen.
Vaststaat dat dit medicijn bij repatriëring niet (eenvoudig) beschikbaar zal zijn en een overstap naar een voor betrokkene mogelijk minder effectief middel noodzakelijk zal zijn.
Zij hebben daarom onder meer – zakelijk weergegeven – verklaard dat er uitgebreid is gesproken over wanneer het beste moment is voor de deze verandering in medicatie.
Als in Nederland al wordt overgegaan op een medicijn, dat minder goed werkt maar wel op de plaats van bestemming verkrijgbaar is, zal het sowieso nog lang duren om te ontdekken hoe de ter beschikking gestelde op dat medicijn in Nederland reageert, terwijl de risico’s die aan de repatriëring zelf zijn verbonden ook dan niet goed meegenomen kunnen worden.
Daar komt bij dat bij een negatieve reactie op het middel het überhaupt niet voor de hand ligt om verdachte in die conditie dan terug te sturen naar het land van herkomst, waardoor er wellicht wederom een verlenging van de TBS in Nederland ter sprake zal moeten komen. Een emigratie naar een ander land geeft altijd al veel stress, daarom is het belangrijk om de ter beschikking gestelde in de meest optimale conditie daarheen gebracht zal worden, zodat hij ter plaatse rustig kan wennen en zodra hij stabiel is, zijn huidige medicatie kan afbouwen en kan omschakelen naar een ander medicijn. Er wordt door de instelling voor een jaar medicatie meegegeven zodat er gefaseerd kan worden afgebouwd naar een ander middel. Er wordt zo gestreefd naar een warme overdracht met een zachte landing voor de ter beschikking gestelde.

4..Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot beëindiging van de tbs-maatregel onder de voorwaarde van vertrek.
Standpunt van de ter beschikking gestelde
De ter beschikking gestelde en de raadsman hebben zich niet verzet tegen de beëindiging van de tbs-maatregel onder de voorwaarde van vertrek.

5..Beoordeling

Op grond van de adviezen van de deskundigen en wat verder naar voren is gekomen op de terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat er nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de ter beschikking gestelde. De ter beschikking gestelde is in Nederland ongewenst verklaard, hetgeen betekent dat de veroordeelde in Nederland geen rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Dit brengt met zich dat verdere resocialisatie in Nederland uitgesloten is en dat de behandeling wordt gericht op terugkeer naar het land van herkomst.
In een dergelijk geval kent de rechtbank de mogelijkheid om op grond van artikel 6:6:10b Sv de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te beëindigen onder de voorwaarde dat de vreemdeling Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert.
De rechtbank stelt vast dat uit het advies van de instelling blijkt dat het behandelplafond voor de ter beschikking gestelde is bereikt.
Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van het opmaken van een gedegen repatriëringsplan. Hoewel daarin de noodzaak van een wisseling van medicatie na enige tijd is voorzienbaar, is de rechtbank van oordeel dat het al op voorhand in Nederland omschakelen naar die andere medicatie meebrengt dat betrokkene niet in zijn beste conditie de uitdaging van repatriëring tegemoet zal kunnen treden, waarmee de beoogde zachte landing in gevaar kan komen.
Verder zal deze omschakeling de nodige tijd vergen en mogelijk hier een verhoogd risico van terugval opleveren, nog zonder dat duidelijk hoeft te worden of en zo ja in hoeverre betrokkene de aan de repatriëring verbonden risico’s nadien zal kunnen doorstaan.
Tot slot zal de enkele uitzichtloosheid van zijn langere verblijf in de instelling zonder enige mogelijkheid van resocialisatie op zich al een negatief effect kunnen hebben op de stabiliteit van betrokkene.
Op grond van het advies van de kliniek, dat naar voren is gebracht door de deskundigen en in aanmerking genomen hetgeen aan maatregelen ter zitting is besproken, is de rechtbank dan ook van oordeel dat voor de ter beschikking gestelde een passende voorziening is getroffen die met voldoende waarborgen is omkleed voor de ter beschikking gestelde en de maatschappij, en waarmee het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht.
Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege dient te eindigen op grond van het bepaalde in artikel 6:6:10b Sv. Als voorwaarde voor de beëindiging geldt dat de ter beschikking gestelde Nederland verlaat en niet naar Nederland terugkeert. De terbeschikkingstelling eindigt daarmee op het moment dat de ter beschikking gestelde Nederland heeft verlaten en herleeft van rechtswege indien de ter beschikking gestelde in Nederland terugkeert.

6..Beslissing

De rechtbank:
beëindigt op de voet van artikel 6:6:10b Wetboek van Strafvordering de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege vanaf het moment en onder de voorwaarde dat de veroordeelde Nederland verlaat en dat hij niet naar Nederland terugkeert.
Deze beslissing is genomen door
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
en mr. L.J.M. Janssen en mr. L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.C. Suiker en E.S. Brouwer, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting.
De oudste en jongste rechters zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.