ECLI:NL:RBROT:2023:7267

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
20-1040
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De bewindvoerder had de rechter-commissaris verzocht om de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen, wat op 26 april 2023 is goedgekeurd. Tijdens de zitting op 22 juni 2023 was de schuldenares niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat de schuldenares meerdere verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen, waaronder de sollicitatieverplichting en de afdrachtverplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares een aanzienlijke nieuwe schuld heeft laten ontstaan van € 77.289,83, die voortvloeit uit het niet opgeven van contante inkomsten uit haar onderneming bij de uitkeringsinstantie. Dit heeft geleid tot de intrekking van haar uitkering en een terugvordering van de ontvangen uitkeringen.

De rechtbank oordeelt dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De schuldsaneringsregeling biedt de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen, maar vereist dat de schuldenaar zich actief inspant om aan de verplichtingen te voldoen. De rechtbank concludeert dat de schuldenares geen blijk heeft gegeven van een saneringsgezinde houding en dat haar tekortkomingen niet voldoende zijn te rechtvaardigen. Daarom wordt de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om vorderingen te voldoen, waardoor er geen sprake is van een faillissement van rechtswege.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd en het salaris van de bewindvoerder wordt vastgesteld op maximaal € 3.389,35. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 29 juni 2023
Bij vonnis van deze rechtbank van 28 augustus 2020 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
[adres]
[woonplaats],
schuldenares,
bewindvoerder: [naam].

1..De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 26 april 2023 met dit verzoek ingestemd.
Op 22 juni 2023 is ter zitting verschenen en gehoord:
- Mevrouw I.M. Thomason, bewindvoerder.
Schuldenares is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenares meerdere verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet is nagekomen. Uit de voordracht tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling, d.d. 24 april 2023, blijkt dat schuldenares een tekortkoming heeft laten ontstaan in de nakoming van de sollicitatieverplichting, de afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Schuldenares heeft de bewindvoerder, in het kader van haar sollicitatieplicht, niet geïnformeerd over haar re-integratie traject. Ook heeft schuldenares geen sollicitatiebewijzen aangeleverd. Schuldenares heeft verder verzuimd de inkomsten boven het vrij te laten bedrag volledig aan de boedel af te dragen. De boedelachterstand is niet goed vast te stellen, omdat schuldenares de door haar ontvangen inkomsten uit haar onderneming contant heeft ontvangen. Het is niet bekend hoeveel zij hiermee heeft verdiend. Aangezien schuldenares naast haar uitkering heeft ‘zwart gewerkt’, is haar uitkering vanaf 25 oktober 2017 ingetrokken. Schuldenares moet daarom € 77.289,83 terugbetalen. Ook heeft schuldenares in dat kader een taakstraf van 150 uur opgelegd gekregen.
Tijdens het verhoor van 20 april 2023 heeft schuldenares verklaart dat zij al voor de start van de schuldsaneringsregeling ondernemingsactiviteiten heeft verricht. De inkomsten die zij hieruit ontving, heeft zij in contanten ontvangen. Schuldenares heeft erkent deze inkomsten niet op te hebben gegeven bij de uitkeringsinstantie en is zich bewust van de consequenties voor de schuldsaneringsregeling. De uitkeringsinstantie heeft haar uitkering ingetrokken en teruggevorderd per 25 oktober 2017. De terugvordering bedraagt
€ 77.289,83. Schuldenares heeft de bewindvoerder ook niet geïnformeerd over de contant ontvangen inkomsten.

3..De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 90.473,56 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meerdere verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt allereerst vast dat schuldenares een aanzienlijke nieuwe schuld heeft laten ontstaan ter hoogte van € 77.289,83. Over deze nieuwe schuld is tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris van 20 april 2023 gesproken. Omdat schuldenares naast haar uitkering heeft ‘zwart gewerkt’, heeft de uitkeringsinstantie de uitkering van haar ingetrokken en de reeds betaalde uitkering teruggevorderd, ter hoogte van € 77.289,83. Schuldenares heeft tijdens dat verhoor erkent dat zij de contant ontvangen inkomsten uit haar onderneming niet heeft opgegeven bij de uitkeringsinstantie. Hiermee komt vast te staan dat schuldenares een bovenmatige nieuwe schuld heeft laten ontstaan.
De rechtbank stelt daarnaast vast dat schuldenares tekort is geschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting en de afdrachtverplichting. Schuldenares is op de zitting van 22 juni 2023 niet verschenen. Nu schuldenares niet is verschenen ter terechtzitting en geen verweer heeft gevoerd is voldoende komen vast te staan dat schuldenares de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Schuldenares heeft gelet op haar handelwijze geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding. Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4..De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.389,35;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.