ECLI:NL:RBROT:2023:7415
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.C.W. van der Feltz
- Rechtspraak.nl
Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de verplichting tot betaling bij aanvang van parkeren
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, die in beroep ging tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, had een naheffingsaanslag ontvangen van € 70,76, bestaande uit € 4,26 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten van naheffing. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat op 21 april 2022 om 14:03 uur was geconstateerd dat de auto van eiser geparkeerd stond zonder dat er aan de betaalplicht was voldaan.
Eiser voerde aan dat hij een parkeeractie had gestart via de Parkmobile-app om 15:01 uur, maar dat de parkeerzone in de app niet overeenkwam met het lokale verkeersbord. Hij had de parkeeractie gestopt en was vergeten te betalen omdat hij haast had voor een belangrijke afspraak. De rechtbank oordeelde echter dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank stelde vast dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij tijdig had voldaan aan de betaalverplichting, en dat de persoonlijke omstandigheden van eiser geen reden vormden om de naheffingsaanslag te vernietigen.
De rechtbank benadrukte dat voor het opleggen van een naheffingsaanslag geen opzet of schuld vereist is, en dat de objectieve aard van de parkeerbelasting betekent dat persoonlijke omstandigheden in beginsel niet in de weg staan aan de naheffing. De uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar was tijdig gedaan, en het beroep van eiser werd ongegrond verklaard. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.