Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 1 maart 2023 met producties 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 12;
- de oproepingsbrief van de rechtbank van 19 mei 2023;
- de mondelinge behandeling gehouden op 20 juli 2023, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
2..De feiten
3..Het geschil
€ 10.000,00, althans op verbeurte van een dwangsom en tot een maximum door uw rechtbank in goede justitie te bepalen;
4..De beoordeling
voorafgaand aan beoordeling van de hypotheekaanvraagdat de vrouw een ORV zou afsluiten voor een minimaal verzekerd bedrag van € 135.000,00 op het leven van de man, en dat de Aegon die voorwaarde niet had gesteld. Er was op dat moment nog geen enkele offerte. Van BLG Wonen had de vrouw alleen nog maar een renteaanbod ontvangen en ondertekend. Toen de vrouw de medewerking van de man aan de ORV vroeg, wisten partijen dus nog niet óf Aegon en BLG Wonen met een offerte zouden komen. De man wist verder dat Aegon en BLG Wonen haar enige kans waren: de enige twee geldverstrekkers die überhaupt de situatie van de vrouw wilden beoordelen. Andere geldverstrekkers waren daartoe niet bereid gebleken. De offerte van Aegon kwam pas enkele dagen ná het afsluiten van de ORV. De vrouw heeft die offerte van Aegon op advies van haar hypotheekadviseur geaccepteerd vanwege haar maatwerksituatie. Voor het direct weer beëindigen van de ORV toen de vrouw voor Aegon had ‘gekozen’ was geen enkele aanleiding. De vrouw had immers ook een zelfstandig belang bij (de voortzetting van) de ORV. Dat zelfstandig belang van de vrouw kende de man ook.
3.760,00(2 punten × tarief € 1.880,00)