ECLI:NL:RBROT:2023:774

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
10/126049-22 en 10/334425-22 (ttz gev) / TUL VV: 10/250860-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tweemaal vrijspraak voor belaging, veroordeling voor laster en onbruikbaar maken van een brievenbus

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, geboren in 1977 en vertegenwoordigd door raadsman mr. G.W. Wurpel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van belaging, maar heeft hem wel veroordeeld voor laster en het onbruikbaar maken van een brievenbus. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 90 dagen geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 42 dagen opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet correct waren ingediend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de feiten 1 en 2 van parketnummer 10/126049-22, maar heeft feit 3 van dat parketnummer en het parketnummer 10/334425-22 bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer03] voor immateriële schade, en de proeftijd van een eerdere veroordeling verlengd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/126049-22 en 10/334425-22 (ttz gev)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/250860-20
Datum uitspraak: 26 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1977,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 10/126049-22 (feiten 1, 2 en 3) en 10/334425-22 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 48 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn genoemd in het rapport van de reclassering van 5 januari 2023, met de wijziging een locatieverbod waarbij de verdachte zich niet binnen een straal van 300 meter zal bevinden van het adres [adres02] te Gorinchem, waarbij deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard;
  • verlenging van de proeftijd van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/250860-20.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 10/126049-22 feit 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak 10/126049-22 feiten 1 en 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De belaging van beide aangeefsters kan wettig en overtuigend bewezen worden. De officier van justitie wijst daarbij op de aangiftes waaruit blijkt dat de belaging vanaf ongeveer twee weken na begin november 2021 is begonnen en naar de verklaringen van de verdachte waarin hij een groot deel van gedragingen bekent.
4.2.2.
Beoordeling
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht is van belang wat de bewijsmiddelen inhouden met betrekking tot de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Een enkele last of hinder veroorzakende gedraging is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de belaging.
Uit het dossier blijkt dat de aangeefster [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) en de verdachte bijna 30 jaar geleden kortdurend een relatie hebben gehad waarna er geen contact meer is geweest tussen beiden. Op 24 november 2021 heeft de verdachte voor het eerst weer bij de moeder van [slachtoffer01] , de aangeefster [slachtoffer02] (hierna: [slachtoffer02] ) aangebeld. [slachtoffer02] heeft de verdachte toen binnengelaten en zij hebben over vroeger bijgepraat. Er is toen niet over [slachtoffer01] gesproken. Hierna heeft de verdachte via [slachtoffer02] getracht om met [slachtoffer01] in contact te komen door meerdere keren bij [slachtoffer02] aan te bellen en een tekst op de stoep achter te laten bestemd voor [slachtoffer01] .
Op 25 november 2021 heeft de verdachte een e-mailbericht gestuurd naar [slachtoffer01] waarin hij haar onder andere heeft gevraagd hoe het met haar gaat. Vervolgens heeft de verdachte via meerdere e-mailberichten aan [slachtoffer01] gevraagd of ze nog eens met hem af wilde spreken. [slachtoffer01] heeft daar in eerste instantie positief op gereageerd, maar heeft daarna niet meer op zijn e-mailberichten gereageerd.
Op 10 februari 2022 heeft [slachtoffer01] een e-mailbericht gestuurd naar de verdachte met het verzoek om haar en [slachtoffer02] met rust te laten. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het vanaf deze datum voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat [slachtoffer01] en [slachtoffer02] geen contact (meer) met hem wilden en dat hij moest stoppen om hen – op welke wijze dan ook – te benaderen. De gedragingen van de verdachte van vóór 10 februari 2022 zullen daarom niet worden meegenomen in de beoordeling van de rechtbank, zodat bekeken dient te worden of de verdachte zich met zijn gedragingen van na die datum schuldig heeft gemaakt aan belaging. Daarbij is het volgende van belang.
Er bevinden zich meerdere e-mailberichten afkomstig van de verdachte gericht aan [slachtoffer01] in het dossier. Een groot deel van deze berichten bevat geen datum, waardoor het voor de rechtbank niet mogelijk is om vast te stellen wanneer deze e-mailberichten zijn verstuurd. Met die berichten zal daarom geen rekening worden gehouden in de beoordeling.
Ook de brieven die de verdachte over de dochter van [slachtoffer01] ( [slachtoffer03] ) heeft geschreven, worden buiten beschouwing gelaten. Die gedragingen hadden namelijk tot doel om de eer of goede naam van [slachtoffer03] aan te tasten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onderzoek op de terechtzitting en de inhoud van het dossier is komen vast te staan dat de volgende berichten en gedragingen vanaf 10 februari 2022 door de verdachte zijn verstuurd en verricht.
Op 13 februari 2022 stond de witte bus van de verdachte drie uur geparkeerd voor de woning van [slachtoffer02] .
Op 14 februari 2022 zag [slachtoffer02] bloemen met een briefje afkomstig van de verdachte in haar tuin staan. Diezelfde dag om 18:45 uur heeft de verdachte bij de woning van [slachtoffer02] aangebeld, waarna zijn bus anderhalf uur voor haar woning geparkeerd heeft gestaan.
Op 15 februari 2022 stond de bus van de verdachte vijftien minuten voor de woning van
[slachtoffer02] .
Op 25 februari 2022 heeft de verdachte een e-mailbericht aan [slachtoffer01] gestuurd.
Op 6 maart 2022 heeft de verdachte twee e-mailberichten aan [slachtoffer01] gestuurd.
Op 9 maart 2022 heeft de verdachte een briefje achtergelaten in de brievenbus van [slachtoffer02] .
Op 5 april 2022 heeft de verdachte bij de woning van [slachtoffer02] aangebeld.
Op 8 april 2022 heeft de verdachte een briefje achtergelaten in de brievenbus van
[slachtoffer02] en heeft hij bij haar woning aangebeld.
Op 3 mei 2022 heeft de verdachte op twee verschillende momenten bij de woning van [slachtoffer02] aangebeld en heeft hij een e-mailbericht aan [slachtoffer01] verstuurd.
Op 14 mei 2022 is de verdachte langs de woning van [slachtoffer02] gereden en heeft hij enkele uren later aangebeld.
Op 15 mei 2022 reed de verdachte langs de woning van [slachtoffer02] .
Ten aanzien van het parkeren voor de woning van [slachtoffer02] heeft de verdachte verklaard dat hij regelmatig boodschappen doet bij de Nettorama. Deze winkel bevindt zich naast de woning van [slachtoffer02] . Gelet op deze aannemelijke verklaring kan de rechtbank over bovengenoemde parkeermomenten in de straat bij [slachtoffer02] en het voorbij haar woning rijden niet vaststellen of dit was met het doel om boodschappen te doen of om met [slachtoffer01] in contact te komen. De rechtbank zal deze gedragingen van de verdachte dan ook niet betrekken in haar beoordeling.
Uit de hiervoor genoemde gedragingen volgt dat de verdachte vanaf 10 februari 2022 in een periode van ruim drie maanden - samengevat - één maal bloemen in de tuin van de ouders van [slachtoffer01] heeft neergelegd, zes maal bij hun woning heeft aangebeld, vier emailberichten aan [slachtoffer01] en drie brieven aan [slachtoffer02] heeft verstuurd.
Deze bewezen verklaarde gedragingen en berichten kunnen hinderlijk op de aangeefsters zijn overgekomen, maar de rechtbank is van oordeel dat hier geen sprake is van een zodanige duur, frequentie en intensiteit van gedragingen en berichten dat kan worden gesproken van een strafbaar stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht
.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht de onder 10/126049-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
4.3.
Bewijswaardering 10/334425-22
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft bepleit de verdachte vrij te spreken van de ten laste gelegde vernielingen van de brievenbussen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte de vernielingen ontkent en uit het dossier onvoldoende volgt dat de verdachte hierbij betrokken is geweest. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat het in het dossier genoemde incident op 8 november 2022 buiten de tenlastegelegde periode valt. De omschrijvingen van de dader op 14 oktober 2022, die door de verschillende getuigen zijn gegeven, komen verder niet met elkaar overeen.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onbruikbaar maken van de brievenbus op 14 oktober 2022
.Daartoe overweegt de rechtbank dat op 14 oktober 2022 door de getuige [getuige01] wordt gezien dat een persoon op een scooter bij haar brievenbus staat. Wanneer zij naar beneden rent, ziet zij dat er smerigheid uit haar brievenbus loopt. Zij heeft een foto van de man met de scooter gemaakt. De scooter blijkt op naam van de zwager van de verdachte te staan. Aan de zus van de verdachte wordt de door de getuige [getuige01] gemaakte foto van de dader getoond. De zus van de verdachte verklaart na het zien van de foto dat de scooter al enkele weken in gebruik is bij de verdachte en dat zij hem herkent op de foto. Diezelfde foto wordt ook getoond aan de heer [naam01] , medewerker bij het bedrijf waar de verdachte vrijwilligerswerk heeft gedaan en ook hij herkent de verdachte op de foto. Daar komt bij dat de verdachte heeft verklaard dat hij de scooter nooit heeft uitgeleend, dat de scooter – als hij deze niet gebruikte – bij hem op slot voor de deur stond en dat hij niet heeft gemerkt dat de scooter ooit is verdwenen.
De rechtbank acht op grond van vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de hiervoor genoemde brievenbus onbruikbaar heeft gemaakt.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de overige in de aangiftes omschreven vernielingen/ongebruikmakingen buiten de tenlastegelegde periode vallen (in het geval van 8 november 2022) of dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat de verdachte die feiten heeft begaan.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte op 14 oktober 2022 een brievenbus onbruikbaar heeft gemaakt. Van het overige wordt de verdachte vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/334425-22 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 10/126049-22 onder feit 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10/334425-22:
hij op 14 oktober 2022 te Gorinchem opzettelijk en wederrechtelijk een brievenbus (in de [straatnaam01] ) die geheel aan woningcorporatie Poort 6 toebehoorde onbruikbaar heeft gemaakt.
10/126049-22:
3
hij, in de periode van 1 mei 2022 tot en met 11 mei 2022, te Gorinchem, althans in Nederland, opzettelijk de eer en/of goede naam van [slachtoffer03] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door meerdere winkels een brief te sturen/ af te geven waarin vermeld wordt dat die [slachtoffer03] diefstallen heeft gepleegd en/of zal plegen en (daarbij) meerdere althans één medewerker(s) heeft betrokken en deze winkels te adviseren die [slachtoffer03] in de gaten te houden, terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in
cursiefverbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/126049-22 feit 3:
laster
10/334425-22:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan laster door onware berichten naar meerdere winkels in Gorinchem en omgeving te sturen, waarbij het slachtoffer werd neergezet als een winkeldief. Het slachtoffer is door deze brieven in haar persoonlijke levenssfeer getroffen en is door het handelen van de verdachte in haar eer en goede naam aangetast.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het onbruikbaar maken van een brievenbus. De verdachte heeft de benadeelde daarmee schade en overlast bezorgd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
23 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betekent dat het strafblad niet strafverzwarend is.
7.3.2.
Rapportages
De psychiater dr. [psychiater01] heeft op 29 juli 2022 een rapport over de verdachte opgemaakt. Daaruit volgt onder meer dat bij de verdachte vermoedelijk sprake is van een autismespectrumstoornis.
Reclassering Nederland heeft op 5 januari 2023 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn bij de reclassering geen berichten bekend dat de verdachte nog met een van de aangevers in contact is proberen te komen. De verdachte ontkent de dader te zijn van de vernieling van de brievenbussen, waardoor de reclassering hierover geen inschatting kan maken van het recidiverisico.
Momenteel loopt er een reclasseringstoezicht voor een eerdere veroordeling en doet de verdachte zijn taakstraf. Op 22 november 2022 is er een zitting geweest om in dat toezicht weer een meldplicht te krijgen en een behandelverplichting; deze zijn toegewezen. De verdachte blijft in dit toezicht in contact en komt zijn afspraken vooralsnog na. De toezichthouder is momenteel in contact met behandelinstelling [naam behandelinstelling01] in Gorinchem om de verdachte te gaan behandelen. Een behandeling is gericht op dat de verdachte leert wat het voor hem betekent dat hij een autismestoornis zou kunnen hebben. Daarnaast kan worden bekeken of er signalen zijn van psychotisch denken.
Geadviseerd wordt om de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft de reclasseringswerker, [naam02] , werkzaam bij Reclassering Nederland het advies toegelicht en verklaard dat de contacten met de verdachte inmiddels beter verlopen en stappen zijn gezet om de behandeling te starten. Ook heeft zij toegelicht dat het risico op onttrekken aan voorwaarden als gemiddeld wordt ingeschat omdat, indien de verdachte voor de vernielingen zou worden veroordeeld, de verdachte het locatieverbod meerdere malen zou hebben geschonden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd op te leggen, zijn met name ingegeven indien een bewezenverklaring van belaging zou volgen. Hiervan wordt de verdachte echter vrijgesproken. Daarnaast zijn onder parketnummer 10/250860-20 al bijzondere voorwaarden opgelegd en de rechtbank zal de proeftijd van die voorwaardelijke straf bij dit vonnis verlengen (zie paragraaf 9). Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen en zal zij volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer02] en [slachtoffer01]
Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer02] en [slachtoffer01] ter zake van respectievelijk het onder 10/126049-22 feit 1 en feit 2 ten laste gelegde. De benadeelde partijen vorderen ieder een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade. De benadeelde partijen zijn niet ter zitting verschenen.
8.1.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vorderingen niet zijn ondertekend. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen van [slachtoffer02] en [slachtoffer01] geen inhoudelijke beslissing genomen.
[slachtoffer03]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer03] ter zake van het onder 10/126049-22 feit 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 280,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 750,00 aan immateriële schade.
De gevorderde materiële schade ziet op verlies van inkomen, benzinekosten en kosten van bezoeken aan een psycholoog. De gevorderde immateriële schade ziet op de psychische gevolgen waar de benadeelde partij door het ten laste gelegde feit mee is geconfronteerd. Zij ervaart gevoelens van angst, onzekerheid en verdriet en zij durfde geen vakantiebaan te zoeken omdat zij niet wist bij welke bedrijven de verdachte brieven over haar had afgeleverd.
8.3.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade en toewijzing van de immateriële schade tot een bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.4.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer03] deels niet-ontvankelijk dient te worden verklaard ten aanzien van de materiële schade, omdat onduidelijk is wat het causale verband is tussen deze kosten en het handelen van de verdachte. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd.
8.5.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 10/126049-22 feit 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht, zal de rechtbank die schade deels toewijzen.
De benadeelde partij zal in het licht van het gevoerde verweer en gelet op de ontoereikende onderbouwing niet-ontvankelijk worden verklaard voor wat betreft de gevorderde materiële schade. Nader onderzoek en behandeling van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafproces vormen. Dit deel van de vordering kan daarom alleen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De immateriële schade zal op dit moment naar billijkheid worden vastgesteld op € 500,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het meerdere zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 mei 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.6.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.
Poort 6
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Poort 6 ter zake van het onder 10/334425-22 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 969,60 aan materiële schade.
8.7.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.8.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van Poort 6 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Primair omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit, subsidiair omdat slechts een offerte is bijgevoegd ter onderbouwing van de vordering en onduidelijk is of die kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Bovendien is niet duidelijk of er een causaal verband is tussen het bewezenverklaarde feit en de opgevoerde kosten.
8.9.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu thans onvoldoende is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het onder 10/334425-22 bewezen verklaarde feit. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.10.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 28 januari 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan een gedeelte groot 326 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 12 februari 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de proeftijd te verlengen met één jaar.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat de veroordeling ziet op een ander soort feit. Subsidiair is verzocht om de proeftijd te verlengen.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden echter termen aanwezig geacht die last niet te geven en in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 262 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 10/126049-22 feiten 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 10/126049-22 feit 3 en 10/334425-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer02] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer02] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer01] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer03] , te betalen een bedrag van
€ 500,- (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 mei 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer03] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer03] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer03] te betalen
€ 500,-(hoofdsom, zegge:
vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
10 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer03] , tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
verklaart de benadeelde partij Poort 6 niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij Poort 6 in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 28 januari 2021 van de meervoudige kamer van deze rechtbank onder parketnummer 10/250860-20 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. IJspeerd, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/334425-22:
hij in of omstreeks de periode van 9 mei 2022 tot en met 17 oktober 2022 te Gorinchem op een of meerdere tijdstippen opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere brievenbussen (in de [straatnaam01] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan woningcorporatie Poort 6, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
10/126049-22:
1
hij, in of omstreeks de periode van 24 november 2021 tot en met 18 mei 2022 te Gorinchem,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer02] , door
- veelvuldig, althans meermalen voor de woning van die [slachtoffer02] te staan en/of in de buurt en in het zicht van die woning te staan en/of aan te bellen bij die woning en/of
- veelvuldig althans meermalen voor en/of in de buurt en in het zicht van die woning te parkeren en/of (daarbij) in het voertuig te wachten en/of
- een tekst op de stoep voor de woning van die [slachtoffer02] te schrijven over de dochter van die [slachtoffer02] ( [slachtoffer01] ) en/of
- bloemen (in een vaas) (voor de dochter van die [slachtoffer02] ( [slachtoffer01] ) in de tuin van die [slachtoffer02] te (laten) zetten/af te (laten) leveren en/of daarbij een briefje te (laten) voegen met de tekst ""Ik kus de wind, mijn ogen dicht. Liefde maakt me blind, ik zie je gezicht. Ik voel de kou, die kreeg ik cadeau. Waar ben je nou, ik mis je zo. Heb je zin om van het weekend af te spreken. xxx [roepnaam verdachte01] "
- meerdere althans één brieven/brief te schrijven en/of (vervolgens) deze brieven/brief te sturen naar de woning van die [slachtoffer02] en/of die brieven/brief bij de woning te af (laten) leveren en/of
- meerdere althans één brieven/brief over de kleindochter van die [slachtoffer02] te sturen en/of af te leveren naar/bij meerdere althans één winkel(s) en/of bedrijven/bedrijf en/of
- veelvuldig althans meermalen de dochter van die [slachtoffer02] ( [slachtoffer01] ) te mailen, althans op andere manieren in contact (proberen) te komen met die dochter met het oogmerk die [slachtoffer02] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
2
hij, in, of omstreeks de periode van 24 november 2021 tot en met 18 mei 2022 te Gorinchem,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] , door
- veelvuldig althans meermalen (e-mail) berichten te sturen naar die [slachtoffer01] en/of
- veelvuldig, althans meermalen voor de woning van de ouder(s) van die [slachtoffer01] ( [slachtoffer02] ) te staan en/of in de buurt en in het zicht van die woning te staan en/of aan te bellen bij die woning en/of voor en/of in de buurt van die woning te parkeren en/of
- de tekst: " [voornaam slachtoffer01] - ik mis je -xxx-" op de stoep voor de woning van de ouder(s) van die [slachtoffer01] ( [slachtoffer02] ) te schrijven - bloemen (in een vaas) in de tuin bij de ouder(s) van die [slachtoffer01] ( [slachtoffer02]
)te (laten) zetten/af te laten leveren en/of daarbij een briefje te (laten) voegen met de tekst ""Ik kus de wind, mijn ogen dicht. Liefde maakt me blind, ik zie je gezicht. Ik voel de kou, die kreeg ik cadeau. Waar ben je nou, ik mis je zo. Heb je zin om van het weekend af te spreken. xxx [roepnaam verdachte01] " en/of
- veelvuldig, althans meermalen de ouder(s) van die [slachtoffer01] ( [slachtoffer02] ) te mailen en/of aan te spreken en/of op andere wijze (via die ouder(s)) in contact te komen met [slachtoffer01] en/of
- meerdere althans één brieven/brief over de dochter van die [slachtoffer01] ( [slachtoffer03] ) te sturen/af te leveren naar/bij meerdere althans één winkel(s) en/of bedrijven/bedrijf en/of met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
3
hij, in of omstreeks de periode van 1 mei 2022 tot en met 11 mei 2022, te Gorinchem, althans in Nederland, opzettelijk de eer en/of goede naam van [slachtoffer03] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door meerdere althans één winkel(s) en/of bedrijf/bedrijven (te weten de Gamma en/of de Art Flowers en/of de COOP en/of de Albert Heijn en/of de Nettorama en/of de Praxis en/of de JYSK) meerdere althans één brief/brieven te sturen/ af te geven waarin vermeld wordt dat die [slachtoffer03] diefstal(len) heeft gepleegd en/of zal plegen en/of (daarbij) meerdere althans één medewerker(s) heeft betrokkene en/of zal betrekken en/of dit/deze winkel(s) en/of dit/deze bedrijf/bedrijven te adviseren die [slachtoffer03] in de gaten te houden, terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was.