ECLI:NL:RBROT:2023:7841

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
10/107908-23 vordering TUL VV: 13/311631-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/107908-23
Parketnummer vordering TUL VV: 13/311631-22
Datum uitspraak: 16 augustus 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te Aruba op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
raadsvrouw mr. G.A. Jansen-de Wolf, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 augustus 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde (brandstichting met gemeen gevaar voor goederen);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 (drie) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, locatieverbod, dagbesteding en meewerken aan een IFA-traject indien de toezichthouder het nodig acht;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 13/311631-22;
  • opheffing van het geschorste bevel voorlopige hechtenis bij uitspraak.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdachte heeft de ten laste gelegde brandstichting van een auto met gemeen gevaar voor goederen bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 22 april 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee
opzettelijk
brand heeft gesticht aan een personenauto (merk/type: Opel/Corsa, voorzien van
kenteken: [kenteken01]) door deze auto te besprenkelen met een
brandbare vloeistof en vervolgens deze vloeistof en/deze
auto in brand te steken,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor
- de in voornoemde auto aanwezige goederen en
- de naastgelegen schutting, te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft opzettelijk een auto met brandbare vloeistof overgoten en daarna in brand gestoken. De auto stond geparkeerd midden in een woonwijk. De verdachte heeft met zijn handelen een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen. De brandstichting heeft gevoelens van onrust, angst en onveiligheid veroorzaakt, niet alleen bij de eigenaar van de auto en haar gezinsleden maar ook bij de bewoners van de omliggende woonwijk. Daarnaast heeft het feit materiële schade en overlast veroorzaakt. Verdachte heeft zich bij zijn strafbaar handelen niet om deze gevolgen bekommerd.
Het baart de rechtbank zorgen dat de verdachte, zoals hij heeft verklaard, dit feit heeft gepleegd omdat hij daar een paar honderd euro voor zou krijgen. Hij heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financieel gewin. Bovendien heeft de verdachte het feit gepleegd tijdens de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke veroordeling. Kennelijk heeft die voorwaardelijke veroordeling geen enkele indruk op hem gemaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
7 juli 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
28 juli 2023. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.
Uit het onderzoek komt een aantal zorgelijke factoren naar voren, zoals een (deels) negatief sociaal netwerk, beïnvloedbaarheid en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding. Daarnaast lijkt sprake van een beperkte emotieregulatie. Het is positief dat de verdachte open lijkt te staan voor hulpverlening en reclasseringsbemoeienis.
Advies over bijzondere voorwaarden
Gezien bovenstaande zorgen en de hoge kans op recidive acht de reclassering een behandeling gericht op delictpreventie, het adequaat omgaan met negatieve gevoelens en antisociale invloeden van zijn omgeving geïndiceerd. Een ambulante behandeling kan een beschermend effect hebben en zodoende het risico op delictgedrag in de toekomst verminderen. Middels een reclasseringstoezicht kan dit gemonitord worden.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan ambulante behandeling, een contactverbod met [naam01], een locatieverbod voor Amsterdam Zuidoost, dagbesteding en – indien de toezichthouder het nodig acht – meewerken aan een IFA-traject.
Adolescentenstrafrecht (ASR)
Op basis van het onderzoek en het wegingskader ASR adviseert de reclassering om hier het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte schat de risico's van zijn eigen handelen slecht in en heeft moeite met het organiseren van zijn eigen gedrag. Hij laat zich gemakkelijk (negatief) beïnvloeden door zijn omgeving en neemt nog deel aan een gezin. Daarnaast is het risico op overschatting bij de verdachte groot.
De reclassering adviseert het eventueel op te leggen reclasseringstoezicht uit te laten voeren door Reclassering Nederland, aangezien de verdachte gebaat lijkt bij een directieve en gestructureerde aanpak en een eerder opgelegde jeugdmaatregel eind 2022 negatief is afgesloten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het commune strafrecht is ook bij jongvolwassenen, zoals de verdachte, het uitgangspunt. Hiervan kan worden afgeweken indien de persoonlijkheid en ontwikkeling van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, dwingen tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het volwassenstrafrecht dient te worden toegepast. De verdachte is meermalen veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, bij zij laatste veroordeling was ook het volwassenstrafrecht van toepassing, de Raad voor de Kinderbescherming ziet geen mogelijkheden meer en werkstraffen zijn niet uitgevoerd. De verdachte maakt volwassen keuzes en moet dus volgens het volwassenstrafrecht worden berecht, aldus de officier van justitie.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport, de jonge leeftijd en de persoonlijkheid van de verdachte en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting, ziet de rechtbank – anders dan de officier van justitie – aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht. Dat de verdachte meermalen is veroordeeld voor vermogens- en geweldsfeiten is juist eerder een contra-indicatie voor de stelling van de officier van justitie dat de verdachte volwassen keuzes maakt.
Gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd acht de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden.
De rechtbank zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie die langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank vindt het van groot belang dat de verdachte met de inzet van hulpverlening en de juiste begeleiding positieve stappen kan gaan zetten.
Met de officier van justitie, de raadsman en de reclassering acht de rechtbank het noodzakelijk dat de verdachte zal worden begeleid en ondersteund door de reclassering. Om dit mogelijk te maken, zal de rechtbank aan voornoemde voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering is geadviseerd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 550,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2023 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Er is geen sprake van objectief vastgesteld geestelijk letsel. De gevoelens van angst, slapeloze nachten of extra alertheid dan wel het niet op je gemak voelen kwalificeren niet als aantasting in de persoon op andere wijze, zeker niet omdat deze slechts in algemene zin zijn benoemd. De verdachte zelf heeft op zitting verklaard dat hij bereid is om eventuele schade te voldoen.
8.3.
Beoordeling
Een benadeelde heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding als sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ (artikel 6:106, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek). Naast het bestaan van geestelijk letsel, kan de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat hiervan sprake is (vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793).
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke grond voor schadevergoeding zich in deze zaak voordoet. De verdachte heeft de auto van de benadeelde partij, die geparkeerd stond bij haar woning, in de brand gestoken. Uit de aard en de ernst van een dergelijk handelen volgt reeds dat de benadeelde partij daarvan nadeel in de vorm van geestelijk letsel heeft ondervonden. De benadeelde partij heeft in haar toelichting op haar vordering verklaard dat zij zich afvraagt wie het op haar gemunt heeft. Verder heeft zij verklaard over haar angst dat de auto zou ontploffen en zou overslaan naar de buren of naar haar eigen woning, de slapeloze nachten die zij na de brand heeft gehad en de angst die zij heeft wanneer zij thuis is en buiten een geluid hoort. Gelet op het voorgaande staat vast dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De rechtbank zal de schadevergoeding naar billijkheid vaststellen op het gevorderde bedrag. Zij heeft daarbij acht geslagen op uitspraken in vergelijkbare zaken. De vordering van de benadeelde partij zal dus worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 22 april 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten tot op heden begroot op nihil,
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 550,- vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 februari 2023 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam is de verdachte ter zake van een diefstal met braak in vereniging veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) dagen, waarvan een gedeelte groot 28 (achtentwintig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 maart 2023 en loopt tot 7 maart 2025.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen en heeft de rechtbank verzocht om de opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf. Voor zover de rechtbank de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf gelast verzoekt de verdediging deze om te zetten in jeugddetentie zodat deze in een JJI ten uitvoer kan worden gelegd.
9.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom en als signaal naar de verdachte dat het nakomen van voorwaarden van groot belang is, zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij het vonnis van 23 februari 2023 aan de verdachte opgelegde straf. Mede gelet op het advies van de reclassering in haar rapport van 28 juli 2023 om het jeugdstrafrecht toe te passen, zal de rechtbank de 28 dagen gevangenisstraf omzetten in een jeugddetentie voor die duur.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
jeugddetentie voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
64 (vierenzestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12, 1091 GM Amsterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
3. de veroordeelde bevindt zich niet in Amsterdam-Zuidoost, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. In overleg met de reclassering kan hiervan worden afgeweken voor een bezoek aan de oma van de verdachte;
4. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [naam01], geboren op [geboortedatum02] te [geboorteplaats01] (medeverdachte) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
5. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van betaald werk en/of een opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
6. indien de toezichthouder het nodig acht, dient de veroordeelde mee te werken aan een IFA-traject;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 550,- (zegge: vijfhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 22 april 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 550,- (zegge: vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 550,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
11 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 28 dagen, van de bij vonnis van 22 februari 2023 van de politierechter in de rechtbank Amsterdam aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf (parketnummer 13/311631-22); bepaalt dat deze gevangenisstraf wordt omgezet in
jeugddetentie voor de duur van 28 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. S. Kroes en V.D. Beenakker, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 22 april 2023 te Hellevoetsluis, gemeente Voorne aan Zee
opzettelijk
brand heeft gesticht aan een (personen)auto (merk/type: Opel/Corsa, voorzien van
kenteken: [kenteken01]) door deze auto te besprenkelen met een
brandbare/brandversnellende vloeistof en/of vervolgens deze vloeistof en/of deze
auto in brand te steken, althans open vuur in aanraking te brengen met deze auto
en/of de daarop aanwezige brandbare/brandversnellende vloeistof,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor
- de in voornoemde auto aanwezige goederen en/of
- de/het naastgelegen schuur/(bij)gebouw (en de daarop aanwezige houten
betimmering) en/of
- de/het in die schuur/(bij)gebouw aanwezige goederen en/of
- de naastgelegen schutting en/of het hekwerk en/of de in de nabijheid
geparkeerd staande auto('s), te duchten was.