ECLI:NL:RBROT:2023:7991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
10282164 / CV EXPL 23-1615
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van mediationkosten en gemeentelijke belastingen na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een vrouw en een man die met elkaar gehuwd zijn geweest en nu in een echtscheidingsprocedure verwikkeld zijn. De vrouw vordert van de man de betaling van kosten die zij heeft gemaakt voor mediation, alsook gemeentelijke belastingen die betrekking hebben op de voormalige echtelijke woning. De vrouw stelt dat zij € 2.900,00 aan mediationkosten heeft betaald en dat de man nog € 341,29 aan gemeentelijke belastingen moet voldoen. De man betwist deze vorderingen en stelt dat de kosten van de mediation gelijkelijk door beide partijen zouden moeten worden gedragen en dat de gemeentelijke belastingen al zijn verrekend in het kader van de notariële overdracht van de woning.

De kantonrechter heeft de eis van de vrouw toegewezen en de tegeneis van de man afgewezen. De rechter oordeelt dat de man verplicht is om de kosten van de mediation te betalen, omdat dit expliciet in het echtscheidingsconvenant is vastgelegd. De man heeft niet voldoende bewijs geleverd om zijn verweer te onderbouwen, en de vrouw heeft aangetoond dat zij de kosten daadwerkelijk heeft betaald. Daarnaast oordeelt de rechter dat de man ook de gemeentelijke belastingen moet betalen, omdat hij niet heeft aangetoond dat deze al zijn verrekend.

De kantonrechter heeft de wettelijke rente toegewezen en de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de vrouw direct recht heeft op betaling van de vorderingen, ondanks dat de man mogelijk in hoger beroep kan gaan. Dit vonnis is uitgesproken door mr. E.I. Mentink op 18 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10282164 / CV EXPL 23-1615
datum uitspraak: 18 augustus 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
wonende in [woonplaats 1],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. M.E. Hoogenraad te Maassluis,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge.
De partijen worden hierna ‘de vrouw’ en ‘de man’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 januari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie (tegeneis);
  • de repliek in conventie met antwoord in reconventie, met bijlagen.
1.2.
Claassens is in de gelegenheid gesteld om een conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie in te dienen, maar van die gelegenheid heeft hij - na tweemaal uitstel te hebben gekregen - geen gebruik gemaakt.

2..De beoordeling in conventie en in reconventie

Waar gaat de zaak over?
2.1.
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd geweest. Partijen hebben in het kader van hun echtscheiding afspraken gemaakt, die in een echtscheidingsconvenant en een ouderschapsplan zijn vastgelegd. De vrouw is van mening dat de man zich niet houdt aan afspraken die zij hebben gemaakt. Volgens de vrouw heeft zij de kosten van mediation à € 2.900,00 betaald en is afgesproken dat de man die kosten zou terugbetalen. Verder stelt de vrouw zich op het standpunt dat de man nog € 341,29 aan gemeentelijke belastingen over het jaar 2022 voor de voormalige echtelijke woning aan haar moet betalen. In deze zaak eist de vrouw dan ook betaling van in totaal € 3.241,29 (met rente, proceskosten en nakosten). De man is het niet eens met de eis van de vrouw. Volgens hem zouden partijen de kosten van de mediation allebei voor de helft betalen en zijn de gemeentelijke belastingen in het kader van de notariële overdracht afgerekend c.q. verrekend. De man stelt ook een tegeneis van € 4.500,00 in tegen de vrouw, die hij stelt te hebben in het kader van de verdeling van de inboedel van de voormalige echtelijke woning. De kantonrechter wijst de eis van de vrouw toe en de tegeneis van de man af. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De man moet de kosten van de mediation betalen.
2.2.
In artikel 5 van het echtscheidingsconvenant staat “
Kosten die worden gemaakt voor het proces van scheiding (zoals mediation en griffiekosten) zullen door de man worden voldaan”. Hieruit volgt dat de man de volledige kosten van de mediation moet betalen. De man heeft niet weersproken dat die kosten € 2.900,00 bedragen. De vrouw heeft in reactie op het verweer van de man bovendien voldoende onderbouwd dat zij deze kosten heeft betaald. De man heeft de bankafschriften die de vrouw in reactie op het verweer van de man in het geding heeft gebracht namelijk niet weersproken. Dat de kosten van de mediation door de vrouw met geld van de spaarrekeningen van de kinderen van partijen zijn betaald, is niet relevant. De vrouw heeft de kosten betaald en zij heeft in het echtscheidingsconvenant met de man afgesproken dat hij die kosten volledig zou betalen. Dat de man, tot slot, tot de achttiende verjaardag van de kinderen de tijd zou hebben om de kosten van de mediation terug te betalen, is niet juist. Er is namelijk sprake van twee verschillende afspraken: de afspraak dat de man de kosten van de mediation betaalt en de afspraak dat er voor ieder kind een bedrag van € 5.000,00 op hun spaarrekening staat als zij achttien jaar oud zijn. Deze afspraken staan los van elkaar.
2.3.
Gelet op het voorgaande wordt de man veroordeeld om een bedrag van € 2.900,00 aan kosten voor de mediation aan de vrouw te betalen.
De man moet ook de gemeentelijke belastingen betalen.
2.4.
De man stelt dat de gemeentelijke belastingen over het jaar 2022 in het kader van de notariële overdracht zijn afgerekend c.q. verrekend. De kantonrechter verwerpt dit verweer. De vrouw betwist namelijk dat de gemeentelijke belastingen in de eindafrekening van de notaris zijn afgerekend c.q. verrekend en dit blijkt ook niet uit de nota van afrekening van de notaris die de vrouw in het geding heeft gebracht. Het had op de weg van de man gelegen om zijn verweer nader (met stukken) te onderbouwen, maar dat heeft hij niet gedaan.
2.5.
De man wordt gelet op het voorgaande ook veroordeeld om een bedrag van € 341,29 aan gemeentelijke belastingen over het jaar 2022 aan de vrouw te betalen.
De tegeneis wordt afgewezen.
2.6.
De man stelt dat (a) de boedel nooit is verdeeld, (b) de vrouw zich de volledige inboedel van de voormalige echtelijke woning heeft toegeëigend, (c) de vrouw aan gereedschappen, inclusief apparaten zoals schuurmachines en dergelijke, een geldelijke tegenwaarde van € 2.500,00 onder zich heeft gehouden en (d) de man in het kader van de verdeling van de inboedel de matrassen, het bed, een aantal tafels, kasten en een gasfornuis met een waarde van € 2.000,00 zou hebben te ontvangen. De vrouw betwist dit alles gemotiveerd, terwijl de man zijn stellingen met geen enkel stuk heeft onderbouwd. Dat had - mede in het kader van het verweer van de vrouw - wel van hem mogen worden verwacht. De tegeneis wordt daarom, als onvoldoende onderbouwd, afgewezen.
De wettelijke rente is toewijsbaar.
2.7.
De wettelijke rente wordt toegewezen, omdat de vrouw genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en de man dat niet heeft betwist.
De proceskosten worden gecompenseerd.
2.8.
In de omstandigheid dat partijen ex-echtelieden van elkaar zijn, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Uitvoerbaarheid bij voorraad.
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de man om aan de vrouw te betalen € 3.241,29 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 6 januari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten betaalt;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.I. Mentink en in het openbaar uitgesproken.
38671